Bart Koubaa – Maria van Barcelona

Bart Koubaa schreef met Maria van Barcelona een anarchistische ode aan het licht in Barcelona. Hoe allegorisch kan een romaneske imitatie van de Sagrada Familia zijn?

Bart Koubaa – Maria van Barcelona

Uitgeverij: Querido, Amsterdam/Antwerpen

Aantal pagina’s: 308

Prijs: 19,95 euro

ISBN: 978-90-214-3884-9

Gelaagd zeker. Maar geslaagd? In Maria van Barcelona, zijn vijfde roman, laat Bart Koubaa alle remmen los, maar echt vaart krijgt zijn roman daardoor niet. Integendeel zelfs.

Na een beloftevolle opening waarin wordt gesuggereerd dat de verteller een maatschappijkritische satire wil schrijven over het non-event dat de varkensgriephype was, waaiert het boek uit tot een essayistische bespiegeling over licht en vrijheid in het Catalaanse Barcelona versus Belgische duisternis en bekrompenheid in het grijze Oostende.

Door het publiekssucces van De leraar, waarin hij min of meer rechtlijnig een ontluisterend portret tekende van een leraar die geleidelijk aan alle trappers kwijtraakte, moet Koubaa gedacht hebben dat hij eindelijk eens naar hartenlust kon freewheelen.

Hij ging op literaire vakantie om het schrijvershoofd vrij te maken. Koubaa, die altijd al vanaf zijn debuut Vuur een geëngageerd schrijver is geweest, wou blijkbaar een hommage brengen aan zíjn Barcelona waar hij zich helemaal thuis voelt en enkele maanden per jaar naartoe trekt.

Maria van Barcelona van het gelijknamige boek krijgt uitgebreid de tijd om Koubaas fascinatie voor die stad te ventileren: ‘De zon is (er) waarlijk God.’ En de mensen zijn er ‘onafhankelijkheidsstrijders’ die altijd ‘klaarstaan voor het grootse avontuur’. En natuurlijk is er Barça, het voetbalteam, en Johan Cruijff, de magiër, en lekkere pulpo (inktvis) en ongegeneerde conversaties tussen de locals die zonder complexen hun hart luchten.

Toch trekt Maria naar Gent, dat van alle Vlaamse steden nog het meest op Barcelona lijkt, aldus de verteller. Ze wil aan de plaatselijke kunsthogeschool een project maken rond het belang van de fotografische blik. Professor Guardiola, haar mentor met de naam van een Barcelonese stervoetballer, had haar danig onder de indruk gebracht met de stelling dat ‘we veranderen door te kijken’.

Maria komt uiteindelijk terecht in Oostende – ‘een golf die uit een fles werd bevrijd’ – om er als prostituee te werken én beschuldigd te worden van de verspreiding van een virus dat mensen doet balken als een ezel voordat ze sterven. Een politie-inspecteur verhoort haar en zo vormt Maria’s reconstructie van het gebeurde de hoofdmoot van deze roman.

Ergens wordt gesuggereerd dat haar Spaanse promotor die haar in Oostende komt opzoeken verantwoordelijk is voor de import van het virus vanuit Mexico, maar echt duidelijk wordt het niet omdat Koubaa allesbehalve een thriller wou schrijven.

Noem het een allegorie of een parabel waarin de verteller via zijn vrijgevochten Barcelonese mondstuk Maria de Belgische ‘binnenvetters en grijze koningen’ de levieten wil lezen: ‘België heeft geen ruggengraat, het moet dringend gekraakt worden. Maar nee, wachten en maar wachten op een doktersvoorschrift zodat het de tien beurten bij de kinesist terugbetaald krijgt. Alles is grijs en grauw als steenkool.’

Alleen de Tripel Westmalle mag er zijn en enkele schilders, zoals James Ensor of William Turner, die de vrolijke anarchie (Ensor) of de lichtcultus (Turner) in hun werk predikten.

Koubaa mag zich nog zo uitsloven om dit grondschema te bedekken met allerlei betekenislagen – je kunt deze roman ook lezen als een kerstverhaal met een Maria, een Jozef en een ezel of als een schildersroman die het licht celebreert – maar helpen doet het niet om deze romaneske imitatie van de onaffe Sagrada Familia een eigen smoel te geven.

Het blijft bij een te cerebrale spielerei rond een basistegenstelling – licht versus duisternis en vrijheid tegenover bekrompenheid – die te dik in de verf wordt gezet. Koubaa had zich misschien beter iets meer tijd gegund en vooral de eerste les voor elke schrijver behartigd: kill your darlings.

Nu zwelgt hij in de eigen associaties tot de lezer zich geërgerd afvraagt wat hij met dit privéfeestje eigenlijk te maken heeft. Hij voelt zich alleszins niet uitgenodigd en na een tijdje simpelweg buitengesloten.

Koubaa heeft zijn pleziertje nu gehad. Tijd om opnieuw aan het echte werk te beginnen.

Frank Hellemans

Partner Content