Vrije Tribune

‘Wat betekent dat: een toekomstperspectief geven aan kandidaat-terroristen?’

Vrije Tribune Hier geven we een forum aan organisaties, columnisten en gastbloggers

‘Om de voedingsbodem van de Syriëgangers te begrijpen is het onverstandig beroep te doen op de motieven die de jongeren aan zichzelf toeschrijven’, schrijft professor Cultuurwetenschap Jakob De Roover (UGent).

Ligt het ‘falen van België’ in het gebrek aan preventie en het inadequate deradicaliseringsbeleid?

Volgens Rik Coolsaet wel (De Standaard, 30/11/2015). Hij stelt dat jongeren in Syrië gaan vechten, omdat ze hier geen toekomstperspectief kennen, maar alleen het gevoel hebben dat ze er niet bij horen. Daarom hoort Syrië thuis ‘in het rijtje van afwijkend gedrag als straatbendes, drugstrafiek, rellen, jeugdcriminaliteit – met een larger-than-life dimensie erbovenop’. Het gaat niet om ‘radicalisering’ en al zeker niet om godsdienst of politiek. Er is een andere voedingsbodem voor de Syriëgangers, en die maakt deradicalisering vandaag ontzettend moeilijk. Om het terrorisme bij de wortel aan te pakken, stelt Coolsaet, moeten we ons inleven in de leefwereld van de kandidaat-terrorist. En alleen hoop op een toekomst dempt extremisme.

Patrick Loobuyck (Knack, 02/12/2015) is het eens met Coolsaet dat we ‘een eerlijke poging’ moeten doen om de IS-recruten te begrijpen, maar sociaal-economische factoren volstaan daar niet. De ‘jihadisten’ geven zelf ‘politieke en religieuze pull-factoren’ aan als legitimering van hun handelen en die kunnen we volgens Loobuyck niet buiten beschouwing laten.

Het is inderdaad van groot belang om de voedingsbodem van het terrorisme te begrijpen. Daarom enkele bedenkingen.

‘Wat betekent dat: een toekomstperspectief geven aan kandidaat-terroristen?’

Sommige Syriëstrijders zullen ongetwijfeld klagen dat de Belgische samenleving geen plaats en perspectief gaf aan hen. Anderen verheerlijken dan weer het martelaarschap en hekelen de buitenlandpolitiek van het Westen. Beide groepen geven die zaken aan als motieven om voor IS te gaan vechten. Maar om de voedingsbodem van de Syriëgangers te begrijpen is het onverstandig beroep te doen op de motieven die de jongeren aan zichzelf toeschrijven. Sommigen zeggen dat ze willen sterven voor Allah; anderen uiten hun haat voor het Westen. Sommigen zijn op zoek naar ‘avontuur’; anderen hunkeren naar ‘respect’. Sommigen voelden zich uitgesloten; anderen waren trotse helden van de straat. Gezien die variëteit aan redenen, moeten we elders kijken om de aantrekkingskracht van IS te doorgronden.

Zijn armoede en uitsluiting dan de oorzaken die jongeren naar IS leiden? Wel, zoals Loobuyck benadrukt, er zijn Syriëstrijders afkomstig uit de werkloosheid van Molenbeek, maar er zijn er ook vanuit de middenklasse van Kortrijk. De gedachte dat armoede leidt tot misdaad en geweld is een gemeenplaats uit de jaren ’60, met diepe wortels in de Europese klassengeest. De burgerij van het negentiende-eeuwse Londen en Parijs dacht zo. Omwille van die vermeende dreiging van geweld, wilde ze het ‘gespuis’ terugdringen in zijn eigen buurten. De politieke correctheid keerde het verhaal om: de armen werden nu als slachtoffers van de samenleving gezien. Maar men bleef stellen dat armoede geweld en criminaliteit teweegbrengt, zonder dat iemand ooit op wetenschappelijke gronden een oorzakelijk verband aantoonde.

Huisje, boompje, tuintje

Het verhaal van Coolsaet vertelt meer over zijn leefwereld dan die van de terroristen.

