Het was alsof Bart De Wever vorige week een toverwoord gebruikte. In een interview met Radio 2 Antwerpen zei hij quasi achteloos dat het land nood heeft aan een eigen Patriot Act, en op slag ging het publieke debat alleen dáárover. Je mag ervan uitgaan dat niet alle luisteraars precies weten wat de Patriot Act inhoudt – en dat weet De Wever best. Zijn verwijzing naar de beruchte wet die na 9/11 de Amerikaanse veiligheids- en inlichtingendiensten ongekende armslag gaf, is niet bedoeld voor Antwerps gebruik. Zijn uitspraak heeft meer weg van een precisiebombardement op de Wetstraat en de vaderlandse pers.

In het parlement trekt de oppositie voor het eerst het initiatief naar zich toe. De regering-Michel zit in het defensief vanwege het uitstel van de kernuitstap, de vermindering van de nucleaire rente, en het gebrek aan duidelijke communicatie over de afkondiging en de intrekking van dreigingsniveau 4 in Brussel. Op hetzelfde ogenblik werkten de zwakste twee ministers van de Vlaamse regering zich in nesten. De Raad van State haalde de ‘Turteltaks’ van minister van Energie Annemie Turtelboom onderuit, en in de aanloop naar de klimaattop in Parijs kreeg milieuminister Joke Schauvliege maar met de grootste moeite een miniklimaatplan rond. En terwijl dat allemaal aan de gang was, werd duidelijk dat ook binnen de Vlaamse regering de steun voor Uplace afbrokkelt.

Om al dat onheil af te wenden, pakte De Wever uit met een oude Wetstraattruc. Met zijn ideetje over de Patriot Act leidde hij de aandacht af van ‘linkse’ thema’s zoals leefmilieu, en zorgde hij ervoor dat het zoeklicht van de media weer werd gericht op de centrale boodschap van de N-VA: veiligheid.

Het past ook in De Wevers strategie om de veiligheidswetgeving in snel tempo te actualiseren en te moderniseren – lees: te verharden en te verstrengen. De N-VA-voorzitter is niet de enige politicus die zo denkt. Na de aanslagen in Parijs kondigde de Franse president François Hollande de noodtoestand af, en liet hij de Raad van Europa weten dat zijn land sommige artikels van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens heeft opgeschort. Ook de Belgische premier Charles Michel wil de grondwet aanpassen om nachtelijke arrestaties mogelijk te maken en de voorlopige hechtenis uit te breiden.

Op het eerste gezicht klinkt dat niet onlogisch. De West-Europese samenleving moet een uitzonderlijke golf van agressie het hoofd bieden. Dat kan alleen als ook de overheid over bijzondere middelen beschikt.

Die vraag naar een uitzonderingsregime is niet nieuw. In het begin van de jaren tachtig werd België getroffen door een economische crisis van uitzonderlijke omvang en duur. Zelfs koning Boudewijn hanteerde toen oorlogsretoriek: ‘Het is oorlog: oorlog voor het behoud van onze economie, voor het welzijn van allen, en voor onze plaats in de wereld.’ Daarop kondigde de centrumrechtse regering-Martens V de politieke noodtoestand af. Men besliste met ‘volmachtsbesluiten’ te regeren. De regering hoefde die volmachten niet vooraf aan het parlement ter stemming voor te leggen, zoals bij een gewone wet. Volmachten werden achteraf bekrachtigd. Het parlement werd buitenspel gezet.

Toch is er een essentieel verschil tussen Wilfried Martens’ volmachten (in de economische oorlog) en Charles Michels grondwetswijziging of De Wevers Patriot Act (in de strijd tegen terreur). De volmachten waren tijdelijk: het parlement werd niet afgeschaft. Maar de recente initiatieven lijken definitief bedoeld. Ook als het straks veiliger wordt, blijft de grondwet aangepast en is de Belgische Patriot Act een feit. Terwijl dat juist een wezenlijk kenmerk is van bijzondere maatregelen. Ze zijn een antwoord op uitzonderlijke omstandigheden, en hebben maar één bedoeling: de toestand zo snel mogelijk weer normaal maken. Een uitzonderingstoestand is maar te verantwoorden als hij bedoeld is om zo vlug mogelijk overbodig te zijn.

Wie van een noodtoestand de nieuwe normale toestand wil maken, speelt met de democratie. Politici denken misschien dat ze de burgers op die manier een gevoel van veiligheid geven, maar meestal versterken ze juist een klimaat van angst en onzekerheid. Het is in Frankrijk François Hollande overkomen. In naam van de principes van de verlichting en de strijd voor de democratie zorgde hij voor de ultieme legitimatie van het Front National, en dus van extreemrechts. Leg dat maar eens uit op de inburgeringscursus.

WALTER PAULI is redacteur van Knack.

Wie van een noodtoestand de nieuwe normale toestand wil maken, speelt met de democratie.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content