Review | Boeken

‘Creëer naakt en mateloos verzet’ (Jeroen Theunissen)

Jeroen Theunissen is één van de vijf genomineerden voor de Herman de Coninckprijs 2016. © Kaat Pype

Gisterenavond presenteerde dichter-poëziekenner Bart Van der Straeten ‘Hier woon je’, de nieuwe dichtbundel van Jeroen Theunissen waarin de vader zijn zoon toespreekt, maar ook de tijdgenoten.

Hoezeer je ook de zaken voor probeert te blijven, de actualiteit haalt je altijd in. Dat deed ze ook vanmiddag, toen ik mijn notities voor deze inleiding wilde gaan uitwerken tot een volwaardige tekst. Op Facebook sprongen twee nieuwsberichten in het oog: eentje met internationale waarde, de Nobelprijs voor de Wit-Russische Svetlana Aleksijevitsj, en eentje met lokale waarde: een bericht van de Giesbaergse Koleuren Gazette – ik verzin het niet – waarin, ik citeer, “een van de meest veelbelovende schrijvers van het Nederlandse taalgebied” werd voorgesteld. Die schrijver, las ik in het artikel, “woont in de Maarkedalse bossen” waar hij, ik citeer opnieuw, “rust en stilte” vindt in “het groen”.

Gevestigde waarde

'Creëer naakt en mateloos verzet' (Jeroen Theunissen)
© De Bezige Bij

Die schrijver heet Jeroen Theunissen, en dat is ook de auteur van de bundel Hier woon je (De Bezige Bij). Ik wil de Giesbaergse Gazette graag op één punt corrigeren: “veelbelovend”, die dodelijke kwalificatie voor jonge auteurs, is Theunissen al lang niet meer. Hij is inmiddels een gevestigd schrijver, die, sinds zijn debuut in 2004 , zes romans schreef en nu zijn derde dichtbundel voorstelt; hij is niet langer die jonge gast van wie je hoopt dat hij zich in zijn volgende boek verder zal vervolmaken, maar een gevestigde waarde, die met elk boek opnieuw zichzelf uitdaagt en altijd weer de kwaliteit levert die je van een gereputeerd auteur mag verwachten. Maar voor het overige geen klachten over de lokale pers van Geraardsbergen: ze heeft heel goed ingezien dat de activiteit van het wonen een belangrijke plaats inneemt in Theunissens oeuvre – zijn eerste bundel heette niet voor niets Thuisverlangen.

Maar het begrip “thuis” is niet meer zo vanzelfsprekend als het ooit was. Zijn wij, vandaag in leven zijnde mensen, thuis in de wereld van de Nobelprijswinnares – onder het motto: het is overal Wit-Rusland? Zijn we thuis in die grenzeloze, Europese, internationale politieke ruimte waarin na de Val van de Muur tal van mensen op zoek gingen naar een nieuwe identiteit, een nieuw geloof voor de toekomst? Of zijn we thuis in de bossen van de Vlaamse Ardennen, in onze villa, in onze fermette, op ons terras, waar het ’s zomers goed barbecueën is met vrienden? Die laatste wereld is een capsule, een cocon van grind en groen, een veilige plek waarin onze identiteit niet bedreigd wordt – althans niet door wat buiten ons staat.

Wonen met Heidegger

Wellicht wonen we in beide werelden. Maar er is meer. We kunnen niet spreken over wonen zonder te spreken over Heidegger. Hij definieerde het “wonen” als “een verblijf bij de dingen”. Die dingen, dat zijn voor Heidegger aarde, hemel, goden en stervelingen. De combinatie van die vier elementen noemt hij “het vierkant”. Een sterveling wóónt, zegt Heidegger, als hij alle onderdelen van dat vierkant tot hun wezen laat komen. Een sterveling die woont, onderwerpt de aarde dus niet aan zijn of haar wensen, maar laat haar vrij evolueren. Hij of zij ontvangt de hemel als hemel en volgt het ritme van dag en nacht, van licht en donker. De wonende mens verwacht, daarnaast, de goddelijken als goddelijken, dat wil zeggen: hij behoudt de hoop op een onverhoopte toekomst. En tot slot begeleidt de wonende sterveling zijn eigen wezen als sterfelijke – hij waakt tijdens zijn korte verblijf in de concrete wereld van bestaande dingen, over het bestaan en het voortbestaan van zichzelf en de drie andere elementen.

Stervelingen, mensen dus, hebben volgens Heidegger bovendien een taak, een dubbele taak zelfs: ze moeten enerzijds het bestaande verzorgen, en er anderzijds voor zorgen dat dat wat pas bestaat, maar nog niet tot wasdom gekomen is, kan groeien en zich kan ontplooien, zodat ook dàt pasgeborene kan gaan “verblijven bij de dingen”. In die zin is de sterveling die woont, ook een sterveling die bouwt. Het is die rol van bouwer die Jeroen Theunissen in zijn nieuwe bundel op zich heeft genomen.

