Bavo Dhooge: de meest Amerikaanse thrillerauteur van Vlaanderen

© Houtekiet

Lukas De Vos las ‘Santa Monica’ vanop het terras in Nice en was verbluft door de filmische kwaliteiten van deze thriller die schreeuwt om een verfilming.

Niemand wist het beter dan DAF de Sade. ‘Justine ou les Malheurs de la Vertu’ (1791). Deugd baart uitsluitend rampspoed, goedheid zelfbegoocheling. Dhooghe is zijn luchtiger secondant. Dhooghe is én libertair én de meest Amerikaanse thrillerauteur van Vlaanderen, de Hugo Raes van het hard boiled genre. Hij schrijft (en als ik hem mag geloven schrapt ook) aan een verschroeiend tempo. Maar wel in de maat en met diepgang.

Scène. Ik zit hier vanop mijn terras te staren naar de groengrijze ribbelstroken van de Middellandse Zee tussen Argeles en Collioure. Niet de plek om ‘Santa Monica’ te lezen, een groter contrast dan met de zee van de Russische maffia in Nizza is nauwelijks voorstelbaar. Daar de groothertogelijke, protserige jachten, een gruwel voor de Italiaanse bevrijder Garibaldi die in het hoekhuis aan de haven geboren werd. Hier hooguit een rode kustwachter die voorbijdeint, in gelukkige vergetelheid dat iets verderop, in Banyuls, Walter Benjamin zijn slopende bergtocht naar Portbou in vrij Spanje aanvatte – vergeefse moeite, kort daarna pleegde hij zelfmoord. Daar opbod van poenigheid, hier amper een opgeschroefde versie van Blankenberge.

Zinderen als zwaluwen

Ik schets maar het contrast tussen de malheuren van zielegrootheid en la prospérité du vice. Dhooghe heeft de amoraliteit van het richtingloze bestaan helemaal in de vingers. Hij voelt de niets ontziende inhaligheid van het Amerikaanse contrat social tot in verzenen aan. Dhooghes Los Angeles thrillers zinderen als zwaluwen op een telefoondraad, zo symbiotisch is de monomane zucht naar winst versmolten met een aberrant, in Sades voetspoor omgekeerd gevoel voor immanente gerechtvaardigdheid.

‘Santa Monica’ is een variatie op de film ‘Repo Man’, de cultfilm van Alex Cox uit 1984, waarin een jonge punker uit de middenklasse verzeild geraakt in de diefstal van een wel hoogst bevreemdende wagen als schulddelging van een onwillige onvermogende – dat is ook het thema van deze even krasrijke als komische SF-thriller: “repossession”, opnieuw in bezit nemen van wat schuldenaars zich onrechtmatig hebben toegeëigend en niet kunnen terugbetalen.

De toeëigenaar van Dhooghe doet hetzelfde. Jack Spark, een verveelde en aan lager wal geraakte Vietnamveteraan, krijgt als buitenwipper (helaas heeft de Hollandse correktor dat alweer omgezet in het dwaze “uitsmijter”) bonje met zijn baas. Omdat hij zijn werk naar behoren doet en niemand binnenlaat zonder pasje. Alleen zit hij daardoor opgescheept met een jonge zwarte, die vanuit een limo aan de deur wordt doodgeschoten. Tot woede van zijn baas, Fats Foley, die hem nogal bars de levieten leest: “Ik wil je smoel hier niet meer zien. Ik wil dat je stript. Je laat je spullen hier achter bij de ingang. Het pak, de das, de zonnebril, het oortje. En ik wil dat die smeris erop toeziet dat je niets meeneemt” (blz. 34). Geen uniform, geen loon. Maar wel een sleutel die de zieltogende Afro hem laat meegraaien. “Ze blies haar laatste adem uit en daar zat Jack dan, met één hand in de zak van een dode dame, alsof hij haar dood had gevingerd” (blz. 25). Die sleutel wordt de sleutel tot het verhaal.

