Walter De Smedt

‘Zal Wallonië zich even fel verzetten tegen hervorming Belgische justitie als tegen CETA?’

Walter De Smedt Strafrechter op rust, enige Belg die ooit zowel lid was van het Comité P als het Comité I

‘Wil het Waalse verzet tegen CETA zijn ernst behouden, dan kan het ook niet naast de Belgische problemen kijken’, vindt Walter De Smedt, die de parallel trekt tussen de geplande arbitragerechtbanken in het handelsverdrag, en de Belgische justitiehervorming.

Het vrijhandelsakkoord met Canada blijft nazinderen. Dat komt vooral omdat er vragen blijven bestaan over wie gaat beslissen wanneer er betwistingen ontstaan bij de uitvoering ervan: wie gaat er rechter zijn? Voor de modale Belg is dat een verrassende vraag. Want wij kennen maar één soort van rechters: namelijk zij die van rechter zijn een beroep hebben gemaakt, voor het leven zijn benoemd, en die niets anders mogen doen dan dat: rechters kunnen niet tegelijk hun wedde optrekken en nog elders bijklussen. Dat mag niet omdat rechters onafhankelijk en onpartijdig moeten zijn. Bijklussen voor een ander bedrijf dan justitie houdt het gevaar in van belangenvermenging: “wiens brood men eet diens woord men spreekt”.

‘Zal Wallonië zich even fel verzetten tegen hervorming Belgische justitie als tegen CETA?’

Daar zit dan ook het gevaar van arbitrage, de andere wijze om rechter te zijn, zoals door internationale akkoorden als het CETA wordt toegepast. In dergelijke akkoorden worden de rechters meestal aangeduid volgens de regels van de Wereldbank: Iedere partij kiest een arbiter en vervolgens kiezen de twee arbiters een voorzitter. Met de uitspraak van het trio kan men dan beslag leggen of schadevergoedingen opstrijken.

Vereisten

Wie over een conflict moet beslissen en hoe dat dient te gebeuren is Europees en universeel vastgelegd: het moet om een onafhankelijke en onpartijdige instantie gaan en de afhandeling moet openbaar gebeuren. Dat is in een arbitragerechtbank niet het geval omdat twee van de rechters elk een partij vertegenwoordigen en omdat het proces niet openbaar maar vertrouwelijk gebeurt.

Er is ook nog een andere vereiste die voor iedereen begrijpelijk is: het moet ook eerlijk gaan. En ook daar zijn overigens dezelfde Europese en Universele verklaringen van toepassing: de Rechten van de Mens moeten worden geëerbiedigd. Dat een arbitrage-rechtbank hier niet toe gehouden is is wellicht nog het grootste gevaar. Want de mensenrechten hebben de nationale staten verplicht het gelijkheidsprincipes te handteren, burgers, en het milieu waarin zij leven, te beschermen tegen de macht van financieel sterkeren.

Multinationals versus nationale staten

Het laatste element is in internationale handelsverdragen een doorslaggevend punt: multinationals zijn immers sterker dan de nationale staten, hun commercieel belang staat veelal tegenover de bescherming van de individuele consument en van het milieu. Bovendien toont de praktische toepassing van dergelijke vorm van conflict afhandeling dat de door de multinationals geclaimde schadevergoedingen dermate omvangrijk zijn dat het budget van een nationale staat er door aangetast wordt en de staten daarom geneigd zijn een akkoord te sluiten om deze enorme schadeclaims te vermijden.

Vervanging van onafhankelijke beroepsrechters

De vervanging van de onafhankelijke en onpartijdige beroepsrechter heeft zich niet alleen doorgezet in internationale verdragen. Deze wijze van conflictafhandeling is ook doorgedrongen in de nationale wetgeving. Zelfs in een domein dat van openbare orde is (wat betekent dat er niet van kan afgeweken worden) als de strafrechtprocedure, de wijze waarop misdrijven worden beoordeeld en gesanctioneerd, heeft de beroepsrechter steeds meer terrein moeten prijs geven. In ons land maakt dat zelfs de ruggengraat uit van het huidige hervormingsplan voor justitie.