In verzet leven

Jeroen Theunissen
Jeroen Theunissen© Kaat Pype

In Hier woon je spreekt een vader immers zijn zoon toe. In een lyrische monoloog doet hij een poging om zijn kind uit te leggen in welke wereld het terechtkomt, of beter: in welke werelden, en wat het daar kan of moet doen. Dat doet hij enigszins terughoudend, want: “je moet het zelf ontdekken”, maar toch vooral met zeer veel verbazing over de onwaarschijnlijke samenloop van omstandigheden die de wereld is, en met prikkelende verwondering over het mysterie van het mensenleven. Want ondanks alle wetenschappelijke verklaringen over de oerknal, Pangaea, het ontstaan van de soorten, evolutie en selectie, DNA en genenstrijd, blijven de antwoorden op de grote vragen ons ontsnappen: waartoe zijn wij hier, en hoe moeten we leven? De vader kan het niet laten om antwoorden te formuleren en biedt zijn zoon enkele heel concrete adviezen: “experimenteer, maak ruimte,/ creëer naakt en mateloos verzet”, klinkt het in een gedicht, en in een ander: “leef in verzet”, “overstijg jezelf en je angst”. En zoals dat gaat met spreekvaardige vaders die elke kans te baat grijpen om de wereld kond te doen van hun theorieën, zo spreekt, ja zingt hij 99 lange gedichten lang zijn hymne op het wonder van het leven.

Maar elk zijn eigen rol. Zoals peuters dat doen, zo laat de zoon zich af en toe gelden, om de twaalf gedichten horen we zijn stem .”Ik trek jouw aandacht/ tot je horendol wordt”, zegt hij tegen zijn vader, en hij waarschuwt in een ander gedicht zijn moeder dat ze nu nooit meer zorgeloos zal zijn. De moeder bevestigt dat in de bundel zelf: onderaan de pagina’s lezen we in een lange strook wat er in haar hoofd omgaat terwijl ze wacht op over man en kind. Zorg, vooral, en angst, en veel verlangen ook naar samenzijn.

Veel vaderlijke hoop

Veel tegenwicht bieden die tegenstemmen echter niet. Ze worden overstemd door de woordvloed van de vader, die adem en letters tekort lijkt te komen om dat wondere leven te bezingen. Want dat is misschien nog het opmerkelijkste aan de bundel: dat er bijzonder veel hoop in gloort, een groot geloof in de toekomst. Ondanks het feit dat deze “achterafplaneet” er niet bijzonder goed aan toe is, wenkt de belofte van een zinvol leven; een zinvol verblijf tussen de dingen en mét de dingen is mogelijk. “Op kwantumniveau”, zegt de vader, zijn immers “alle mogelijke toekomsten reëel”. De sleutels tot zo’n zinvol leven zijn te vinden in het spel, in de lach, in de “onstuitbare verbeeldingskracht” – in de eigenschappen, kortom, die het kind tot kind maken en die elke sterveling voor zich moet weten te bewaren: de pure verwondering om het concrete.

“Al valt de wereld niet te redden,” zegt de vader ergens, “de jeugd groeit op”. De opdracht bestaat erin te beseffen dat er altijd óók een jeugd is, en haar een plek te geven waar ze zelf kan wonen, kan verblijven bij en met de dingen. En ook al is onze kennis vluchtig en onzeker, twijfelen we aan alles, is elke uitspraak relatief, toch zijn er nu eenmaal dingen die we zien, ruiken, voelen, dingen die we kunnen aanraken, vogels die fluiten, een tafel van hout met een ruwe textuur, dingen die we niet kunnen ontkennen, omdat ze nu eenmaal, net als wij, zíjn, en omdat we over al dat zijnde kunnen praten met elkaar – we wonen ook in taal. Het doet de vader hoopvol besluiten: “waarheid bestaat”.

Nakomelingen én tijdgenoten

Hier woon je is een bundel die niet alleen spreekt tot de nakomelingen, maar ook tot de tijdgenoten. In dit posthumane tijdperk is dit boek een opmerkelijke uiting van geloof in de blijvende relevantie van onze soort in het eeuwig uitdijende en veranderende universum. Tegelijk is het een manifestatie van de blijvende relevantie van poëzie. Poëzie is de woonst van woorden die ons afschermt voor, maar ook in verband brengt mét de dingen waartussen we verblijven. Het is een taal waarmee we tasten naar de randen van het universum waarin wij, stervelingen, willens nillens een fysieke en een metafysische plaats bekleden – voor even, dan toch. Voelde de spreker in Theunissens eerste bundel nog heimwee naar een plek waarop hij geborgen kon zijn, een verlangen naar een onvindbaar geworden thuis, dan accepteert hij in Hier woon je dat deze onvolkomen, vaak vijandige wereld, hier en nu, zijn biotoop is geworden. En dat de mens er zijn plaats in kan vinden, zolang hij zijn menselijkheid omarmt.

Hier wonen wij dus, beste aanwezigen, sommigen van ons in het groen in Maarkedal of in mistig Minsk, anderen wonen in Geraardsbergen of in het grijze Gent, maar allemaal in dezelfde open ruimte tussen de diepzee en de sterren, en allemaal niet zo heel erg lang. Wat ons te doen staan is dit – en ik dank de sprekende vader uit Hier woon je voor het inzicht: het leven vieren in verwondering, omdat het er nu tóch is en omdat we er samen zijn. En daarnaast ook onze wereld bewoonbaar houden. Omdat het na ons niet ophoudt. Voorlopig nog niet.

Bart Van der Straeten

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content