Caroline Copers (ABVV)

‘Tips voor Jo Vandeurzen om onze oude dag betaalbaar te houden’

Caroline Copers (ABVV) Algemeen secretaris Vlaams ABVV.

3 op de 4 ouderen heeft onvoldoende middelen om de rusthuisfactuur te betalen. De rusthuisbarometer, een grootschalig onderzoek van de socialistische mutualiteit naar de kostprijs van het verblijf in het rusthuis en de betaalbaarheid voor de bewoners, legt de vinger op een pijnlijke wonde. Vlaams minister van Welzijn Jo Vandeurzen (CD&V) kan er nochtans iets aan doen, schrijft Caroline Copers (ABVV).

Die rusthuisfactuur is niet van de poes en bedraagt in Vlaanderen gemiddeld 1595 euro per maand, waarvan 1448 euro naar de dagprijs gaat (een vast bedrag dat de bewoner betaalt voor zijn kamer, ongeacht de zorgbehoefte of inkomen) en 107 euro naar supplementen zoals geneesmiddelen of de was. De helft van de ouderen heeft zo’n 287 tot 544 euro tekort om deze maandelijkse factuur te kunnen betalen.

Slechts heel weinig rusthuisbewoners komen hiervoor rond met hun pensioen of inkomensgarantie voor ouderen (IGO). Zelfs wanneer dit aangevuld wordt met de 130 euro zorgverzekering (voor elke oudere in een woonzorgcentrum) en eventueel de tegemoetkoming hulp aan bejaarden (varieert tussen 81,81 euro en 549,15 euro per maand), moeten bewoners heel vaak andere middelen aanspreken om de factuur te betalen: hun vermogen, hulp van familie of van het OCMW.

De prijzen blijven stijgen

De dagprijs voor een woonzorgcentrum is de voorbije vijf jaar met zo’n 20 procent gestegen en dreigt in de nabije toekomst op te lopen tot zo’n 1800 euro.

Door een structurele onderfinanciering (waarbij het budget het zwaarder wordend zorgprofiel van de bewoners niet volgt) en een aantal recente besparingen op ouderenzorg (vb. werkingskosten worden niet geïndexeerd, VIPA-subsidies staan on hold) staat de betaalbaarheid van onze oude dag verder onder druk. Om toch de kwaliteit van de zorg voor alle bewoners te kunnen garanderen, trekken woonzorgcentra hun prijzen op. De bewoner betaalt dus met andere woorden met zijn woonbijdrage een deel van de zorg (wat volgens het basisidee van het financieringsmodel eigenlijk de taak van de overheid is).

Een gemiddeld pensioen van een mannelijke werknemer bedraagt zo’n 1075 euro, dat van een vrouwelijke werknemer slechts 776 euro. Bij een gemiddelde dagprijs komt dit neer op een tekort van 520 euro per maand voor mannen en 819 euro voor vrouwen. En als je weet dat 3 op de 4 rusthuisbewoners vrouwen zijn, maakt dit het plaatje er niet fraaier op.

Bovendien neemt de federale regering, zonder enig echt sociaal overleg, de ene maatregel na de andere waardoor de (toekomstige) gepensioneerden nog meer in de armoede dreigen te verzeilen: zo ligt de afschaffing van de gelijkgestelde periodes op tafel, wil men het maximumplafond voor de berekening van de pensioenen herzien en focust men op de strengere toekenning van een minimumpensioen (na 20 jaar “effectief” werk).

5 tips voor Jo Vandeurzen

Nu Vlaanderen de touwtjes in handen heeft om het volledige woonzorgbeleid uit te tekenen (1,83 miljard euro komt over naar Vlaanderen voor de financiering van de ouderenzorg), en dus ook het prijsbeleid van de woonzorgcentra kan bepalen, is het hoog tijd dat de betaalbaarheid van de ouderenzorg topprioriteit wordt.

Zeker nu ouderenbeleid op de politieke agenda staat, willen we Vlaams minister van Welzijn Jo Vandeurzen (CD&V) een aantal nuttige tips geven om onze oude dag kwalitatief en betaalbaar te houden.

1. Investeer in zorgvoorzieningen

Investeer in een kwaliteitsvol, betaalbaar toegankelijk en toereikend aanbod aan zorg voor ouderen, zowel thuiszorg als residentiële zorg. Voorzie daartoe voldoende collectieve middelen.

