Boon 100

Michiel Leen ging op zijn Boontjes naar de openingsavond van het Boonjaar in Aalst kijken.

Dus ge trekt als dagbladschrijver naar de officiële opening van het Boonjaar in Aalst. ’t Is ternauwernood dat g’ernaartoe moogt, want op de redactie hebben ze hun portie Boongedruis al gehad nog voor het goed en wel begonnen is. Véél dat er te doen is, nu Boon 100 geworden zou zijn. Maar die opening wilde ge toch niet missen.

Het begint al goed: amper zijt ge ’t cultureel centrum binnengepikkeld of ge wordt aangeklampt door drie meiskens in rode korsetten die u een badge van Boon op uw revers spelden en een dooske snoepkes in uw verbouwereerde hand duwen.
Eenmaal in de zaal wordt ge welkom geheten door de schepen van cultuur. Dat ge vanavond allemaal Aalstenaar zijt. Daarna is ’t tijd voor het serieuze werk. Op groot scherm komen de Vlaamse schrijvers u eer betuigen.

Allemaal hebben ze de vreemde gewoonte aangenomen om u als “Lewie” aan te spreken. ’t Is Walter Van den Broeck die ermee begint. Ook de presentator, Freeck Braeckman van de VRT, doet dat. En Geertrui Daem en Tom Lanoye. Dimitri Verhulst doet het niet. Die komt vreemd genoeg in het hele verhaal niet voor vanavond. En de mensen zijn dat precies niet gewoon, zo naar een schrijver op een scherm zitten kijken, want ’t applaus aarzelt. En ’t aarzelt zéker wanneer Arne Sierens de verlichte geesten in het publiek een keer goed zijn gedacht zegt.

Jan De Lichte Het schoonst vindt ge nog de archiefbeelden van Boontje zelf, ontwapenend eerlijk tegenover zijn interviewers. Bij momenten wreed geestig, ook.

Peinst nu niet dat het vanavond enkel televisie was. Josse De Pauw, Tom Van Dyck, Jan Decleir en Marie Vinck halen uw boeken boven, “Menuet”,”De Kapellekensbaan”,”De Voorstad Groeit”, “De Bende van Jan de Lichte”, al die boeken die ge dringend nog eens zoudt moeten herlezen.

Als Jan Decleir voorleest hoe Jan De Lichte naar het schavot geleid wordt en een laatste bargoense kreet het publiek in slingert, ach, dan hebt ge geen beeldscherm nodig om het tafereel zo voor u te zien.

Taart “In Holland hebben ze mijne naam gemaakt,” zei Boon aan ’t eind van zijn leven, en ge kijkt er dan ook niet van op dat een Hollander de feestrede mag houden. P.F. Thomése, Boonbewonderaar, dankt uitvoerig. En zegt dat bewonderen ook toe-eigenen is: “Kijk eens wat ik gevonden heb.” Iedereen vanavond zijn Boontje, zijn Boonspeldje op de revers :ziet een keer hoe goed wij kunnen bewonderen. Nu wel.

En achteraf is er nog een receptie. Tussen twee stukken Boonverjaardagstaart door ziet ge een liberale oud-minister tussen het schoon volk laveren, en verderop staat een andere ex-minister, ge weet wel, die ooit nog begonnen is bij de Volksunie maar nu socialist geworden is. De diskjockey draait een hoop plaatjes uit de jaren stillekens en ook de meiskens in hun rode korsetten zijn daar weer: ze openen de tentoonstelling van -wat hadt ge anders gepeinsd? – de Fenomenale Feminateek, zodat de genodigden ook een keer die collectie blote beeldekens kunnen keuren. (Ge moet peinzen aan Pol Hoste, die schreef: “Zijn Feminatheek waar ze tegenwoordig zo’n spel over maken. Meer dan over al wat hij heeft geschreven. Het is ook gemakkelijker. Ge moet er niet voor kunnen lezen.”) Zoudt ge als bewonderaar hier vanavond ook ergens aan één van Boon z’n boeken raken?

En ge hebt die infantiele vraag lang van uw af kunnen houden, maar in de auto op weg naar huis stelt ge ze in uw eigen toch: wat zou Boontje daar nu zelf van gepeinsd hebben?

Michiel Leen

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content