Cees Nooteboom – Berlijn 1989-2009

Nootebooms Berlijnse getuigenissen tonen hoe snel de wereld verandert, hoe snel dat went en hoe snel we dreigen te vergeten, aldus Jeroen Vullings in Vrij Nederland.

Cees Nooteboom – Berlijn 1989-2009
met foto’s van Simone Sassen
Uitgeverij: De Bezige Bij
Aantal pagina’s: 413
Prijs: 23,90 euro
ISBN: 978-90-234-5109-9

Cees Nooteboom – Allerzielen
Met een nawoord van László Földényi
Uitgeverij: De Bezige Bij
Aantal pagina’s: 416
Prijs: 19,90 euro
ISBN: 978-90-234-5480-9

Nootebooms Berlijnse getuigenissen tonen hoe snel de wereld verandert, hoe snel dat went en hoe snel we dreigen te vergeten, aldus Jeroen Vullings in Vrij Nederland.

Het geldt voor alle boeken van Cees Nooteboom, die het metaniveau tenslotte nooit schuwen, maar Berlijn 1989-2009, zijn verzamelde Berlijnse notities, toont a fortiori het pulserende hoofd waaruit Nootebooms veelkantige oeuvre voortkomt. Freischwebende Intelligenz, uiteraard.

Maar ook extreme zelfkritiek, waardoor de schrijver vorsend boven zichzelf hangt. Zelfs als hij op Duitse bodem de krant leest, de Frankfurter Allgemeine, ‘een ernstige aangelegenheid’ in een land dat niet frivool met zichzelf omgaat. Hetgeen hem de kleine ironie ingeeft: ‘Waarschijnlijk kijk ik ook anders als ik hem lees.’

Zo geconditioneerd het over wereldstad Berlijn hebben, is natuurlijk de goden verzoeken. Het is tenslotte moeilijk om in de buurt van de Brandenburger Tor, stiefelend op de Berlijnse Allees, geheel verstoken te blijven van pathetiek – zeker in de periode dat daar zichtbare geschiedenis werd gemaakt zoals twintig jaar geleden met de val van de Muur. Na grote, Europese beweringen volgt dan ook een karakteristiek Hollandse relativering: ‘Geschiedenis, voorbij, twintig jaar geleden, de leeftijd van een volwassene die het al niet meer heeft meegemaakt, eigenlijk een beetje gênant om het er nog over te hebben.’

De stilist Nooteboom staat op scherp

Zware woorden laat hij volgen door een taalflonkering: ‘De Onderdrukking en De Vrijheid, De Strijd en De Geschiedenis, platonische ideeën in het paasbest van hun hoofdletters.’

Die preoccupatie met zijn (schrijvende) ik komt mij niet als koketterie of ijdelheid voor, maar als een reeds vroeg in zijn schrijversloopbaan ingesleten manier om, dwars tegen een tegenstribbelend overbewustzijn in, de pen op papier te kunnen zetten en zich niet te bezondigen aan de (later door hem gelaakte) romantische naïviteit waaruit zijn debuutroman Philip en de anderen voortkwam.

Uitgerekend bij een schrijver die vindt dat hij maar met mate over zichzelf mag spreken, maakt die constante ‘ruis’ van mentaal gekibbel de vertelstem in zijn proza juist nabij, menselijk en persoonlijk.

Intuïtief gemoed

In Berlijn 1989-2009 zijn die eigenschappen van cruciaal belang, want zijn onderwerp – geschiedenis die zich in het moment toont – is complex genoeg.

Nooteboom (Den Haag, 1933) was er toevallig bij in 1989, aan de vooravond van de Wende in Berlijn. Ook al was hij zich daarvan niet bewust, hij had, om met Remco Campert te spreken, een afspraak met de geschiedenis. Die zou van hem, door het enorme succes van Berlijnse notities (1990) ook een Duitse schrijver maken. De Prijs der Nederlandse Letteren gaat deze week dus naar onze grootste kosmopoliet.

Toen, in 1989, had hij wel wat anders aan zijn hoofd. De grote veranderingen voltrokken zich daar van dag tot dag en net als de anderen wist hij ook niet wat de toekomst in petto had.

Hij ging de straat op, voerde gesprekken, las de krant, bezocht exposities, bezag ontregelde Vopo’s, probeerde de indrukken, beelden en gedachten te ordenen in notities. Die op hun beurt niet karig zijn met associaties, poëtische en originele formuleringen, en daarmee opgeworpen gedachten. Waaronder zijn notie, dwars tegen Günther Grass in, dat de Duitse eenwording onvermijdelijk en noodzakelijk was.

Nooteboom voer op zijn intuïtie, die hem er bijvoorbeeld toe bracht om op het moment dat horden Oost-Berlijners westwaarts trokken, juist in tegenwaartse richting te reizen. In Oost-Berlijn loopt hij dan maar naar de straat waar de uitgeverij die twee van zijn boeken heeft gepubliceerd, gevestigd is.