Denkend aan Elmore Leonard

Ik haal twee korte citaten aan, omdat ik op dit eigenste ogenblik overmand word door de dood van Elmore Leonard. De man die ooit zei: gebruik nooit een ander werkwoord dan zeggen in een dialoog, schuw elke Natureingang, beschrijf je personages nooit in detail, en laat alle bladzijden weg die je lezers sowieso gaan overslaan. Het zijn vuistregels die Dhooghe onverkort toepast, al beweert hij zelf dat hij bij Hemingway in de leer is gegaan. In zijn beknoptheid en visuele suggestie doet hij ook zijn filmopleiding alle eer aan, de vergelijking met ‘Repo Man’ ligt dan ook voor de hand. De luchtigheid waarmee misdaad tussen de ochtendboterham wordt gelegd, is in de hele S-serie van Dhooghe trouwens een waarmerk. Hij deelt die relativering-in-de-overdrijving met Mickey Spillane, de schepper van Mike Hammer (alweer een oorlogsveteraan), die ooit begonnen was als scenarist voor stripverhalen, voor comics.

Uiteraard wordt Foley het uitgelezen slachtoffer om van hem terug te pakken wat wettig gezien Sparks eigendom is. Zijn achterstallig loon, of het equiivalent daarvan. Om als repo-man te kunnen werken, moet hij natuurlijk het slot van diens flat forceren, en hoe kun je dat beter doen dan met een smoesje een slotenmaker te laten komen ? Blijkt het een slotenmaakster te zijn. Blijkt dat Monica (zeg maar Mon; Santa Monica verwijst dan meteen naar stad én medehoofdpersoon) wel in is voor een geintje meer of minder. Inbraken bij onbekenden waarbij simpele dingen worden geroofd, een duur uurwerk, een diamantje, een sieraad, iets onopvallends dus. En waarbij de sponde, de bar en het bubbelbad met graagte worden gedeeld. Klap op de vuurpijl, en ultiem doel van het getalenteerde duo wordt de uitkleding van the all-American hero, Randy Wells.

Verfilming gevraagd

De meest lucratieve manier om in Californië snel rijk te worden, is door een sekte te leiden. Wells heeft dat perfekt begrepen. Begonnen als heavy metal psychedelicus, rook hij meteen zijn kans als lid van de Mormonen. “Waarom nog tijd verdoen aan groupies als je zomaar drie of vier vrouwen kon hebben ? (…) Randy was een rocker. Je kon hem niet zomaar in toom houden” (blz. 83). En dus, ondanks de wijze raad van de ouderlingen, trouwde hij twee dagen later voor de tweede keer. En een derde keer. “En het leuke was, hij hoefde niet eens te scheiden”. Al snel leerde hij goedgelovigen door handoplegging (en in ruil voor wat pecunia of gisten) te genezen. De opmars van “de Heler” was onstuitbaar, want “hij leerde dat er een Profeet of Leider aan het hoofd van de kerk stond”. Kassa kassa. Het fortuin stroomt naar zijn bungalows, al ontkent hij stug rijk te zijn. Enig probleem worden zijn drie vrouwen, Trudy, Ruby en Lucy, drie hellevegen die hij liefkozend (en enigszins bedremmeld) “de feeks, het kreng en het misbaksel” noemt, de blonde, de zwarte en de oosterse. Die helaas liever zijn centen dan zijn piemel zien. Door ze handig tegen elkaar op te zetten brengt hij zijn rijkdom wel in veiligheid, maar plaveit hij tegelijk de brede roetsjbaan naar zijn ondergang. Sparks sleutel opent daarbij alle deuren.

Vanzelfsprekend als plot in al zijn eenvoud. Met een teaser er bovenop: waarom laat Spark niemand, zelfs Mon niet, binnen in zijn eigen flat ? Houdt hij wat verborgen ? Is het de drempel naar een happy end ? Of houdt Dhooghe gewoon de lezer voor het lapje ? Zeker is dat hij een niet eens te bewerken, speelbaar filmscenario heeft uitgewerkt, gevatte dialogen en archetypische personages en bloederige akties en cliffhangers en filmische tongue-in-cheek verwijzingen inkluis. Waar wachten Erik Van Looy of Jan Verheyen, of zelfs Rob Van Eyck op, om onmiddellijk achter de kamera te gaan staan ? Ik zal het eerste kaartje kopen voor de première in de Sundance Cinema’s op Sunset Strip. Een beter lokatie op de neg van wetteloosheid, drankvermogen en gokgenoegen is nergens te vinden. Laat het u gezegd zijn: Bavo Dhooghe wordt de Billy Wilder van de gangsterfilm. Met toetsen van Woody Allen en Mel Brooks erbij. Plat cynisme, valse romantiek, en hilarische kolder samen. Wat wil een mens nog meer ? Seks ?

Bavo Dhooghe, ‘Santa Monica’. Antwerpen/Amsterdam, Linkeroever/Luitingh-Sijthoff 2013, blz. 283.

Lukas De Vos

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content