Vertrekpremies: zijn politici de profiteurs of is de wet obsceen?

Yvan Mayeur © Belga
Soraya Ghali Journalist bij Le Vif/L'Express

Zoals vele dossiers die verband houden met het geld van onze verkozenen zijn de vertrekpremies ook een netelige kwestie. Ze zijn uiteraard legitiem, maar er is een verschil tussen theorie en praktijk en de vergoeding kan al snel schandalig overkomen. Laatste voorbeeld: dat van Yvan Mayeur.

Yvan Mayeur ‘zou uiteindelijk gevallen zijn voor ‘maar’ 700 euro netto per maand’ (aan zitpenningen bij de vzw Samusocial, nvdr) merkt een politicoloog ironisch op. Een ‘kleine’ 700 euro die bij de maandelijkse 10.788,66 euro bruto per maand kwam die hij inde voor zijn functie als burgmeester van de Stad Brussel. De socialist, die nog altijd de intercommunale Vivaqua voorzit, zat aan het door de wet bepaalde plafond: sinds 1999 is het bedrag van de inkomens van een publiek mandataris beperkt tot 150 procent van de parlementaire vergoeding. Voor 2017 komt dat op een maximumbedrag van 183.519,45 euro bruto. Voor de rest is er nog een substantiële vergoeding die amper vernoemd wordt: zoals L’Echo vandaag in herinnering brengt, kreeg Yvan Mayeur, die vijftien jaar lang federaal Kamerlid was – van 1989 tot 1995 en van 1999 tot 2014 -, 30 maanden lang een maandelijkse vertrekpremie van 4300 euro netto, van juni 2014 tot november 2016.

De ex-burgemeester is natuurlijk niet de enige die beroep deed op die vergoeding. Niet zo lang geleden, in 2013, was er ex-federaal Kamerlid Valérie Déom (PS). Ze verhuisde voor een directiefunctie bij ziekenfonds Solidaris en kreeg 110.165 euro bruto. Zo verging het ook Brussels parlementslid Olivia P’tito (PS) die een functie kreeg bij de algemene directie van Bruxelles Formation, het openbaar organisme belast met de professionele opleidingen in het Brussels gewest: 18 maanden vertrekpremie, of 150.000 euro bruto. Zelfde geval toen Vlaams parlementslid Sven Gatz (Open VLD) de Unie van de Belgische Brouwers ging leiden: 300.000 euro bruto. Net als voormalig CD&V-minister Stefaan De Clerck toen de federale regering hem aanstelde als voorzitter van Belgacom: 270.000 euro bruto. Als fractieleiders kregen ze trouwens een extra bedrag. Onder druk hadden Gatz en De Clerck echter beiden afgezien van die vergoeding.

Vertrekpremies: zijn politici de profiteurs of is de wet obsceen?
© Belga

Vandaag zouden gevallen als die van Stefaan De Clerck en Sven Gatz niet meer mogelijk zijn. Tijdens de vorige legislatuur werden nieuwe regels in het leven geroepen, en werd de wet enigszins verstrengd. De Kamer kent geen vertrekpremie meer toe aan een federaal Kamerlid dat vrijwillig zijn mandaat opgeeft, behalve, bepaalt het reglement, in geval van overmacht: ‘ernstige ziekte’ of ‘ernstige persoonlijke zorgen’. Hetzelfde reglement herleidde de duur van de uitbetaling van die vertrekpremies tot maximum twee jaar, i.p.v. vier jaar voorheen – minimum van twaalf maanden bleef echter onveranderd. Hetzelfde geldt voor de Gewesten: ook daar werd de vertrekvergoeding in geval van vrijwillig ontslag afgeschaft en werd het beperkt in de tijd. Het nieuwe regime geldt enkel voor de nieuwe federale Kamerleden – degenen die vanaf 2014 verkozen werden – en niet voor de ‘habitués’ van de vergaderingen, die voor de vernieuwing van het systeem verkozen raakten.

