Olivier Goessens (Comac)

‘Werkbaar werk betekent volgens deze regering vooral dat werkgevers meer mogen eisen van hun personeel’

Olivier Goessens (Comac) Ondervoorzitter van Comac (de jongerenbeweging van de PVDA)

‘Jongeren zitten niet te wachten op meer flexibiliteit, maar wel op een herverdeling van werk’, schrijft COMAC-voorzitter Oliver Goessens.

In de Kamer is het debat gestart over de Wet-Peeters, officieel het “wetsontwerp voor werkbaar en wendbaar werk”. Daarbij ligt het accent wel zeer sterk op de ‘wendbaarheid’, een synoniem voor flexibiliteit is dat. Meer interim, meer deeltijds werk met flexibele uurroosters, meer overuren, dat is volgens de regering de enige weg vooruit. Maar klopt het wel dat de arbeidsmarkt van de toekomst per se hyper-flexibel moet zijn? Gezien de realiteit in de interimsector en met deeltijds werk, zal de Wet-Peeters vooral meer vrijheid geven aan werkgevers om meer te eisen van personeel. Als we daarentegen de arbeid herverdelen, zoals met een 30-urenweek, kan de gehele samenleving genieten van de digitalisering en robotisering. Dat is pas een modern idee voor een arbeidsmarkt van de 21ste eeuw.

Autonomie of flexibiliteit?

De arbeidsmarkt van de 21ste eeuw is een stuk complexer dan die van de vorige eeuw. Dat komt onder andere door de digitalisering, de robotisering en de toegenomen productiviteit. Op zich zijn dat prachtige fenomenen die onze samenleving vooruit zouden kunnen helpen. Maar helaas moeten we in heel de EU vaststellen dat de werkloosheid stijgt. De jongerenwerkloosheid zit zelfs op een historisch hoogtepunt. In België alleen al ruim zijn 120.000 jongeren tussen 20 en 24 jaar vruchteloos op zoek naar werk. Parallel met die evoluties zetten bedrijfsleiders en beleidsmakers een proces is van versnippering van de vaste contracten, individualisering van de werktijden en verlenging van de carrière. Bij dat proces gaat de vooruitgang, althans voor de werknemers, jammer genoeg verloren. In plaats van te genieten van de toegenomen productiviteit, moeten we harder, langer en met minder sociale bescherming werken. Dat is wat de Europese Commissie onder “modernisering van de arbeidsmarkt” verstaat en wat zij oplegt aan alle lidstaten, met de gedwongen deregulering van de arbeidsmarkt in Griekenland, Spanje en Portugal en met wetsontwerpen als de Loi El Khomri in Frankrijk en de Wet-Peeters bij ons in België.

Op die manier dreigt onze generatie de burn-out generatie te worden: langer en harder werken op een arbeidsmarkt die steeds minder kansen biedt. Eind augustus 2016 pakte de Antwerp Management School uit met een grootschalig onderzoek naar de tevredenheid en de wensen van Vlaamse werknemers. Conclusie: 1 op 3 vindt hun werk niet zinvol en dan vooral wegens gebrek aan autonomie. Volgens de website Werkbaar Werk staat autonomie voor “de mogelijkheden die iemand heeft om de werkmethoden of de volgorde van de werkzaamheden te bepalen.”

Autonomie wordt vaak genoemd als een belangrijke voorzorgsmaatregel tegen burn-out. De vraag is dus of de huidige hervormingen van de arbeidsmarkt inderdaad de autonomie van de werknemers verhogen. De Europese Commissie belooft dat zelfs niet, zij definieert haar concept flexicurity als flexibiliteit voor de werkgevers (wat we ook steeds vaker zien in de praktijk) gecombineerd met werkzekerheid voor de werknemers (wat voorlopig nog theorie blijft). Wie dat wel belooft, zijn de liberalen van Open VLD. “Vrijheid geven om keuzes te maken”, zo verkoopt Gwendolyn Rutten de flexibilsering. Maar wie krijgt die vrijheid?

