Vrije Tribune

‘Zou het kunnen dat we nog steeds niet goed beseffen welke impact CETA kan hebben?’

Vrije Tribune Hier geven we een forum aan organisaties, columnisten en gastbloggers

Bart Staes, Wouter Van Besien en Wouter De Vriendt van Groen over de stemming over het CETA-verdrag vandaag in het Vlaams parlement.

De meeste mensen beginnen spontaan te geeuwen als ze het acroniem CETA horen: het Comprehensive Economic and Trade Agreement tussen de EU en Canada. CETA is niet zomaar een handels- en investeringsverdrag met Canada, het is vooral het eerste van een nieuwe generatie verdragen met nieuwe regels en nieuwe instellingen om de markten te liberaliseren en waar nodig regelgeving op te kuisen. Maar voor velen is CETA boring, passé, over en out. Bent u écht zeker? Of zou het kunnen dat we nog steeds niet goed beseffen welke impact dit vrijhandelsakkoord nieuwe stijl kan hebben?

Net als het in de vriezer belandde handelsakkoord tussen de EU en de VS (TTIP) gaat dit handelsakkoord verder dan veel traditionele handelsakkoorden. Want er worden niet alleen douanetarieven vrijwel helemaal afgeschaft, ook opent het akkoord de markten voor openbare aanbesteding, bevat het afspraken over samenwerking over regulering, de bescherming van intellectueel eigendom, het liberaliseren van diensten, én de fameuze en gecontesteerde bescherming van investeringen (ICS).

Zou het kunnen dat we nog steeds niet goed beseffen welke impact CETA kan hebben?

Terwijl de Vlaamse en federale parlementen deze weken de ratificatie van het fameuze CETA handelsverdrag bespreken en stemmen, vinden achter de schermen onderhandelingen plaats tussen Europese en Canadese ambtenaren over het op elkaar afstemmen van regels. Ver van camera’s, civiele samenleving en parlementsleden kunnen deze ‘anonieme’ ambtenaren dus handelsafspraken tussen de EU en Canada wijzigen in de annexen van het CETA-verdrag, zonder dat daar opnieuw goedkeuring van welk parlement dan ook voor nodig is.

CETA is namelijk wat men noemt een ‘levend verdrag’. Ook na goedkeuring en ratificatie door de Europese instellingen en nationale parlementen kunnen er in CETA nog zaken veranderen, via de zogenaamde ‘regelgevende samenwerking’. Het was één van de ‘nieuwigheden’ van CETA, een handelsverdrag 2.0, zoals zelf hard-core vrijhandelsadept, oud-WTO baas en handelscommissaris Pascal Lamy ooit zei.

Regelgevende Samenwerking

Het is deze zogenaamde ‘regelgevende samenwerking’ die – samen met ICS, het buiten de normale, nationale rechtssystemen beslechten van klachten van bedrijven tegen overheden – één van de belangrijkste kritiekpunten van talloze maatschappelijke organisaties en progressieve politici vormde. Om ervoor te zorgen dat productstandaarden en regelgeving van Canada en de EU ‘beter op elkaar aansluiten’ wordt deze regelgevende samenwerking geïnstitutionaliseerd in CETA.

Door te streven naar zoveel mogelijk overeenstemming tussen Canadese en Europese regels bestaat het risico dat belangrijke debatten en overwegingen over (toekomstige) wetgeving in het algemeen belang zich verplaatsen van democratisch gelegitimeerde parlementen naar besloten technische werkgroepen. Aangezien de directoraten Interne Markt en Industrie van de Europese Commissie verantwoordelijk worden gemaakt voor die regelgevende samenwerking, ziet het er naar uit dat het promoten van handel belangrijker wordt geacht dan de bescherming van consumenten, milieu of werknemers. De procedures bieden bovendien extra mogelijkheden voor inspraak van het bedrijfsleven om wetgeving in het algemeen belang te frustreren of te vertragen.