Bij de provincies is er echter niets veranderd. Het huidige systeem laat de provinciaal gedeputeerden toe om tot vier jaar na hun uittreding een vertrekpremie te innen, zelfs als ze ontslagnemend zijn zoals André Gilles (PS) die als voorzitter van de intercommunale Publifin middenin het schandaal Publifin/Nethys zit. Het weekblad Pan onthulde dat hij om zijn vergoeding van 430 000 euro bruto vroeg. Er wordt een hervorming aangekondigd voor 2018 waarbij de provincies aangepast zullen worden aan de andere parlementen van het land.

De aard van het probleem

André Gilles
André Gilles© Belga

Is daar wel iets schandaligs aan? Alles is immers legaal. Het mechanisme is voorzien door een wet van 1970 die bepaalt dat de volksvertegenwoordigers het recht hebben om een vergoeding te innen die overeenkomt met hun anciënniteit: elk jaar op post geef recht op twee maanden vergoeding. Hetzelfde artikel verduidelijkt dat de storting op vraag van de verkozene elke maand door het parlement waar hij zetelt betaald wordt en dat hij volledig onderhevig is aan belasting. De volledige carrière telt mee. Zowel de opeenvolgende parlementaire mandaten als de maanden die een volksvertegenwoordiger die minister wordt in de regering doorbrengt worden meegeteld, en dat op eender welk machtsniveau. Dat is echter op voorwaarde dat het Kamerlid niet in een ander parlement gaat zetelen of dat hij geen minister, ambassadeur, provinciegouverneur of rechter aan het Grondwettelijk hof wordt: in dat geval wordt de storting niet stopgezet, maar tijdelijk bevroren. Ten slotte komt de vergoeding overeen met het maandelijkse ‘loon’ plus de forfaitaire onkosten. Net zoals de werkloosheidsuitkeringen is ze niet degressief.

Zo’n vertrekpremie hoeft niet te chocqueren. De parlementaire loopbaan wordt als een risicofunctie beschouwd aangezien ze in wezen onderworpen blijft aan de onzekerheid van de stemming, ook al verzacht de cumul van de mandaten voor velen de schok van een nederlaag. De ambtenaren-parlementsleden moeten zich geen zorgen maken: ze krijgen automatisch hun functie terug eens ze weer gewone burgers zijn. De terugkeer naar het professionele leven kan echter moeilijk zijn voor sommige parlementsleden die in de privé werkten. Neem het geval van een loontrekkend parlementslid, een bedrijfsleider of beoefenaar van een vrij beroep, die op zijn vijftigste verslagen wordt op het einde van een legislatuur. Hij zal wel zoals elk verslagen parlementslid een jaar lang zijn vertrekpremie kunnen innen, maar ondertussen zal hij ofwel zijn job, ofwel zijn cliënteel kwijt zijn.

Het obscene aan het systeem is dat het afgewend wordt van zijn bestaansreden. In de praktijk geeft het aanleiding tot absurde situaties. Zo inde José Happart (PS) na een loopbaan van 30 jaar 480.000 euro bruto, een vergoeding die trouwens opgetrokken werd door zijn hoedanigheid als voorzitter van het Waals parlement. Net zoals Georges Pire (MR), een andere sleutelfiguur uit het dossier Publifin die in 2015 na 27 jaar vrijwillig het provinciale vice-voorzitterschap van Luik verliet met 250.000 euro bruto op zak. Of Michel Lebrun (CDH) in 2014, met 225.600 euro bruto. Voorbeelden die vragen doen rijzen: wat is het nut van een vertrekpremie die geacht wordt als veiligheidsnet te dienen voor parlementsleden die niet herverkozen worden, terwijl Happart en Pire bijvoorbeeld vlak voor hun pensioen stonden en op weg waren naar andere publiek vergoede mandaten?

Situaties zoals die van Stefaan De Clerck en Sven Gatz zijn nu niet meer mogelijk, maar blijven wel overeind bij Yvan Mayeur, Claude Eerdekens (PS) – die zijn vertrekpremie inde terwijl hij zijn loon als burgemeester van Andenne kreeg – of Olivia P’tito: zij kunnen hun vertrekpremies met inkomsten van andere lokale mandaten of andere professionele inkomsten uit de privé innen. Er is niets dat het verbiedt en het plafond van de wet houdt geen rekening met de vertrekpremies.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content