Maaike Beckmann en Veerle Scheirs

‘Voorwaardelijke invrijheidstelling: de maas in het net die de terreurdaden mogelijk maakte?’

Maaike Beckmann en Veerle Scheirs werken als criminoloog voor de Vrije Universiteit Brussel

Twintig jaar na Dutroux is ons land opnieuw in de ban van delicten die gepleegd werden door voorwaardelijk in vrijheid gestelde ex-gedetineerden. ‘De roep om verstrenging van de wet getuigt van een kortetermijnvisie’, schrijven criminologen Maaike Beckmann en Veerle Scheirs (VUB). ‘Dit systeem is geen privilege of een strafkorting.’

Op 22 maart bliezen de broers Khalid en Ibrahim el-Bakraoui zichzelf op in naam van de Jihad in een Brussels Metrostation en in de luchthaven van Zaventem. Khalid was twee jaar eerder voorwaardelijk vrijgelaten en bevond zich in zijn proeftijd. Ibrahim’s voorwaardelijke invrijheidstelling (VI) was inmiddels herroepen en had dus in de gevangenis moeten zitten.

De constatering dat de broers onder de radar wisten te blijven en daardoor hun terreurdaden in alle rust konden voorbereiden, drukt op een zere plek. De vorige keer dat de justitiële autoriteiten hun grip op een voorwaardelijk vrije ex-gedetineerde verloren, staat in ons collectief geheugen gegriefd. Het toenmalige systeem van VI verloor haar legitimiteit toen bekend werd dat Marc Dutroux de feiten tijdens zijn proeftijd onder toeziend oog van de minister van Justitie had kunnen plegen en een rigoureuze justitiehervorming drong zich op. Er moest een grondwetswijziging aan te pas komen om de strafuitvoeringsrechtbank (SURB) als nieuwe onafhankelijke rechterlijke macht in het leven te roepen. De justitiehuizen werden opgericht en belast met het toezicht op de naleving van de voorwaarden.

‘Voorwaardelijke invrijheidsstelling: de maas in het net die de terreurdaden mogelijk maakten?’

De ontsteltenis over het feit dat er 20 jaar na Dutroux opnieuw ernstige misdaden werden gepleegd door veroordeelden onder VI is dan ook begrijpelijk. En ook nu weer ontketent die verontwaardiging de neiging om een zondebok aan te wijzen. Naast de gebrekkige communicatie tussen de Belgische, Nederlandse en Turkse autoriteiten moet het systeem van VI het wederom ontgelden. Niet gehinderd door enige kennis van zake zinspelen de media op een zwakke schakel in het systeem of het tekortschieten van de uitvoerders. Ook veronderstelde kenners uiten kritiek. De VI wordt afgeschilderd als ‘strafkorting’. De SURB zou er een te optimistisch mensbeeld op na houden, te soft en te laks handelen en te traag reageren. En ook ditmaal voeren politici de terreurdaden aan als argument om het systeem opnieuw te herzien (verstrengen). De mededeling van rechtbankvoorzitter Luc Hennart dat Ibrahim’s invrijheidstelling conform de procedure verliep, biedt geen tegenwicht aan de kritiek. Behalve de vraag of de toepassing ervan naar behoren verliep, wordt het bestaansrecht van de vervroegde invrijheidstelling an sich in twijfel getrokken. Hoe kan het dat iemand die tot 10 jaar gevangenisstraf wordt veroordeeld na amper vijf jaar alweer buiten staat? Wat is het nut van vervroegde invrijheidstelling?

De voorwaardelijke invrijheidstelling: wie, wat en waarom?

Een VI betekent niet dat de straf is beëindigd maar is een wijze van uitvoering van de vrijheidsstraf die de veroordeelde toelaat het laatste deel daarvan buiten de gevangenis door te brengen, mits hij zich gedurende een proeftijd houdt aan de voorwaarden die hem worden opgelegd. Een andere misvatting is de perceptie van de VI als een gunst of privilege.