Vooreerst werd de rechter vervangen door een GAS-ambtenaar. Deze ambtenaar is een aangestelde van het plaatselijk bestuur en dus een partij in een proces dat geen gerechtelijk karakter meer heeft en evenmin openbaar wordt gevoerd. Het fenomeen dat een ambtenaar tegelijk kan beslissen om al of niet te vervolgen, en hij bovendien ook over de sanctie kan beslissen, rechter én partij kan zijn, kreeg een nog belangrijker vervolgstuk: dezelfde techniek werd ook door de procureur des Konings overgenomen. Onder de mom dat het openbaar ministerie het monopolie heeft van de vervolging heeft ook deze vervolgingsambtenaar het recht verkregen niet alleen om al of niet te vervolgen, maar ook om een sanctie, een minnelijke schikking, op te leggen. En ook deze afhandeling gebeurt vertrouwelijk en niet openbaar.

Bovendien wordt ook de vereiste van eerlijke behandeling daardoor ontweken: het volstaat dat de procureur het opportuun vindt. En om het beweerde monopolie over de vervolging recht te houden wil het beleid ook de tegenspraak ervan, het recht van iedere burger om zich burgerlijke partij te stellen en daardoor een gerechtelijk onderzoek op te starten of rechtstreeks te dagvaarden voor de strafrechter, afschaffen.

Verruimde minnelijke schikking

Door de wet op de verruimde minnelijke schikking die aan het openbaar ministerie de bevoegdheid gaf om al of niet te vervolgen en te sanctioneren kwam het fenomeen van “de nieuwe rechter” in ons land op het voorplan en werden er ook rechterlijke beoordelingen over uitgelokt.

In de door de Liga voor de Mensenrechten aangebrachte betwisting m.b.t. de verruimde minnelijke schikking stelde de Raad van State enerzijds dat “deze zogenaamde minnelijke schikking aan de parketmagistraten de mogelijkheid biedt misdrijven op een buitengerechtelijke wijze af te handelen” en anderzijds dat het college van procureurs-generaal, dat samen met de justitieminister het strafrechtelijk beleid bepaalt, “tot de rechterlijke macht behoort”.

Deze stellingname, die het huidig politiek beleid ondersteunt, roept evenwel belangrijke vragen op. Is in het strafrecht, een domein dat tot de openbare orde behoort, een ” buitengerechtelijke” afhandeling mogelijk? Laat de Grondwet wel toe te besluiten dat er een ” buitengerechtelijke rechterlijke macht” bestaat tot dewelke het college van procureurs-generaal en zelfs een politieke mandataris als de justitieminister, toch de meest eminente vertegenwoordiger van de uitvoerende macht, behoren? Is dat dan geen bevestiging van de afkalving van de scheiding der machten?

‘De nieuwe rechter’

Het Grondwettelijk Hof gaf in dezelfde betwisting en op vraag van dezelfde partij een geheel ander antwoord: Het Hof keurde de wet op de verruimde minnelijke schikking af omdat er geen rechterlijk toezicht was op de opportuniteitsbeslissing van het parket en gaf ook het verschil aan tussen het statuut van de van het ministerieel gezag afhankelijke parket magistraat en de geheel onafhankelijke en onpartijdige rechter, reden waarom rechterlijk toezicht zowel naar de Grondwet als naar de supranationale regelgeving verplicht is.

Omdat het Grondwettelijk Hof in deze materie het hoogste gezag heeft is er nu klaarheid gebracht in de toelaatbaarheid van de nieuwe vormen van conflict afhandeling bij wijze van “de nieuwe rechter”, de bestuurlijke onder de vorm van de GAS ambtenaar, en de gemengd gerechtelijk-bestuurlijke door de uitbreiding van de bevoegdheden van de vervolgingsambtenaren van het parket tot het rechterlijk monopolie.

Het Waalse verzet tegen de onbehoorlijke conflict afhandeling in het CETA waarvoor inderdaad heel wat ernstige en gegronde elementen zijn kan niet worden afgezonderd van dezelfde problematiek zoals die nationaal door de nieuwe vormen van conflict afhandeling bij wijze van uitgebreide minnelijke schikking door de “buitengerechtelijke rechterlijke macht” van het openbaar ministerie, het college van de procureurs-generaal en de justitieminister wordt opgeworpen.

Wil het Waalse verzet zijn ernst behouden kan het ook niet naast deze nationale problematiek kijken. Hier hoeft zelfs niet gewacht op een tussenkomst van een hoger rechtscollege want dat heeft zich in ons land reeds duidelijk uitgesproken.

Daardoor blijft nog het enkel politiek facet van deze problematiek te behandelen: kan het hervormingsplan van justitieminister Koen Geens gezien de afkeuring van wat er de ruggengraat van uitmaakt -de afkeuring van het fenomeen van “de nieuwe rechters”- door de lopende potpourris worden ” geratificeerd”? Of is de heer Magnette geen ‘Sant in eigen Land’?

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content