Jongeren in de hyper-flexibele interimmarkt

Flexibiliteit is niet nieuw op de Belgische arbeidsmarkt. Vooral veel jongeren komen ermee in aanraking. Wie op zoek is naar de meest flexibele vorm van arbeid, moet zich inschrijven als uitzendkracht bij een interimbureau. 70% van de interim’ers werkt namelijk met weekcontracten, 22% met dagcontracten. Je moet je dus elke week, soms elke dag aanpassen aan ander werk, andere uren, andere collega’s. En dat voor een lange periode, want 70% werkt langer dan 6 maanden als uitzendkracht. De meeste interimmers zijn jongeren: bijna 60% is jonger dan 35 jaar. Veruit de meest voorkomende reden om als uitzendkracht te werken is uit pure noodzaak, gevolgd door mensen die aangeven dat ze via interimarbeid vast werk hopen te vinden. Dat is vaak ijdele hoop: amper 35% vindt via interim vast werk. Slechts 12% duidt ‘flexibiliteit’ aan als reden voor interimwerk. De moeilijkheden van dat flexibel werk worden dan ook niet beloond, integendeel. Uitzendkrachten verdienen 22% minder dan gemiddeld en hebben ook minder toegang tot extralegale voordelen.

Het KAJ verzamelde in 2013 meer dan duizend getuigenissen van jonge uitzendkrachten en bundelde de resultaten in een kritisch boek Zwartboek Interim, met de verontwaardigde ondertitel ‘Is dit nu de moderne arbeidsmarkt?’. Misbruik komt vaker voor dan je zou denken: valse jobaanbiedingen, onaangepast werk, gebrek aan opvolging en begeleiding, jarenlang dezelfde job uitvoeren met weekcontracten ondanks de belofte van een vast contract, intimidatie en willekeur, betalingen die niet correct gebeuren… De jongeren staan machteloos en daar wordt gretig misbruik van gemaakt. Opvallend vaak komt de vraag naar meer respect terug. En… naar meer vrijheid. “Elke ochtend staan deze jongeren op om werk te zoeken. Nu eens mogen ze enkele dagen hier, dan weer enkele weken daar aan de slag. Ze dromen van een toekomst, een gezin en kinderen. Kan u zich inbeelden dat u geen plannen kan maken omdat u niet de zekerheid heeft morgen nog werk te hebben? Heeft u al eens geprobeerd om een lening te krijgen met een weekcontract in de hand?”

Is de hyper-flexibele interimmarkt een voorbeeld voor de rest van de arbeidsmarkt? Ik hoop van niet. De regering lijkt echter te denken van wel. In plaats van maatregelen te nemen tegen het alomtegenwoordige misbruik, bevat de Wet-Peeters het absurde voorstel om uitzendcontracten van onbepaalde duur mogelijk te maken. Die interim-for-life is wel het omgekeerde van win-for-life, aangezien de toekomstige interimmers van onbepaalde duur geen recht zouden hebben om bepaalde opdrachten te weigeren, noch op economische werkloosheid als de productie tijdelijk terugloopt. Daarnaast blijven ze een lager loon en minder sociale bescherming hebben dan hun collega’s met vast contract. Het doet denken aan een passage uit Zwarboek Interim: “dit geeft het gevoel dat je maar een een vijs bent die pas uit de doos gehaald wordt als ze je nodig hebben. Een makkelijk inzetbaar pionnetje dat geen wensen of dromen mag hebben.” En dat voor onbepaalde duur, mogelijk dus for life…

Deeltijds werk met flexibele uurroosters… op maat van de baas

Veel jonge ouders, vooral vrouwen, kiezen voor deeltijds werk om meer tijd te kunnen spenderen met de kinderen. Dat blijkt echter niet altijd zo evident. De tijd van deeltijdse arbeidscontracten met vaste uurroosters lijkt namelijk voorbij. In steeds meer sectoren zijn flexibele uurroosters de regel tegenwoordig, waardoor de combinatie werk-privé elke maand of zelfs elke week een nieuwe puzzel wordt. In zijn nieuwe boek Graailand tekent PVDA-voorzitter Peter Mertens het typerende verhaal op van Sofie, een alleenstaande moeder die deeltijds als kassierster werkt. “Het idyllische win-win gaat voor Sofie alvast niet op. Net zomin als voor veel andere moeders en vaders. Sofie wil liever niet ’s avonds werken maar ’s morgens, wanneer Lucas naar school is. En ook niet ’s zaterdags. Maar die aanvraag wordt geweigerd: Sofie moet ’s avonds en op zaterdag present zijn. Veel voordelen van deeltijdse arbeid heeft zij dus niet meer. Wat wel blijft, is de onzekerheid”.

Dat flexibele uurroosters zelden een zegen zijn voor de werknemer, komt simpelweg doordat de werkgever altijd in een sterkere positie staat bij onderhandelingen. Wil Sofie niet op zaterdag werken? Dan hoeft ze niet meer terug te komen. Er staan 600.000 werkzoekenden voor de deur die haar plaats kunnen innemen. In haar eentje kan Sofie geen druk uitoefenen op haar baas. Natuurlijk zijn er sectoren met een sterke syndicale vertegenwoordiging waar werknemers samen, in georganiseerd verband, collectieve rechten afdwingen van de werkgever. Dankzij het beschermend kader dat zulke cao’s scheppen, hebben individuele werknemers meer persoonlijke vrijheid. Maar het verhaal van Sofie is al lang geen uitzondering meer. Gaat de federale regering daar iets aan doen?

