Taalproblemen op de spoed: ‘Vlamingen moeten hun gêne overwinnen’

Antoon Cox: 'Ik vermoed zelfs dat sommigen zich achter hun Vlaamsgezindheid verschuilen om geen Frans te hoeven spreken.' © Franky Verdickt
Ann Peuteman

‘Op de spoeddienst kunnen vertaalfouten het verschil maken tussen leven en dood.’ Taalwetenschapper Antoon Cox onderzocht waarom mensen er vaak alles aan doen om geen vreemde taal te hoeven spreken .

In het ziekenhuis, aan het loket, in een restaurant, op straat. Veel mensen verkrampen zodra ze aangesproken worden in een taal die ze niet goed beheersen. Sommigen gaan er dan simpelweg vandoor, anderen doen alsof ze alles perfect verstaan. ‘Het gevolg is dat mensen vaak de zorg of bijstand niet krijgen waar ze recht op hebben’, zegt taalkundige Antoon Cox. ‘Op de spoeddienst van een groot ziekenhuis, waar ik onderzoek deed naar de communicatie tussen artsen en patiënten die noch Frans noch Nederlands spreken, heb ik dat ontelbare keren gezien. Vaak begrepen artsen hun patiënten niet goed genoeg om hun medische voorgeschiedenis te kunnen opnemen. Heel gevaarlijk, want medische tests kunnen die mondelinge informatie nooit helemaal vervangen. Bovendien zorgt zo’n spraakverwarring voor extra stress bij de patiënten.’

Veel studenten verpleegkunde of geneeskunde weigeren om stage te doen in Brussel omdat ze denken dat hun Frans niet goed is.

Zijn er in zo’n ziekenhuis dan geen tolken of culturele bemiddelaars?

Antoon Cox: Meestal wel, maar ze worden amper ingezet. Veel dokters hebben niet graag dat er een buitenstaander aanwezig is als hij een patiënt onderzoekt. Daarnaast denken ze dat ze te veel tijd zullen verliezen door op een tolk te wachten. Liever doen ze een beroep op de familieleden, vrienden of buren die met de patiënt zijn meegekomen. Maar dat is niet zonder gevaar. Die mensen spreken niet altijd dezelfde taal als de patiënt. Ik herinner me een Pakistaan die was meegekomen met een zieke landgenoot en diens woorden voor de spoedarts vertaalde. Niemand zag daar graten in: als die twee mensen uit Pakistan kwamen, zouden ze wel dezelfde taal spreken. Niet dus. Achteraf bleek de ene Urdu te spreken en de ander Punjabi. Twee talen die sterk op elkaar lijken, maar niet exact hetzelfde zijn. Natuurlijk sluipen er dan fouten in de vertaling.

Roept zo’n spoedarts er dan niet alsnog een tolk bij?

Cox: Vaak beseft hij niet eens dat er iets misloopt met de communicatie. Pas achteraf, toen ik de geluidsopnames van die gesprekken beluisterde met de vertaling bij de hand, merkte ik hoe vaak een patiënt iets helemaal anders had gezegd dan de arts had begrepen. Soms voelde het alsof ik naar een thriller zat te luisteren, want op de spoeddienst kunnen vertaalfouten het verschil maken tussen leven en dood. Zoals die keer dat een arts wou achterhalen of er bij een man van Aziatische afkomst sprake was van hartfalen. Hij stelde een hele reeks vragen en op basis van de antwoorden, die door een vriend van de patiënt waren vertaald, concludeerde hij dat er geen acuut gevaar was. Maar op de bandopname hoorde ik dat de man wel degelijk dingen had gezegd die op hartfalen wezen. Wellicht had de vertaler informatie weggelaten omdat hij dacht dat die niet belangrijk was. Dat gebeurt behoorlijk vaak. En ondertussen denkt zowel de arts als de patiënt dat ze goed met elkaar communiceren. Alleen door een beroep te doen op professionele tolken kunnen zulke precaire situaties vermeden worden. Zeker op een spoeddienst waar het snel moet gaan en mensen vaak vermoeid zijn omdat ze lange shifts moeten draaien.

Zou het niet helpen als artsen systematisch checken of hun patiënt alles wel heeft begrepen?