Wat wil het zeggen om een toekomstperspectief te geven aan kandidaat-terroristen? We kunnen ze niet tot potentiële CEOs, top-advocaten of hoogleraren omtoveren. Een VDAB-training om elektricien, loodgieter of netwerkbeheerder te worden, dan maar? Coolsaet veronderstelt dat de IS-strijders eigenlijk op zoek zijn naar wat hijzelf en de meeste Vlamingen zo goed kennen: een comfortabel leven met degelijk inkomen, partner, auto, en respect van de goegemeente. ‘Huisje, boompje, tuintje’ kortom.

‘Vanuit het perspectief van de terroristen is het comfortabele leventje van de gemiddelde Europeaan totaal verwerpelijk.’

Maar in hun eigen leefwereld zijn de terroristen ware helden, radicale strijders die bereid zijn zich op te offeren voor God en het kalifaat. Vanuit hun perspectief is het ‘comfort-zone’ leven van de gemiddelde Europeaan totaal verwerpelijk. Dat is niet nieuw. Oorlog heeft altijd een grote aantrekkingskracht gehad op bepaalde jongeren, ongeacht hun sociale afkomst, omdat die hen de kans geeft hun leven te wijden aan iets dat veel groter is dan henzelf: de natie, de ware religie, de revolutie… Met de ogen gericht op heldendom kunnen de bescheiden genoegens en wensen van de Vlaamse kleinburger hen gestolen worden. Wat wil het dan zeggen om zulke jongeren een ’toekomstperspectief’ en ‘hoop’ te geven? Zij dromen niet van de sleur, maar van iets groots en nobel. Inderdaad, ze zoeken naar iets dat ‘larger-than-life’ lijkt vanuit de ogen van mensen die het dagelijkse leven verafgoden.

‘Typisch aan terrorisme is dat het systematisch misdaad tot heldendaad transformeert.’

Terrorisme is zo gevaarlijk, net omdat het op een perverse manier beroep doet op die tendens. Het fenomeen draait niet rond de politieke of religieuze motiveringen waarop Loobuyck wijst. Die zijn er ook voor elke gerechtvaardigde oorlog waarin jongeren willen gaan meevechten. Typisch aan terrorisme is dat het systematisch misdaad tot heldendaad transformeert. Het leert de jongeren aan om het opblazen en vermoorden van mensen te zien als heldhaftige daden in een oorlog. Het laat straatboefjes en wannabe soldaatjes toe om zichzelf te ervaren als buitengewone en radicale strijders. Zij zijn dieptevreden dat ze in de ogen van gewone mensen extreem en waanzinnig lijken. Welke soort fenomeen moet terrorisme zijn, opdat het zoiets kan teweegbrengen?

In plaats van die vraag te onderzoeken, aanvaarden de academici, politici en media vandaag gewoon de zelfbeschrijving van de terroristen. Ze doen dat via woorden als ‘radicalisering’, ‘deradicalisering’ en ‘extremisme’ en door te geloven dat we de ‘religieuze’ of ‘politieke’ motieven van de terroristen als trigger voor hun gedrag moeten aanvaarden. Volgens die benadering is het proces waar een kandidaat-terrorist door gaat een beweging van het midden naar het extreme of van religieuze gematigdheid naar religieus geweld. De gewone mensen zijn gematigd; de terrorist is radicaal. De gewone mensen tonen verontwaardiging over onrechtvaardigheid; de terrorist gaat zijn leven opofferen in de strijd tegen die onrechtvaardigheid. Voor de gewone mensen volstaat bidden voor God; voor de terrorist volstaat alleen vechten tot de dood voor God.

Maar dat hele verhaaltje is net het model dat IS aan de wereld wil opleggen: er is een oorlog gaande tussen de ware strijders van God, radicale helden vol zelfopoffering, en de corrupte aanbidders van het gematigde en gezapige leven. En de academici beamen dit en voeden zo systematisch het zelfbeeld van het terrorisme. Alleen zijn ze het nog oneens of de oorzaak ligt in religie en politiek, of in uitsluiting en het gebrek aan toekomstperspectief.

(Jakob De Roover werkt voor het departement vergelijkende cultuurwetenschappen van de UGent.)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content