Vlaanderen vergrijst in een strak en ongezien tempo (in 2030 zal 7% 80+ zijn), dat weten we al lang. Tegen 2025 moeten er 14.000 bedden extra zijn, dat is een toename van het aanbod met 19%. Het kan niet zijn dat een zorgbehoevende oudere zelf moet opdraaien voor een deel van de zorg of zorggerelateerde kosten. Voorzie daarom een maximumfactuur.

2. Investeer in personeel

Het is noodzakelijk dat de personeelsomkadering (en de financiering ervan) overeenkomt met de reële zorgzwaarte in de diverse voorzieningen. Vandaag is dit niet het geval.

Eenmaal deze inhaaloperatie achter de rug is, moet de financiering verder meegroeien met de toenemende zorgbehoefte en zorgzwaarte die te voorzien valt door de demografische evoluties. In een tweede fase dienen er hogere personeelsnormen te komen dan deze die vandaag door het RIZIV zijn bepaald. Met de huidige normen kan je namelijk enkel mensen de hoogst noodzakelijke zorg geven. Dit zal ook de werkbaarheid van het werk in de rusthuissectoren (die momenteel problematisch is: 1 op de 2 werknemers in de sector heeft geen werkbare job) ten goede komen.

3. Voer sociale correcties in

Naast een breder beleid dat ervoor zorgt dat ouderen over voldoende inkomen beschikken en armoede bestrijdt (vb. door het optrekken van de minimumpensioenen), kan de Vlaamse regering de betaalbaarheid van de ouderenzorg garanderen door sociale correcties in te voeren op het persoonlijk aandeel die zorgbehoevenden betalen. Zo bijvoorbeeld voor de woon- en leefkosten in de residentiële zorgvormen (die betaalt de bewoner nu via de huisvestingscomponent in de dagprijs).

Deze sociale correcties moeten rekening houden met het inkomen en vermogen van de zorggebruiker. De kosten van een verblijf in residentiële woonzorg mogen voor ons niet hoger liggen dan het pensioen. Bovendien moeten de bewoners een zelf te besteden bedrag overhouden voor eigen uitgaven. Een inkomensgerelateerde ligdagprijs (op basis van een inkomens- en vermogenstoets) – naar analogie met het inkomensgerelateerde uurtarief voor thuiszorg – en een maximumfactuur zijn waardevolle pistes.

4. Maak de zorgverzekering meer solidair

Ten vierde zou de tegemoetkoming van de zorgverzekering zorgzwaartegerelateerd moeten worden. De rusthuisbarometer wijst namelijk uit dat een hogere zorgafhankelijkheid tot meer extra kosten leidt. Wij pleiten al langer voor inkomensgerelateerde bijdragen en uitkeringen naargelang noden, inkomen en vermogen.

Daarom blijven we ingaan tegen de verdere uitbreiding van het model van de zorgverzekering (je weet wel, die 50 euro die je ieder jaar betaalt aan je zorgkas) zoals dat vandaag bestaat, met forfaitaire bijdragen en forfaitaire uitkeringen. De zorgverzekering moet toereikend zijn om de aan zorgbehoefte gerelateerde noden te dekken.

5. Schaf de onderhoudsplicht af

Tenslotte, maar niet onbelangrijk, pleiten we ook voor de afschaffing van de onderhoudsplicht. Als een zorgbehoevende oudere vandaag te weinig financiële middelen heeft om zijn of haar woonzorgcentrum te betalen, moeten de kinderen of familie (in de meeste gemeenten) bijspringen.

Zorg voor zorgbehoevende ouderen moet onder de collectieve solidariteit vallen. Het huidige systeem is onrechtvaardig omdat het niet in alle gemeenten van toepassing is en enkel geldt voor woonzorgcentra, niet voor de facturen in de thuiszorg bijvoorbeeld.

Bovendien is de onderhoudsplicht een soort ‘solidariteitslotto’: alleen wie arme ouders heeft betaalt; wie rijke ouders heeft betaalt niet en kan daarenboven vaak rekenen op een erfenis. Dat zadelt hulpbehoevende ouderen vaak op met een schuld- en schaamtegevoel tegenover hun kinderen.

De afschaffing van de onderhoudsplicht kan uiteraard niet zomaar als op zichzelf staande maatregel, maar moet opgevangen worden door de sociale correcties (vb. inkomensgerelateerde dagprijs voor het woonzorgcentrum en de invoering van de maximumfactuur voor niet-medische zorgkosten).

Conclusie

Er is dus nog ruimte voor verbetering van ons ouderenzorgbeleid. Minister Vandeurzen heeft de sleutel in handen. Nu hopen dat hij in de juiste richting draait; voor de ouderen van nu, maar ook die van morgen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content