Vrije Tribune

‘Waarom gebruiken we zelfs in meldingen van slecht nieuws weinig negatief geladen termen?’

Vrije Tribune Hier geven we een forum aan organisaties, columnisten en gastbloggers

Guido Peeters (K.U.Leuven) legt uit hoe ons brein op een asymmetrische wijze omgaat met het verwerken van gunstige en ongunstige informatie. Hij reageert daarmee op het artikel: ‘Het gaat goed met de wereld maar we weten het niet’ van Ralf Bodelier.

“Het gaat goed met de wereld maar we weten het niet” Zo luidt de titel van een interessant artikel in Knack van 17 augustus 2016. Verwonderd, en licht ontstemd, vraagt filosoof en journalist Ralf Bodelier zich af hoe wij aan het idee komen dat het slecht gaat met een wereld waarvan statistieken overtuigend aantonen dat het beter aan toegaat dan ooit voordien.

Een paradox waarvoor de journalist Bodelier in eerste instantie de verklaring zoekt bij zichzelf: de pers. Zij spitst zich eenzijdig toe op het slechte nieuws en verwaarloost het goede. In eenklank met de spreuk van de Bond Zonder Naam dat wie de wereld wil verbeteren best begint bij zichzelf, doet Bodelier een oproep aan de collega’s journalisten wat minder oog te hebben voor de zoveelste politie-inval in Molenbeek maar wat meer voor de schat aan bemoedigende informatie die al te veel onder de korenmaat blijft.

‘Waarom gebruiken we zelfs in meldingen van slecht nieuws relatief weinig negatief geladen termen?’

Deze oproep is ongetwijfeld lovenswaardig, maar we vrezen dat zijn impact op de pers vrij beperkt zal zijn. Wellicht verwacht ook Bodelier geen sneeuwbaleffect waardoor de kranten weldra zouden bulken van goed nieuws. De reden is dat de eenzijdige negatieve gerichtheid van de pers geen ultieme verklaring biedt maar zelf deel is van het te verklaren fenomeen. Een fundamentele verklaring zoeken we beter in de geaardheid van de mens en wat de wetenschap daarover te vertellen heeft.

Asymmetrisch omgaan met informatie

De paradox die Bodelier beschrijft kan verklaard worden als een van de vele uitingen van de asymmetrische wijze waarop ons brein omgaat met gunstige en ongunstige informatie. Voorbeelden hoef je niet ver te zoeken. Neem volgende zin uit Bodeliers artikel: “De gedachte dat alle inspanningen van ontwikkelingsorganisaties, overheden, mensenrechtenactivisten of vredesmissies niets zouden hebben opgeleverd, is ronduit deprimerend”.

Ongetwijfeld geen bemoedigende mededeling. Maar als we de woorden waarin ze is geformuleerd afzonderlijk bekijken stoten we op slechts één ronduit negatieve term: “deprimerend”. De andere woorden variëren van neutraal tot vrij positief, behalve dan misschien “niets” dat toch maar niets is.

‘Tellingen hebben uitgewezen dat er meer woorden met negatieve betekenis zijn dan met positieve, maar dat de positieve worden meer gebruikt.’

Waarom gebruiken we zelfs in meldingen van slecht nieuws relatief weinig negatief geladen termen? Aan het beschikbare vocabularium ligt het niet. Tellingen hebben uitgewezen dat er meer woorden met negatieve betekenis zijn dan met positieve, maar dat de positieve worden meer gebruikt. We zien zelfs dat positieve woorden courant gebruikt worden om negatieve termen te construeren zoals in on-gelukkig, on-interessant, on-verstandig. Het omgekeerde, zoals “on-baatzuchtig” , is eer uitzonderlijk. We hebben hier te maken met de neerslag van een fundamentele asymmetrie in de omgang met het goede en het kwade.

