‘Vergrijzingskosten lopen in 2060 op tot 6,3 procent BBP’

Dat becijferde de Studiecommissie voor de Vergrijzing. Als de Belgen drie jaar langer werken, zou de kost 1,4 procent lager liggen.

Om de kosten van de vergrijzing binnen de perken te houden, moeten de Belgen langer aan het werk blijven. Die boodschap gaf gouverneur Guy Quaden van de Nationale Bank maandag bij de voorstelling van het negende jaarverslag van de Studiecommissie voor de Vergrijzing.

Volgens dat verslag zullen de kosten van de vergrijzing tegen 2060 leiden tot een extra uitgave van 6,3 procent van het bruto binnenlands product (BBP).

De kost van de pensioenen zal volgens het verslag van 9,7 procent van het BBP nu oplopen tot 14,4 procent tegen 2060. De gezondheidszorg zal dat jaar 11,7 procent van het BBP kosten, terwijl dat nu 8,1 procent is, aldus de vergrijzingscommissie.

Drie jaar langer werken

Eén van de maatregelen om die kosten in de hand te houden, is volgens Quaden een verhoging van de effectieve pensioenleeftijd.

Zo bleek in 2008 dat maar 30 procent van de mannen in de leeftijdscategorie tussen 60 en 64 jaar nog aan het werk was. Bij de mannen tussen 55 en 59 jaar bedroeg de werkgelegenheidsgraad in dat jaar 64 procent.

De commissie wil dat de Belgen drie jaar langer werken dan nu om de kosten van de vergrijzing beheersbaar te houden. De leeftijd waarop de Belg in 2008 stopte met werken was gemiddeld 59,7 jaar.

Dat zou volgens de commissie dus 62,7 jaar moeten worden, waardoor de vergijzingskost 1,4 procent lager zou liggen dan de voorspelde 6,3 procent van het BBP.

Daarnaast brak Quaden een lans voor meer economische groei. Dat is volgens hem de beste manier om de sociale zekerheid in stand te houden.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content