Benno Barnard

Catharijnevaart

Benno Barnard Lees hier de columns van de Nederlandse dichter en essayist Benno Barnard.

In memoriam patris en met dank aan Ingmar Heytze: een gedichtenschrift van Benno Barnard.

Hervat gedicht voor Willem Barnard

Dit gedicht schreef ik al eerder, jaren terug. Ik had gedroomd: je schreed als magiër door Hoog Catharijne, zonder stok, met regenjas. We moesten samen naar een diepte waar ik werkelijk ooit was, om gedichten voor te dragen in de onderaardse zalen waar de installatie voor de ventilatie eeuwig ruist en ruist. Je moet weten, of je wilt of niet, daar ligt een stad onder de stad. Betonnen serviceruimtes, magazijnen, schoonmaakploegen rammelen als mijnwerkers door de smalle gangen, alles ademt hechtenis. Als ik niet kan slapen lig ik vaak te spartelen in de gedachte dat die plaats nog zal bestaan als wij er niet meer zijn, maar ik dwaal af. Waar het om gaat: dat gedicht verdween in de magnetische velden van een harde schijf die vastliep. Dat komt ervan als je geen zwaluwbriefjes schrijft op blauwe lijntjes, zoals jij. Zo komt het dat ik jaren na dato mijn eigen dromen zit te redigeren, regisseren; technologie smaakt ook naar pijn, vooral als het niet werkt, en dat is meestal het geval. Daarbij, dromen over Hoog Catharijne lopen nooit goed af: je moet er, half somber, half wakker, zelf een aardig einde aan breien. Gelukkig is er soms genade, want vannacht droomde ik alles opnieuw. We stonden bij de lift te wachten als Dante en Vergilius,

maar dan anders, Dante en Sancho Panza misschien. Voordat de liftdeur openschoof kwam Tinka nader, jong en blozend, dwars door uitverkoop, muzak, forensen en publiek – ze straalde. Wat ze zong ben ik vergeten, maar je rechtte je rug, werd vijftig jaar jonger, liep met haar mee, het licht in. Ingmar Heytze
Ongepubliceerd


Op 21 november 2010 stierf mijn vader, negentig jaar oud. Het was de laatste zondag van het kerkelijk jaar, de zondag van Christus Koning. Mijn vader – niet alleen een groot lyricus, maar ook een groot kenner van de liturgie – was oud-katholiek, anglicaans op zijn Nederlands zeg maar. In die denominatie is de gangbare aanduiding: de zondag van de Voleinding.

Voor degenen in wier belevingswereld het kerkelijk jaar een uitgestorven diersoort is: dat jaar volgt de voornaamste gebeurtenissen in de verwarrende en dikwijls hermetische bibliotheek die de naam ‘De Boeken’ draagt, ta biblia in het Grieks, de Bijbel dus. De laatste ‘gebeurtenis’ is de verheffing van Christus tot Koning, wat de voleinding van de christelijke geschiedenis inhoudt (even afgezien van de wederkomst dan). Als je het zo opschrijft klinkt het tamelijk absurd, maar enige absurditeit behoort tot de charme van het christelijk geloof.

De Franse Revolutie bepaalde dat dat het geklep van de kerkklokken het gezonde boerenverstand vertroebelde en hing een seculiere klok op ieder gemeentehuis in de Republiek. Frankrijk, de oudste dochter van de Kerk, beroofde de tijd dus per decreet van zijn mythische allure. Je zou kunnen zeggen dat het kerkelijk jaar zich tot de kalender verhoudt als de kerkklok tot dat uurwerk op de gevel van de mairie. De schoonheid van het kerkelijk jaar is zijn mythische ongevoeligheid voor de dictaten van de alledaagse banaliteit.

Maar ik had het over mijn vader. Hij gaf de geest om half elf ’s ochtends, juist toen de klokken van de middeleeuwse kerk tegenover zijn huis plichtsbewust begonnen te beieren – op dat moment was de zondag van de Voleinding aangebroken.

Ik had drie dagen eerder afscheid van hem genomen. Hij kreeg via een pomp hoeveelheden morfine die indruk zouden hebben gemaakt op een negentiende-eeuwse Parijse dichter.

Zijn laatste woorden tegen mij waren: ‘Ken jij de etymologie van het woord oké?’ Die kende ik. Dat stemde hem tevreden. Toen verdween hij weer in de grot van Morpheus, die volgens de mythologie met klaprozen is versierd, als was die grot ergens in Vlaanderen gelegen.

Later op dezelfde dag begreep ik de volle omvang van zijn slotvraag pas. Ergens in de vorige eeuw, kort na de dood van mijn moeder – door mijn vader Tinka genoemd – vergezelde ik mijn vader op Pasen voor het eerst naar zijn oud-katholieke parochiekerk in Utrecht, de stad waar hij woonde. De pontificale hoogmis aldaar – esthetisch verfijnd, maar zonder in een concert te ontaarden, iedereen zong uit volle borst mee – beviel mij nogal. Ik kende het allemaal. Het stamde uit mijn kindertijd, die ik deels heb doorgebracht in Engeland.

De nacht daarop droomde ik dat ik een kerkgebouw zag. Op een soort timpaan boven de ingang – daar waar op Franse gemeentehuizen een klok hangt – stond geschreven: O.K. KERK. Dat vertelde ik hem toen ik hem kort nadien weer opzocht; hij moest er smakelijk om lachen: de oud-katholieke kerk was dus oké.

Zijn allerlaatste vraag aan mij betrof de wortelstok van dat woord. Een of andere synaps in zijn stervende brein zal wel de associatie hebben doorgegeven tussen de diepte van zijn levensovertuiging en de vraag of hij nu mocht sterven.

De lezer moet weten dat mijn toekomstige verwekker zo rond zijn vijftiende levensjaar volstrekt ongelovig was, maar in 1939 om dezelfde reden als de dichter W.H. Auden was teruggekeerd naar het christendom van zijn kindertijd: tegenover het absolute Kwaad, zoals gestalte gegeven door Hitler, moest ook het absolute Goed bestaan, zoals vleesgeworden in Van Nazareth. Auden en mijn vader omhelsden dus beiden het credo ut intelligam van Anselmus van Canterbury: ‘ik geloof om te begrijpen’.

Ingmar Heytze, die stadsdichter van Utrecht is, stuurde me ‘Catharijnevaart’ na de dood van mijn vader toe; ondanks een leeftijdsverschil van een halve eeuw waren die twee goed bevriend.

Om het gedicht te kunnen situeren, moet de lezer weten dat Utrecht, behalve een fraaie oude binnenstad, een Hoog Catharijne geheten winkelcentrum bezit, dat tamelijk nauwkeurig uitdrukking geeft aan het begrip tranendal. Daartegenover, aan de intact gebleven kant van een drooggelegde vaart, staat de oud-katholieke kerk, vanwaar mijn vader is uitgedragen.

Zou Ingmar bij het schrijven hebben bedacht dat Tinka – het uit de oorlog daterende koosnaampje van mijn jonge, blozende, dode moeder – een andere vorm van Catharina is?

(Een eerdere versie van deze tekst is eind vorig jaar in De Standaard verschenen.)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content