Deze asymmetrie komt op vele manieren tot uiting die in de wetenschappelijke literatuur overvloedig zijn gedocumenteerd. We vinden ze bijvoorbeeld terug in het werk van Tversky en Kahneman over de subjectieve waardering van winst en verlies dat werd bekroond met een nobelprijs economie, helaas na de dood van Tversky. Verder ingaan op deze en andere voorbeelden zou ons echter te ver leiden. We zullen ons daarom beperken tot een mogelijke verklaring.

Metafoor van de paddenstoeleneters

Een ruim erkende verklaring werd een halve eeuw geleden uitgewerkt aan de KU Leuven. Ze werd geïnspireerd door de darwiniaanse evolutieleer en verduidelijkt aan de hand van een metafoor over paddenstoeleneters. Het kwetsbare menselijk bestaan kan vergeleken worden met dat van hypothetische paddenstoeleneters in een wereld vol giftige paddenstoelen. Om te overleven moeten zij minstens enkele van de schaarse eetbare paddenstoelen weten te vinden en daarbij niet “enkele” maar “alle” giftige exemplaren mijden.

Om, zo al niet zichzelf, dan toch minstens de soort, in stand te houden kunnen de paddenstoeleneters drie strategieën volgen. Vooreerst kunnen ze, zoals vliegen doen, zich massaal voortplanten. De meeste nakomelingen zullen hun eerste paddenstoel al niet overleven. Maar een enkeling zal het gelukken keer op keer een eetbaar exemplaar te treffen. Hij zal een nieuwe golf nakomelingen te verwekken waarna de cyclus zich herhaalt.

Een andere strategie zou erop neerkomen dat de paddenstoeleneters hun menu beperken tot één variëteit waarvan gebleken is dat ze veilig is. Dergelijke strategie kan efficiënt zijn voor de koala die leeft van eucalyptusbladeren die overvloedig beschikbaar zijn in de boomkruinen waarin hij zijn tijd meestal slapend doorbrengt. Dergelijke luxe heeft onze paddenstoeleneter niet. Eetbare champignons zijn te schaars om zich tot één duidelijk afgelijnde variëteit te beperken. Elke niet giftige zwam maakt deel uit van het voedselpotentieel.

Giftige zwammen ontvluchten

Om dat potentieel maximaal te exploiteren gaan de paddenstoeleneters uit van de optimistische hypothese dat elke zwam op hun weg een eetbaar exemplaar zou kunnen zijn. Dit veronderstelt een primaire positieve basishouding die op zichzelf gemakkelijk tot consumptie van giftige paddenstoelen zou leiden indien ze niet gecompenseerd werd door wat vele onderzoekers het “negativiteitseffect” genoemd hebben. Het betreft een buitengewone alertheid voor het negatieve en bijhorende psychologische reacties waardoor fatale ongelukken vermeden worden.

‘Belastingen betaald met geld dat men al ontvangen heeft doen meer pijn dan belastingen afgehouden aan de bron. Zo ook weegt positieve informatie niet op tegen negatieve.’

Het negativiteitseffect is een vrij complex fenomeen. De Poolse onderzoeker Janusz Czapinski onderscheidde twee varianten: het “affectieve” en het “informationele” negativiteitseffect. Het affectieve negativiteitseffect maakt dat aversieve emotionele reacties op negatieve prikkels verhoudingsgewijs intenser zijn dan de emotionele reacties op positieve prikkels. Bijvoorbeeld de vreugde veroorzaakt door 100 EURO winst weegt niet op tegen de smart veroorzaakt door 100 EURO verlies.

Belastingen betaald met geld dat men al ontvangen heeft doen meer pijn dan belastingen afgehouden aan de bron. Zo ook weegt positieve informatie niet op tegen negatieve. Er is al heel wat goed nieuws nodig om het emotioneel effect van één onheilsbericht te neutraliseren. Zelfs de volkswijsheid weet het, want: “eenmaal gestolen altijd dief” en “één rotte appel bederft de hele mand”.

