Treinbestuurders ontkennen vermoeidheid door ‘macho’-cultuur

Het treinongeluk in Wetteren dat tot de evacuatie van 2000 buurtbewoners leidde. © BELGA

Uit het veiligheidsonderzoeksverslag over de treinramp bij Wetteren blijkt dat ‘de macho-beroepscultuur bij treinbestuurders ertoe leidt dat zij zelden erkennen dat ze moe zijn, om niet als zwak te worden bestempeld.’

De ‘macho’-beroepscultuur van het vak van treinbestuurder zorgt ervoor dat bestuurders niet kunnen erkennen dat ze moe zijn, omdat ze dan als “zwak” zouden beschouwd worden. Dat stelt het veiligheidsonderzoeksverslag van het Onderzoeksorgaan voor Ongevallen en Incidenten op het Spoor (OOIS). De voorlopige kosten van de ramp in Wetteren bedragen al meer dan 13 miljoen euro, zo blijkt ook uit het rapport.

Op 4 mei 2013 ontspoorden in Wetteren om 1u58 zeven wagons van een konvooi met achttien wagons, drie wagons raakten doorboord en de giftige stof acrylnitril kwam vrij. Eén buurtbewoner overleed ’s namiddags, bijna 2.000 mensen werden geëvacueerd.

Vermoeidheidsniveau melden

Het onderzoeksrapport, dat spreekt over “de zeer waarschijnlijke invloed van de vermoeidheid van de bestuurder op het ontstaan van dit ongeval”, beveelt de invoering van een “Veiligheidbeheersysteem Vermoeidheidrisico’s” (VBS-VR) aan. Dat beheert de vermoeidheidsrisico’s op verschillende niveaus van de organisatie en werd onder meer in de luchtvaartsector door diverse maatschappijen ingevoerd.

“Anderzijds blijkt uit de tijdens de gesprekken verzamelde gegevens dat, in de praktijk, bestuurders slechts zeer zelden een hoog vermoeidheidsniveau melden”, schrijft het Onderzoeksorgaan. “Dit heeft voornamelijk te maken met de beroepscultuur van het vak. Door deze cultuur, die bepaalde bestuurders zelf bestempelen als ‘macho’, kunnen ze niet erkennen dat ze moe zijn, want dan zouden ze in zekere zin erkennen dat ze ‘zwak’ zijn. In deze context lijkt het niet opportuun om de beoordeling en het beheer van een vermoeidheidsniveau voor aanvang van een dienst enkel over te laten aan de bestuurder.”

Hoge milieukost

De kosten van de ramp lopen op tot meer dan 13 miljoen euro, meldt het rapport, dat benadrukt dat het om een “voorlopige en onvolledige benadering” gaat. De grootste kost is de schade aan het milieu, die geraamd wordt op bijna 3,8 miljoen euro. De infrastructuurkosten bedragen voorlopig 3,3 miljoen euro. De uitgaven van de brandweer komen op 1 miljoen euro, maar de kosten van civiele bescherming, politie en staalnames liggen nog niet vast.

Wat de communicatie betreft, stelt het rapport vragen bij een persconferentie die op 17 mei werd gehouden op de verharde zone naast de sporen. “De bezoekers worden onder begeleiding van politie en brandweer op de site toegelaten. Niemand draagt PBM’s (persoonlijke beschermingsmiddelen, nvdr.). Op het moment van de persconferentie verlaten de bergingswerkers de Toolboxmeeting en begeven zich in gaspak met gasfilters en speciale PBM’s naar de site om de bergingswerken aan te vangen. Het contrast tussen de twee gebeurtenissen is zeer groot. De situatie lokt talrijke kritische commentaren uit bij de hulpdiensten, bergingswerkers en mensen die instaan voor de veiligheid op de site, terecht zoals later zal blijken.”

Verkeerd signaal

Het Onderzoekorgaan vraagt aan de betrokken partijen om rekening te houden met de risico’s. “De noodzaak om de bevolking te informeren en gerust te stellen is ontegensprekelijk belangrijk maar de wijze waarop staat in scherp contrast met wat elders op de site gebeurt en geeft een verkeerd signaal. De brand die ontstaat tijdens de bergingswerken op 18 mei toont aan dat bergingswerken steeds belangrijke risico’s inhouden en dat de genomen veiligheidsmaatregelen geen overbodige luxe zijn”, besluit het rapport. (Belga/WB)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content