Wat na Caterpillar?

GESLOTEN POORTEN Een troost: in 2015 kwamen er in België netto 23.500 privéjobs bij. © Belgaimage
Ewald Pironet

De sluiting van Caterpillar is een mokerslag voor de streek rond Charleroi en de Belgische industrie. Maar er is ook goed nieuws op de jobmarkt.

De Amerikaanse graafmachineproducentCaterpillar gaat zijn fabriek in Gosselies sluiten. 2200 werknemers verliezen hun job; bij toeleveranciers staan nog eens duizenden jobs op de tocht. Caterpillar wijt de sluiting zelf aan de kwakkelende wereldeconomie, waardoor er minder zware machines verkocht worden. Het is niet de eerste grote sanering bij een industrieel bedrijf in België, en het zal niet de laatste zijn. In 2007 gingen 3500 jobs verloren bij Volkswagen Vorst, daarna volgden onder andere Opel Antwerpen (min 2600 in 2010), Ford Genk (min 4340 in 2012) en ArcelorMittal Luik (min 1300 in 2013). Drie jaar geleden was er al een herstructurering bij Caterpillar; toen gingen in Gosselies 1300 jobs verloren.

De sluiting van zo’n groot bedrijf valt altijd zwaar, omdat ze veel mensen uit een vrij klein gebied treft – het is als een bominslag. Dat Caterpillar in Gosselies stopt, komt extra hard aan: de provincie Henegouwen heeft met meer dan 13 procent de hoogste werkloosheidsgraad in ons land. In de streek rond Charleroi zijn hele families werkloos, soms al generaties lang. Ter vergelijking: in de aangrenzende provincies West- en Oost-Vlaanderen ligt de werkloosheidsgraad iets boven de 4 procent.

Een paar weken geleden was er opmerkelijk nieuws. Voor het eerst in vijf jaar was de werkgelegenheid in onze industrie gestegen: de eerste drie maanden van 2016 waren er 700 jobs bijgekomen. Maar in het tweede kwartaal gingen er weer 400 verloren, en met de verdwijning van Caterpillar zal de balans voor het hele jaar opnieuw negatief zijn. De de-industrialisering van België houdt dus aan. Enerzijds omdat we naar een kenniseconomie evolueren, anderzijds omdat de industrie door productieverbeteringen almaar minder mensen nodig heeft voor hetzelfde resultaat. Tussen 2012 en 2015 gingen bijna 40.000 industriële jobs voor de bijl, waardoor er vandaag nog 555.400 overblijven. Van de Belgische beroepsbevolking werkt nog 12,5 procent in de industrie. In Vlaanderen is dat bijna 15 procent, in Wallonië 12 procent, in Brussel minder dan 5 procent. Ook de toekomst oogt weinig rooskleurig. Volgens het Federaal Planbureau zal het aantal banen in de industrie tussen 2015 en 2021 met 18.000 dalen.

De cijfers over jobcreatie blijven wel positief: netto kwamen er vorig jaar 37.500 jobs bij in België. 23.500 van die jobs vielen onder wat de Nationale Bank omschrijft als ‘marktactiviteiten’: activiteiten die weinig of niet afhangen van overheidssubsidies en die in de privésector terug te vinden zijn. De jaren voordien was er daar net werkgelegenheid verdwenen. Het gaat dus om een trendbreuk, die de Nationale Bank omschrijft als ‘de meest hoopvolle economische gebeurtenis sinds lang in België’. Ze vergroot het draagvlak voor onze sociale zekerheid en is cruciaal om dat systeem betaalbaar te houden. Dat die positieve ontwikkeling dit jaar bovendien doorzet, mag een troost zijn na al het verdriet om onze industrie.

Ewald Pironet

Tussen 2012 en 2015 gingen in België bijna 40.000 industriële jobs voor de bijl.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content