De VI is een voorwaardelijk recht dat aangevraagd kan worden door iedere gedetineerde die veroordeeld is tot een gevangenisstraf van drie jaar of meer nadat hij minimaal 1/3 van zijn straf heeft uitgezeten (2/3 indien hij al eerder veroordeeld werd). Daarnaast moeten gedetineerden aan een aantal bijkomende voorwaarden voldoen. Zo moet er voldoende perspectief zijn op een succesvolle re-integratie en wordt er een inschatting gemaakt van het risico dat de aanvrager opnieuw strafbare feiten zal plegen. Indien de SURB van mening is dat het recidiverisico (te) hoog is, en niet in voldoende mate kan worden ingeperkt door het opleggen van voorwaarden, zal zij het verzoek om VI afwijzen.

De VI-procedure van de broers el-Bakraoui

Khalid el-Bakraoui wordt in 2011 veroordeeld tot vijf jaar cel voor een gewapende overval in 2009. In maart 2013 kent de SURB hem elektronisch toezicht (ET) toe en verruilt hij de gevangenis voor een enkelband. Het eerste half jaar onder ET verloopt zonder problemen, want in december 2013 krijgt hij VI toegekend. In mei 2014 wordt hij voor een verkeersovertreding aangehouden met een andere ex-gedetineerde als passagier en overtreedt daarmee het verbod op contact met andere ex-gedetineerden. De SURB ziet in deze schending geen reden om Khalid terug naar de gevangenis te sturen en houdt het bij een waarschuwing omdat de andere voorwaarden strikt worden nageleefd.

‘Een negatief advies kan echter verschillende redenen hebben en betekent niet per definitie dat een gedetineerde ongeschikt of te gevaarlijk is om te worden vrijgelaten.’

Ibrahim el-Bakraoui dringt 2010 een Brussels wisselkantoor binnen met een kalasjnikov. Als de politie ingrijpt, opent hij het vuur op de agenten. Hij wordt veroordeeld tot 10 jaar cel en krijgt in oktober 2014 na bijna 5 jaar detentie VI toegekend. De SURB is bij deze beslissing waarschijnlijk niet over een nacht ijs gegaan aangezien hij reeds VI kon aanvragen na 3 jaar en 4 maanden detentie maar hem pas anderhalf jaar laat gaan. Eind juni 2015 komt hij niet opdagen op afspraken met zijn justitieassistent. Deze maakt melding van de schending en het Openbaar Ministerie maakt de zaak aanhangig bij de SURB. Op 21 augustus 2015 wordt de VI herroepen. Bij verstek, want el-Bakraoui is inmiddels onvindbaar.

Vrij ondanks negatief advies van de gevangenisdirecteur; wat betekent dat?

In de media werd met verontwaardiging gereageerd op het feit dat de SURB Ibrahim in vrijheid stelde ondanks het negatieve advies van de gevangenisdirecteur dat wordt aangehaald als hét bewijs dat het besluit om hem vrij te laten onverantwoord was. Een negatief advies kan echter verschillende redenen hebben en betekent niet per definitie dat een gedetineerde ongeschikt of te gevaarlijk is om te worden vrijgelaten.

Het kan zijn dat el-Bakraoui’s houding ten aanzien van zijn slachtoffers een positief advies in de weg stond. Het kan ook zijn dat de gevangenisdirecteur het reclasseringsplan onvoldoende solide achtte of het risico dat el-Bakraoui opnieuw misdrijven zou plegen (te) hoog inschatte. Het advies is bovendien slechts één van de informatiebronnen op basis waarvan de SURB onafhankelijk en soeverein beslist.

Recidiverisico: een analyse van wat redelijkerwijs voorzienbaar is

In theorie omvat de inschatting van recidiverisico alle mogelijke strafbare feiten. De logica dicteert echter dat er in praktijk hoofdzakelijk wordt gekeken naar het risico op het plegen van een soortgelijk delict als dat waarvoor de gedetineerde de straf uitzit en/of waarvoor hij in het verleden werd veroordeeld. De risicoanalyse houdt echter geen rekening met de mogelijkheid dat de veroordeelde zich na zijn invrijheidstelling schuldig maakt aan een delict dat niet redelijkerwijs voorzienbaar was.

‘De mogelijkheid dat een inbreker na zijn vrijlating een carrièreswitch maakt en een zededelict pleegt, valt dus buiten de risicoanalyse en vormt geen legitieme grond om hem langer opgesloten te houden.’