Integendeel. De regering wil cao’s zoveel mogelijk omzeilen en individuele onderhandelingen over loon en werkschema promoten. In de naam van de “vrijheid van het individu”, volgens de liberalen. Zij rekenen kennelijk alleen werkgevers als individuen. De Wet-Peeters wil daarenboven, in lijn met de aanbevelingen van de Europese Commissie, de wetgeving rond deeltijds werk versoepelen zodat arbeidsconctracten niet langer alle mogelijke werkroosters moeten bevatten en werkgevers pas 24 uur op voorhand het reële werkschema aan de werknemer moeten bekendmaken. Probeer met zo’n jojo-contract maar eens een hobby te hebben, of een avondopleiding te volgen, of je sociaal en privéleven te plannen. Tot overmaat van ramp zou de Wet-Peeters de loontoeslag voor overuren afschaffen voor mensen die deeltijds werken. In plaats van de misbruiken en overtredingen te bestrijden, zal de regering ze dus veralgemenen.

Een beter plan voor de toekomst: herverdeel het werk

Het mag ondertussen duidelijk zijn: de Wet-Peeters gaat de arbeidsmarkt niet vrijer maken voor ons jongeren, de werkers van de toekomst. Verder dan het woord ‘werkbaar’ in de titel komen er geen voorstellen voor meer autonomie in het wetsontwerp voor. De Nationale Arbeidsraad sabelde de voorstellen van de regering daarom onverbiddelijk neer: “In plaats van – in een periode waarin het aantal burn-outs, slachtoffers van werk-gerelateerde stress, alsmaar intensiever werk en langdurig arbeidsongeschikten exponentieel toeneemt – daadwerkelijk te reflecteren over de wijze waarop werk waarlijk werkbaarder kan gemaakt worden, werden de Ronde Tafels uiteindelijk een project voor vergaande flexibilisering van arbeidsduur en werktijden op maat van de bedrijven, zgn. wendbaar werk, met voor belangrijke onderdelen het omzeilen van het sociaal overleg.

Een beter plan voor werk in de 21ste eeuw, is om de arbeid te herverdelen. Het zou alleen maar logisch zijn als we allemaal konden genieten van de toegenomen productiviteit. We produceren vandaag drie tot vijf keer meer dan in 1960. Zo’n toename is ongezien in de geschiedenis. Ter vergelijking: het duurde van 1820 tot 1960 om de productiviteit te verdubbelen. Jammer genoeg vloeit het grootste deel van die toenomen welvaart weg naar de aandeelhouders, die het oppotten of vergokken op de beurs. Een logischer voorstel zou zijn om een werkweek van 30 in plaats van 38 uur in te stellen, zoals men twee jaar lang in een rusthuis in het Zweedse Göteborg heeft gedaan. Sommigen noemden dat experiment “geflopt” omdat het rusthuis zeventien extra personeelsleden moest aannemen om evenveel zorg aan te bieden met werkdagen van zes in plaats van acht uur. Patiënten en personeel beoordeelden het experiment echter unaniem als positief. Het personeel voelde zich beter, het ziekteverzuim daalde en de kwaliteit van de verzorging nam toe. Hoezo geflopt?

Mag er in de arbeidsmarkt van de 21ste eeuw dan helemaal geen ruimte zijn voor flexibiliteit? Jawel. Maar het moet uitzondering in plaats van regel blijven en de collectieve sociale bescherming moet worden uitgebouwd in plaats van afgebouwd zodat werknemers in de toekomst pas echt vrije keuzes kunnen maken. Geen onderbetaalde overuren, geen uurroosters die zonder inbreng van het personeel elke dag kunnen veranderen, geen misbruik van interimcontracten om werknemers aan het lijntje te houden. De 30-urenweek is een manier om te verzekeren dat iedereen tijd heeft om werk, gezin en sociaal leven te combineren zonder verlies van inkomen. Met de toegenomen welvaart die de digitalisering en robotisering meebrengen, kunnen we dat bekostigen. En zoals Göteborg heeft aangetoond, zal arbeidsherverdeling ook nog eens talloze nieuwe jobs opleveren. De samenleving wint dus twee keer.

Waar wachten we nog op?

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content