Is slecht nieuws fascinerend?

Een nadelig gevolg van het affectieve negativiteitseffect zou kunnen zijn dat de intense emotionele aversie die het oproept de primaire positieve ingesteldheid aantast. De paddenstoeleneters geconfronteerd met een veld vol giftige zwammen mogen de moed niet laten varen. Het basisoptimisme dat nodig is om op zoek te gaan naar de schaarse eetbare exemplaren mag niet omslaan in verlammend pessimisme.

Daarom treedt dergelijke intense reactie alleen op als het gevaar als zeer nabij wordt ervaren. De giftige paddenstoel moet bij wijze van spreken al op de tong liggen. Wanneer het gevaar niet (meer) imminent is komt het informationele negativiteitseffect op de voorgrond. Paniek maakt plaats voor nieuwsgierigheid . Een zwaar ongeval op de weg is een verschrikking voor de slachtoffers. Voor de passanten is het in eerste instantie een fascinerend gebeuren goed voor een kijkfile. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat journalisten graag “slecht nieuws” brengen.

‘Het overwicht aan negatieve woorden in het vocabularium maakt de taal tot een geschikt instrument om negatieve zaken accuraat en genuanceerd te beschrijven. Dat helpt ons om onze positieve ingesteldheid te vrijwaren.’

Het informationele negativiteitseffect mildert dus het affectieve negativiteitseffect. De giftige zwammen worden niet in paniek ontvlucht maar voorzichtig benaderd en bestudeerd. Ze vormen een aanstekelijk gespreksonderwerp, een voorwerp van roddel maar ook van ernstige uitwisseling van informatie. Op die manier komt nuttige kennis tot stand die toelaat het giftige paddenstoelenveld ongedeerd te exploreren en er de schaarse eetbare champignons te recupereren. Daarbij is accurate kennis over giftige paddenstoelen belangrijker dan over eetbare. Immers één giftig exemplaar over het hoofd zien kan tot de dood leiden, terwijl een gemiste champignon, zoals een gemiste kans, weinig uitmaakt zolang er maar genoeg van zijn.

Positieve ingesteldheid

Het paddenstoelenmodel verheldert wel een en ander. Het overwicht aan negatieve woorden in het vocabularium maakt de taal tot een geschikt instrument om negatieve zaken accuraat en genuanceerd te beschrijven. Dat helpt ons om onze positieve ingesteldheid te vrijwaren. Deze ingesteldheid komt niet alleen tot uiting in het overwicht aan positieve woorden in het feitelijke taalgebruik. Ze komt vooral tot uiting in de uitbouw van wat vandaag de best leefbare wereld sinds mensenheugenis genoemd wordt. Dat is echter slechts mogelijk dank zij de wisselwerking tussen die positieve basishouding en de corrigerende negativiteitseffecten.

‘Pas op het ogenblik dat de problemen imminent zijn slaat de schrik om het hart.’

Die wisselwerking werkt echter niet altijd perfect. Bijvoorbeeld, de positieve basishouding kan leiden tot onrealistisch optimisme dat mensen weerhoudt van preventie. Kanker is een interessant studieobject en frequent onderwerp van gesprek, maar zelfs de roker denkt: “Mij zal het wel niet overkomen”. Alleen wanneer hij effectief ziek wordt–de giftige zwam al op de tong ligt–schiet hij in actie. Hetzelfde patroon zien we ook in onze omgang met kernenergie.

De zware problemen die eraan verbonden zijn schrikken niet af wanneer we die problemen binnen dertig jaar verwachten. Pas op het ogenblik dat de problemen imminent zijn slaat de schrik om het hart. Ondertussen was kernenergie wel jarenlang een dankbaar voorwerp van debat en jawel, ook van wetenschappelijk onderzoek. Hopelijk zal dat informationele negativiteitseffect vrucht dragen en een oplossing voortgebracht hebben voordat de zwam op de tong ligt.