De mogelijkheid dat een inbreker na zijn vrijlating een carrièreswitch maakt en een zededelict pleegt, valt dus buiten de risicoanalyse en vormt geen legitieme grond om hem langer opgesloten te houden. Het is weinig zinvol en praktisch onmogelijk om iedere winkeldief, geweldpleger of zedendelinquent te screenen op de hypothetische kans dat hij zich later ontpopt tot zelfmoordterrorist. De beperkte reikwijdte van de risicoanalyse is dus geen maas in het Belgische systeem maar een onontkoombare compromis in de afweging van het streven naar re-integratie en publieke veiligheid.

Waarom werd Khalid niet teruggestuurd naar de gevangenis na het overtreden van zijn voorwaarden?

België kent geen systeem van automatische herroeping, waarbij iedere schending zonder meer leidt tot terugzending naar de gevangenis. De SURB heeft de vrijheid om afhankelijk van de ernst van de overtreding over te gaan tot een herroeping van de VI, een verscherping of aanpassing van de voorwaarden of om enkel een waarschuwing te geven. Op een passende manier reageren op een schending vergt een zekere menselijkheid en kennis over het hobbelige karakter van een re-integratietraject. Men mag immers niet vergeten dat re-integratie een proces is van vallen en opstaan. Het besluit om Khalid’s VI niet te herroepen kan dan ook niet zomaar als laks worden afgedaan, maar illustreert een afweging tussen het belang van re-integratie en de veiligheid van de maatschappij.

Hadden de terreurdaden dus kunnen worden voorkomen door het systeem anders in te richten?

Waarschijnlijk niet. De risicoanalyse van de broers el-Bakraoui draaide om de kans dat zij een gewelddadige overval of soortgelijk delict zouden plegen. Op het moment van hun respectievelijke vrijlatingen waren hun namen nog niet in verband gebracht met terrorisme. De SURB beschikt ook niet over een glazen bol. De broer van een van de daders van de aanslagen in Parijs eind vorig jaar gaf in een interview aan ondanks hun hechte omgang niets te hebben gemerkt van de jihadistische associaties van zijn broer.

‘Als zij hun straf volledig hadden uitgezeten was de kans dat de autoriteiten bijtijds lucht van de voorbereidingen hadden gekregen alleen maar kleiner geweest.’

Als de ontwikkeling van terroristische aspiraties zelfs verhuld kan blijven voor directe naasten, had de evaluatie van recidiverisico deze ook niet aan het licht gebracht. Ook het langer opsluiten van de broers had de daden niet kunnen voorkomen. Als zij hun straf volledig hadden uitgezeten was de kans dat de autoriteiten bijtijds lucht van de voorbereidingen hadden gekregen alleen maar kleiner geweest. Als een gedetineerde zijn straf volledig uitzit worden de banden tussen hem en justitie immers abrupt doorgesneden bij het verlaten van de gevangenis waardoor de autoriteten geen middel in handen hebben om diens gaan en staan te kunnen monitoren. Een VI biedt daarentegen een legitieme basis voor justitieel toezicht na invrijheidstelling.

De VI: geen strafkorting maar een zachte en gecontroleerde landing

De roep om verstrenging getuigt van een korte-termijnvisie. Een gevangenisstraf dient meerdere doelen. Neutralisatie (het onschadelijk maken van de dader door hem op te sluiten) wordt daarmee inderdaad bereikt, maar draagt niet bij aan de re-integratie in de samenleving, eveneens een belangrijke doelstelling van onze strafuitvoering. Het opschroeven van de minimumtermijnen biedt uitstel van het probleem maar geen oplossing.

Wetenschappelijk onderzoek toont aan dat (langer) opsluiten de kans op recidive niet verkleint. Wel zinvol is het om de overgang van detentie naar volledige vrijheid geleidelijk en gecontroleerd te laten verlopen. De VI is het instrument bij uitstek om de touwtjes langzaam te laten vieren onder toeziend oog van de justitiële autoriteiten. Haar imago als strafkorting is dus onterecht.

Maaike Beckmann en Veerle Scheirs werken als criminoloog voor de Vrije Universiteit Brussel. Maaike Beckmann werkt aan een doctoraatsonderzoek naar de voorwaardelijke invrijheidstelling in Nederland en België. Veerle Scheirs is docent en postdoctoraal onderzoeker. Haar onderzoek spitst zich toe op de werking van de strafuitvoeringsrechtbank en de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content