Cox: Veel mensen vrezen dat ze dan een doos van Pandora openen en nog meer tijd zullen verliezen. Wat ook meespeelt, is dat de meeste mensen niet graag toegeven dat ze iets niet hebben begrepen of een taal niet goed beheersen. Zeker niet als het om talen als Frans en Engels gaat, waarvan we vinden dat iedereen ze hoort te kennen. Uit angst om af te gaan doen beide partijen dan maar alsof ze elkaar verstaan. Diezelfde gêne is ook de reden waarom veel artsen ervoor terugdeinzen om iets uit te beelden, aan overacting te doen of overdreven te articuleren. Nochtans is dat soms de enige manier om zich verstaanbaar te maken tegenover een patiënt die geen Nederlands of Frans spreekt. Sommige mensen laten zich zelfs echt door die gêne verlammen. Veel studenten sociaal werk, verpleegkunde of geneeskunde weigeren bijvoorbeeld om stage te doen in Brussel. Omdat ze niet vertrouwd zijn met de hoofdstad maar ook omdat ze denken dat hun Frans niet goed is.

De meeste mensen geven niet graag toe dat ze iets niet hebben begrepen of een taal niet goed beheersen

Denken ze dat, of is het gewoon zo?

Cox: Vanaf het vijfde leerjaar tot en met het laatste jaar van de middelbare school is Frans voor alle Vlaamse leerlingen een verplicht vak. Hoe is het dan mogelijk dat ze de taal niet vlot spreken tegen de tijd dat ze achttien zijn? Het idee dat ze het niet kunnen, is aangeleerd. Meestal durven ze gewoon geen Frans te spreken. Zo bang zijn ze om fouten te maken. Dat heb ik onder meer gezien toen ik voor mijn masterproef onderzoek deed bij de VRT. Een Nederlandstalige journaliste vroeg me om aan de overkant, bij de RTBF, het nummer van een Luikse vakbondsafgevaardigde te gaan vragen. Zelf durfde ze dat niet, want dan zou ze Frans moeten spreken. Dat was nochtans iemand die in oorlogsgebied had gewerkt.

Is het dan zo vreemd dat je zenuwachtig wordt als je een taal moeten bovenhalen die je amper kent?

Cox: Natuurlijk niet. Dat gevoel van onbehagen beperkt zich trouwens niet alleen tot taal. Ook als we tegenover iemand staan die er anders uitziet dan we gewoon zijn, komt die gêne soms opzetten. Stel dat je in je leven nog niet veel mensen van vreemde origine hebt ontmoet en plots tegenover een vrouw met een hoofddoek zit. Dan is de kans groot dat je je onbehaaglijk voelt. Niet alleen omdat je ervan uitgaat dat ze wel geen Nederlands zal spreken, maar ook omdat je niet goed weet hoe je met een moslima moet omgaan. Wat mag je zeggen en waar zwijg je beter over? Zal ze je woorden niet verkeerd interpreteren? Dat onbehagen kun je letterlijk horen.

Hoezo?

Cox: Voelt iemand zich niet op zijn gemak, dan verandert zijn stem en begint hij vaak te lachen. Onlangs nog heb ik dat ervaren toen ik in Geraardsbergen een bakkerij binnenstapte om een mattentaartje te kopen. De bakkersvrouw was in het dialect met de andere klanten aan het praten en lachte breed. Tot ik aan de beurt was. Zodra ze hoorde dat ik niet van de streek was, verdween haar glimlach en veranderde haar stem. Ze was niet onvriendelijk, maar ze gedroeg zich wel anders. Er zijn ook mensen die in ongemakkelijke situaties heel babbelziek worden. Dan ontmoeten ze iemand met Afrikaanse roots en beginnen ze uit te leggen dat Afrika zo schoon is, dat ze ook een zwarte kennen en dat ze die huidskleur heel mooi vinden. Allemaal om duidelijk te maken dat ze niets tegen zwarte mensen hebben, maar dat kan natuurlijk helemaal verkeerd overkomen.

Antoon Cox

1980: geboren in Leuven

1998-2004: studeert toegepaste taalkunde aan de Erasmushogeschool Brussel

2004-2005: studeert journalistiek aan de UCLouvain

– Sinds 2010: onderzoeker aan de VUB

– Sinds 2011: docent sociaal tolken bij het Agentschap Integratie en Inburgering

– Sinds 2014: docent aan de UCLL

– Sinds 2014: onderzoeker bij King’s College London

2017: promoveert tot doctor in de toegepaste taalkunde aan de VUB

Wat op racisme lijkt, is soms gewoon een uiting van onbehagen?