Tuintjes met eetbare paddenstoelen

Het beeld van de menselijke conditie geschetst door de paddenstoelenmetafoor is ongetwijfeld onvolledig. Bijvoorbeeld de sociale dimensie komt onvolledig aan bod. Een andere lacune betreft de rol van cultuurschepping. Wij zijn niet meer overgeleverd zijn aan de wildernis maar zijn erin geslaagd als het ware tuintjes met eetbare paddenstoelen aan te leggen. Die tuintjes doen niet per se afbreuk aan de geldigheid van het model. Zelfs onze beste der werelden blijft een kwetsbaar eiland in een onherbergzaam universum. Giftige zwammen dreigen elk ogenblik ons kweeksel te overwoekeren.

‘Gesteld dat belangstelling voor het positieve piekt in slechte tijden maak ik mij wat ongerust over de massale aandacht die publicisten vandaag besteden aan het thema geluk.’

Daarom zijn we des te meer attent op het negatieve naarmate onze tuin beter floreert. Een verlepte bloem valt meer op in een keurige ruiker dan in een verslenste tuil. Maar als het slecht gaat met onze tuin en de bloemen verwelken, dan springen de resterende gave exemplaren in het oog en trachten we ze zo goed mogelijk te vrijwaren. In lijn met deze gedachtegang vond Czapinski dat hoe beter het er in het land aan toeging, hoe meer er gepubliceerd werd over negatieve zaken zoals ziekte, criminaliteit. enz. In tijden van crisis had men meer oog voor positieve onderwerpen zoals geluk. Veel slecht nieuws in de kranten zou dan goed nieuws kunnen zijn. Het zou een bevestiging zijn van Bodeliers observatie dat het er in de wereld beter aan toe gaat dan ooit.

Gesteld dat belangstelling voor het positieve piekt in slechte tijden maak ik mij wat ongerust over de massale aandacht die publicisten vandaag besteden aan het thema “geluk”, een hype waar ook ikzelf al heb toe bijgedragen. Heerst er in het land een pessimistische stemming die meer is dan loutere “bon ton” en mensen werkelijk uit hun slaap houdt? En als dat zo is, hebben we dan te maken met een affectief negativiteitseffect te wijten aan louter op sensatie gerichte negatieve berichtgeving in de pers zoals Bodelier vermoedt?

En als dat zo zou zijn, kunnen we dan verwachten dat met positieve berichtgeving als tegengif het tij kan gekeerd worden? Wegens de kracht van het affectieve negativiteitseffect zou er veel goed nieuws nodig zijn om de impact van het slechte nieuws te neutraliseren. Misschien zou het negativiteitseffect kunnen uitgeschakeld worden door eenzijdig het positief denken intens te stimuleren.

Simplismen vervangen door diepgang

In de vorige eeuw heeft op die manier het trainingsprogramma van de “leading succes people” menig mens een fantastische levenservaring bezorgd. Helaas ging die ervaring dikwijls gepaard met onaangepast optimistisch gedrag uitmondend in pijnlijke ontnuchtering met soms zelfmoord tot gevolg. Blijkbaar mag het negativiteitseffect niet uitgeschakeld worden. Het moet bijgesteld worden.

Bijvoorbeeld een deprimerend affectief negativiteitseffect kan gemilderd worden door het informationele negativiteitseffect te stimuleren. Deze remedie vinden we mutatis mutandis ook terug bij Bodelier waar hij sensationele simplistische berichtgeving wil vervangen zien door meer diepgaande duiding zodat we meer grip krijgen op het nieuws. Het slechte nieuws tast dan onze optimistische basishouding niet aan maar helpt ons om adequaat om te gaan met de hindernissen en valkuilen die we op onze tocht naar een betere wereld ontmoeten.

Prof. em. Guido Peeters (KU Leuven)

Center for Social and Cultural Psychology

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content