Daarna loopt hij over Unter den Linden en ziet daar in de etalage van een grote boekwinkel de nog argeloze slachtoffers van de nieuwe tijd: een luxe-editie van het verzameld werk van Erich Honecker. ‘De boekjes zijn miniaturen, duimgroot, in leer gebonden.’

Datzelfde intuïtieve gemoed zorgt ervoor dat hij af en toe afstand neemt: door op Lesereise te gaan naar andere delen van Duitsland, waar de veranderingen natuurlijk ook voelbaar zijn.

Of door de dierentuin te bezoeken en naar snijdende ravenliedjes te luisteren, weg van mensen. Ook in de toen direct geschreven notities ziet hij kans afstand te nemen: door van de ene op de andere zin over zichzelf in de derde persoon te schrijven.

‘Iemand heeft een beurs voor Berlijn gekregen, iemand wil een boek gaan schrijven, iemand wordt achterhaald door de gebeurtenissen en bevindt zich plotseling in het midden van een draaikolk.’ Daarna de directe ik-vorm: ‘Ik ben partij geworden terwijl ik een buitenstaander was en ben, ik heb nooit kunnen vergeten dat dit mijn land niet is, en toch heb ik meegeleefd.’

Alles stroomt

Het zijn op de keper beschouwd dus eerder Duitse notities, zoals hij zelf toegeeft. Zelf zou ik ze eerder Groot-Berlijnse notities noemen, vanwege het belang van ‘Berlijn’ voor Nooteboom. Tussen aanhalingstekens, want ik doel niet alleen op de stad zelf, dat machtscentrum van het oude en nieuwe Europa, het zenuwpunt van een land dat andere landen meetrekt in zijn lot.

Dat alles is, vanuit zijn literaire oeuvre geredeneerd, geen afdoende verklaring voor Nootebooms blijvende fascinatie, die maakte dat hij bleef terugkeren en zijn ooggetuigeverslag van toen elk decennium herneemt: Berlijn 1989-2009 bevat drie delen ‘Berlijnse notities’, waarvan het laatste nieuw is.

Het heideggeriaanse idee van geschiedenis als continuüm – dus als een stellig nee tegen een reeks op elkaar volgende nu-momenten – duikt in Nootebooms thematiek hoofdlettergroot op als ‘de Tijd, het raadselelement waar alle tijden in wonen, die van ooit en toen, versleten, beschimmeld, vergeten, en die van ooit en straks, leeg, nieuw en ongrijpbaar’.

Dat idee vond een natuurlijke bedding in het magische Berlijn, brandpunt van verleden, heden en toekomst: ‘Hoe ziet een vis de rivier waarin hij zwemt? Hij kan er niet uit om afstand te nemen. Zoiets is er hier in Berlijn aan de hand. Alles stroomt.’ In fictievorm leverde dat zijn Berlijnse, meditatieve roman Allerzielen op.

Maar ‘Berlijn’ staat voor meer. Nootebooms persoonlijk motto, de aan de schilder Francis Bacon ontleende uitspraak ‘Ik geloof nergens in! Ik ben een optimist’ is een paradox die na lezing van Berlijn 1989-2009 aan betekenis wint. Nooteboom was er ook bij in Boedapest, 1956 toen Russische tanks een einde maakten aan de Hongaarse vrijheidsdroom en de beloofde westerse hulp uitbleef.

Dat verraad is een vormende ervaring geweest voor Nooteboom, die zich sindsdien liet kennen als anti-communist en anti-ideoloog. Zijn eerste stuk voor een krant eindigde met de machteloze woorden: ‘Russen, gaat naar huis.’

‘Berlijn, 1989’ is daarom niet minder dan zijn tot werkelijkheid geworden utopie. ‘Drieëndertig jaar geleden stond ik in Boedapest tussen een andere menigte, een die zich door ons verraden en verlaten voelde. Ook dat was geschiedenis, het zwarte spiegelbeeld van de dag die ik nu meemaak.’

Dat verplichtende besef van de geschiedenis verklaart ook waarom als proloog Nootebooms eerste reis naar Berlijn in 1963 in Berlijn 1989-2009 is opgenomen, toen hij een optreden van Chroesjtsjov op een congres van de Oost-Duitse communistische partij bijwoonde.

Logisch dat hij zich geen definitief afscheid toestaat van het steeds veranderende Berlijn. De Berlijnse getuigenissen tonen hoe snel de wereld verandert, hoe snel dat went en hoe snel we dreigen te vergeten. Vandaar dat Nooteboom zijn geliefde stad, voor het contemporaine deel van zijn Berlijnse notities, als een toerist (‘uit Phoenix, Arizona’) besluit te ondergaan. Hij neemt doodleuk een rondvaartboot en kijkt met nieuwe, ontvankelijke ogen.

Jeroen Vullings in Vrij Nederland

Partner Content