Marc Vandepitte (PVDA)

‘Wat als we leerkrachten zouden verlonen als politici of artsen-specialisten?’

Marc Vandepitte (PVDA) Auteur en leerkracht

Leerkracht Marc Vandepitte (PVDA) pleit voor meer investeringen in het onderwijs, ook in het personeel.

Leerkrachten zijn gekend als nette, brave burgers. Ze zijn gedreven, idealistisch, en doorgaans tevreden met hun bescheiden verloning. Maar wat als ze zouden betaald worden als politici of artsen specialisten? Zouden we hiermee het dreigend lerarentekort kunnen opvangen, en het beroep aantrekkelijker maken? Een denkoefening.

‘Wat als we leerkrachten zouden verlonen als politici of artsen-specialisten?’

Leerkrachten verdienen pakweg 1.500 tot 3000 euro netto per maand, bij volksvertegenwoordigers ligt dat bedrag tussen de 4.000 en 7.000 euro. Daarnaast kunnen politici hun onkosten inbrengen. Bij leerkrachten zou dat betekenen: een laptop bij met vakgebonden software. Maar ook een smartphone, voor de didactische applicaties. Om mee te zijn kunnen ze ook niet zonder vakliteratuur. Een schoolreisje naar Barcelona dienen ze uiteraard ter plaatse voor te bereiden. Ten slotte moeten ze een goed voorkomen hebben en dat betekent regelmatig een nieuw kostuum of kleedje en geklede schoenen. De factuur kan al gauw oplopen tot enkele honderden euro’s per maand.

Klinkt allemaal goed, zeker in tijden waarin leerkrachten soms nog lesmateriaal uit eigen zak moeten betalen. Waarom krijgen zij geen onkostenvergoeding?

Of wat als leerkrachten als artsen-specialisten verloond zouden worden? Om te beginnen zou de job een vrij beroep worden, waardoor er niet per uur, maar per prestatie kan worden betaald. Elke les die hij of zij presteert wordt vergoed, maar ook de verbetering van een toets, een huistaak of een examen. De kans is groot dat er proliferatie komt van toetsen en taken, want die leveren telkens wat op. Hetzelfde geldt voor klassenraden, oudercontacten, oriëntatiegesprek of remediëring. Als ouders buiten de voorziene oudercontacten een dringend onderhoud vragen, dan kan je erelonen aanrekenen.

De nog op te richten Orde van Leerkrachten zal er dan ook voor zorgen dat het beroep van leraar beschermd wordt. Mogelijke schaarste zal de verloning per prestatie een boost geven. De inkomsten van een modale leerkracht zullen gemakkelijk boven de 4 à 5.000 euro netto klimmen.

De vraag blijft welke problemen we hiermee oplossen. In zo’n systeem loopt de kostprijs van het onderwijs snel op, en wordt het onbetaalbaar voor wie het niet kan betalen. Leraar zal in dat scenario misschien een populairder beroep worden, maar tegen welke prijs? Zullen die nieuwe beste leerkrachten ook de best mogelijke leerkracht zijn voor onze kinderen?

Vast staat dat er iets moeten gebeuren. De komende periode zullen er jaarlijks 6.000 nieuwe leerkrachten moeten gevonden worden, die bij voorkeur zowel gekwalificeerd als gemotiveerd zijn. Maar ondertussen gaat het met de aantrekkelijkheid van de onderwijsjob bergaf. Op dit moment al is de lerarenopleiding vaak de tweede keuze voor jongeren. Eén op vier starters kapt er al mee binnen de vijf jaar. Onderwijs zal op die manier steeds vaker een tweede keuze worden bij jongeren die nadenken over een job, of op latere leeftijd, als noodoplossing als ze van werk moeten veranderen. Anders dreigt onderwijs steeds vaker een negatieve keuze worden, en dreigen de best mogelijke mensen niet langer voor de klas te staan, met alle gevolgen van dien voor de kwaliteit van het onderwijs.

De werkdruk en het aantal burn-outs heeft een alarmerend peil bereikt, de lonen lopen achter op de privé, en een van de belangrijkste ‘voordelen’ van het onderwijs is in 2014 zwaar aangepakt: het pensioen. Leraars zullen tot 7 jaar langer moeten werken voor een aanzienlijk lager pensioen dan voorheen.

In de aantrekkelijkheid van een job spelen veel factoren een rol. Een loonsverhoging alleen zal dat niet oplossen, wel een beleid dat echt durft te investeren in ons onderwijssysteem, dat nog altijd bij de beste van de wereld hoort.

Laten we niet vergeten dat er vandaag helaas nog een pak andere noden zijn, waar het onderwijsbudget voor moet worden aangesproken, en vooral: verhoogd. Investeringen die dringend nodig zijn: tientallen jaren achterstand in de scholenbouw, te grote klassen in basisonderwijs, meer omkadering in secundair onderwijs voor zorg, remediëring en ICT, betere financiering van het hoger onderwijs, betere omkadering en zekerheid voor starters, planlastvermindering, werkbare jobs voor oudere leerkrachten (uitdoofbanen), grote schooluitval. Het lijstje is lang. Dat is ook investeren in het personeel.

De kans is groot dat de minister van Onderwijs zal zeggen dat daar geen geld voor is. Hoezo? Mocht de Vlaamse regering vandaag een even groot aandeel van het bruto regionaal product aan onderwijs besteden als in 2010, dan zou het budget nu 560 miljoen euro hoger liggen. Met dat geld zou al heel wat kunnen gebeuren. Maar wat we zien is dat er ondertussen door de Vlaamse regering zes miljard aan geplande investeringen in beton en mobiliteit worden aangekondigd.

Finland toont dat het anders kan. Daar wordt onderwijs heel ernstig genomen door het beleid. In dat land is een job in het onderwijs het tweede meest gegeerde en derde meest gerespecteerde beroep. Niet toevallig scoort dat land qua onderwijsprestaties ook bij de allerbesten van de wereld. Investeren, ook in het personeel, dat loont.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content