Cox: Voor alle duidelijkheid: racisme en onverdraagzaamheid zijn reële problemen in onze samenleving. Maar in sommige gevallen worden mensen eerder gedreven door gêne dan door onverdraagzaamheid. Dat geldt trouwens ook voor flamingantisme. Natuurlijk zijn er Vlamingen die uit principe weigeren om Frans te spreken als ze in Brussel zijn. Maar bij anderen is dat louter omdat ze bang zijn om fouten te maken. Ik vermoed zelfs dat sommigen zich achter die Vlaamsgezindheid verschuilen om geen Frans te hoeven spreken. Ook ambtenaren trouwens. In België hebben we natuurlijk een taalwetgeving, maar die wordt echt niet overal even streng toegepast. Sommige ambtenaren knijpen weleens een oogje dicht, andere weigeren consequent om ook maar een woord in een andere taal uit te spreken. Zou dat echt alleen maar uit principe zijn? Wellicht verbergen sommigen zich ook achter die taalwetgeving omdat ze dan geen Frans hoeven te spreken.

Wat kan er tegen die schroom gedaan worden?

Cox: Om te beginnen zou het taalonderwijs anders moeten worden aangepakt. Natuurlijk moet je de woordenschat en grammatica van een taal kennen, maar daarnaast is het belangrijk om veel te lezen, te spreken en vooral te luisteren. Online is er lesmateriaal genoeg, dat perfect in het officiële leerplan past. Er bestaan zelfs kant-en-klare podcasts in het Frans die tieners echt kunnen boeien. Door daarnaar te luisteren zullen ze op den duur het ritme van de taal leren kennen. En eens je dat ritme onder de knie hebt, krijg je vanzelf meer zelfvertrouwen om een nieuwe taal te spreken en valt het ook veel minder op als je fouten maakt.

Is dat constante onbehagen eigenlijk des mensen of typisch Vlaams?

Cox: Het is in elk geval opvallend dat die gêne bij ons veel verlammender lijkt te werken dan in de meeste andere Europese landen. Veel Nederlanders hebben bijvoorbeeld een zwaar accent als ze Frans of Engels praten, maar trekken zich daar helemaal niets van aan. Het zou dus best kunnen dat de aard van de meeste Vlamingen op dat vlak anders is, maar dat wil nog niet zeggen dat we ons daarbij moeten neerleggen. Zeker niet als die gêne zulke proporties aanneemt dat sommige mensen bang zijn om met vreemden te praten of de trein naar Brussel te nemen.

‘DESNOODS MAAK IK EEN TEKENING’

Om haar patiënten te begrijpen, is de Brusselse spoedarts An Wauters bereid om heel ver te gaan.


‘Heeft iemand maar twee zinnen nodig om de lange uitleg van een patiënt te vertalen, dan weet ik dat er iets niet klopt. Het is ook niet omdat een patiënt woorden gebruikt die ik versta dat hij er dezelfde betekenis aan geeft. Als mensen van Afrikaanse origine zich niet goed voelen, beweren ze bijvoorbeeld vaak dat ze last hebben van vertigo. Ondertussen weet ik dat ze daar iets helemaal anders mee bedoelen dan ik. Als ik de indruk heb dat er ruis op de communicatie zit, blijf ik doorvragen. Op het eind check ik ook altijd of de patiënt alles wel goed heeft begrepen.


Zelfs als we echt niet met woorden kunnen communiceren en er ook geen vertalers in de buurt zijn, probeer ik toch nog informatie los te krijgen. Eerst probeer ik dat met losse woorden en gebarentaal. Pijn? Hier? Desnoods neem ik een blad papier en maak ik een tekening. Maar lang niet alle artsen zijn daartoe bereid. Vlot de communicatie niet, dan gaan sommigen meteen over tot medische tests. Jammer, want uit de antwoorden van een patiënt kun je 70 tot 80 procent van de informatie halen. Onlangs nog zag ik een man die verschrikkelijke hoofdpijn had. Alles leek erop te wijzen dat hij een hartinfarct had gehad. “Afghanistan?” vroeg ik hem. Toen hij knikte, noemde ik een paar Afghaanse steden op. Zodra hij de naam van zijn stad hoorde, begon hij onbedaarlijk te huilen. Toen wist ik dat er iets anders aan de hand was dan een hartaanval.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content