De eerste vergadering van het hoogste niveau van deze ‘ambtelijke CETA-schaduwregering’, het zogenaamde ‘CETA Joint Committee’ vindt waarschijnlijk plaats in september. Maar de laatste weken en maanden vonden reeds talloze vergaderingen plaats van de zogenaamde ‘Regulatory Cooperation Forum’ (RCF), maar dan over specifieke onderwerpen, zoals de financiële sector, openbare aanbestedingen, publieke dienstverlening of de biotechsector. Als industrietakken of bedrijfslobby’s aan weerskanten van de oceaan vinden dat bepaald beleid best wat geharmoniseerd zou worden, dan wordt dat binnen zo’n RCF besproken. En ja, wie het weet kan online een vage agenda vinden, maar beknopte verslagen van wat daar exact besproken werd, laat staan besloten, daar hebben we het raden naar. Transparantie 2.0.

‘Onze standaarden rond voedselveiligheid zullen niet worden verlaagd’. Herinnert u zich toevallig die uitspraak van handelscommissaris Karel De Gucht en anderen nog? De regelgevende samenwerking is niet beperkt tot welbepaalde sectoren waar de EU en Canada een gelijk beschermingsniveau hebben. Als er één zaak een doorn in het oog is van de Canadese business, dan zijn het de Europese standaarden, het voorzorgsprincipe en de wijze waarop Europa de effecten beoordeelt van chemische (hormoonverstorende) stoffen, pesticiden in voedsel, en biotech-producten. Het grote verschil tussen de EU en de landen aan de andere kant van de Atlantische oceaan, is de Verenigde Staten en Canada het voorzorgsprincipe als een onwetenschappelijke handelsbarrière beschouwen. Zij zullen een chemische stof pas verbieden als onomstotelijk is aangetoond dat die schade oplevert voor de mens. In Europa kunnen middelen waarvan vermoed wordt dat ze schadelijk zijn, veel sneller van de markt geweerd worden.

Dit voorzorgsprincipe is een hoeksteen van het Europese milieu- en gezondheidsbeleid. Het voorzorgsprincipe treedt in werking bij de introductie van een nieuwe technologie of product, waarbij onvoldoende zekerheid over de veiligheid bestaat. Wanneer er een reële kans bestaat dat die technologie of het product leidt tot serieuze of onomkeerbare schade voor de volksgezondheid of het leefmilieu, dan stelt het voorzorgsprincipe dat de producent verantwoordelijk is voor het leveren van de nodige bewijslast.

Kort samengevat: beter voorkomen dan genezen. Grote multinationals, bepaalde wetenschappers – financieel afhankelijk van deze bedrijven – of dogmatische voorstanders van vrijhandel, vinden dat Europa dit voorzorgsprincipe misbruikt om zo bijvoorbeeld genetisch gemodificeerde organismen (GGO’s) of chemische producten te verbieden. Er is een hele nieuwe generatie GGO’s in ontwikkeling waarover een procedure bij het Europees Hof van Justitie (ECJ) loopt, met als centrale vraag deze GGO’s gereguleerd en gelabeld moeten worden of niet. Exact dit thema is dus onlangs besproken binnen zo’n RCF, op vraag van commercieel belanghebbenden.

In dit opiniestuk hebben we het dan nog nauwelijks gehad over de kwalijke effecten van het Investment Court System – waarvan de wettelijkheid op vraag van België op dit moment nog altijd onderzocht wordt door het Europese Hof van Justitie – op onze mogelijkheden om onze burgers te beschermen. Willen we onze hoge Europese standaarden behouden en – vooral – in de toekomst nog de mogelijkheid hebben deze standaarden verder te verhogen, dan mag CETA niet goedgekeurd worden.

Met de instemming met het decreet vandaag, woensdag 20 juni, op de agenda van het Vlaams Parlement en mogelijk al volgende week op de agenda van het federaal parlement, roepen we nu onze collega-parlementairen op nog eens goed na te denken en CETA niét goed te keuren.

Bart Staes (Europees parlementslid Groen)

Wouter De Vriendt (Federaal parlementslid Groen)

Wouter Van Besien (Vlaams parlementslid Groen)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content