Stefaan Degand: ‘Ik moet lang leven, hè? Ik moet er zijn voor onze dochter’

© Diego Franssens
Els Van Steenberghe
Els Van Steenberghe Els Van Steenberghe is theaterrecensent.

Stefaan Degand verloor in enkele maanden tijd zijn moeder, zijn vrouw en zijn tweede, ongeboren kind. Toch speelt hij binnenkort Hamlet bij het Mechelse collectief Abattoir Fermé. Een gesprek over hoe de kunsten (niet) helpen als het leven een tragedie wordt.

‘Ik hou van jou. / Voor altijd. / Ik ga kapot zonder jou. / Blijf bij me. / Voor altijd. / Ik kan niet zonder jou. / Ik hou van jou.’ Deze woorden spreekt de 29-jarige Stefaan Degand uit terwijl hij, geflankeerd door cellist Jan Kuijken en verteller Josse De Pauw, halfnaakt op de scène staat in De Pauws stuk LIEFDE / Zijn handen. Het is woensdag 7 november 2007. De voorstelling speelt in de Brusselse Beursschouwburg. Degand staat, zoals steeds, iets gebogen – hij leeft met een pijnlijke rug – en staart de zaal in. In die zaal zit zijn grote liefde. De woorden hadden voor haar bestemd kunnen zijn. Zij, het acteren en lekker eten zijn de ‘Heilige Drievuldigheid’ die hem perfect gelukkig maken.

Nu, tien jaar later, twijfelt hij aan de noodzaak van het toneelspelen en zijn eten smaakt naar karton. Zijn ware liefde is niet meer. Op 13 juli 2017 stuurt Degand, op advies van zijn management, dit bericht de wereld in: ‘Julie en onze kleine baby in haar buik zijn gestorven. De bacteriële hersenvliesontsteking heeft hen geen enkele kans gegeven. Haar hart kon de bacterie niet raken en zal voortleven in iemand anders. Ze was, is en zal blijven voortleven.’

Wat ik meemaak, is te groot voor een mens. Maar het spelen tilt me even uit de ruis

Een maand later staat hij weer op de planken. ‘Ik speelde tijdens het Theaterfestival Boulevard in Lassus Grand Cru van het muziekensemble Zefiro Torna, een productie waarin contratenor en wijnkenner Steve Dujardin het publiek wijn laat proeven terwijl het ensemble liederen van Orlandus Lassus speelt. Toen Steve aan het publiek vroeg om ‘de wijn te laten walsen in uw glas’, walste ik met een toeschouwer. Nadien besefte ik dat ik tijdens de opvoering een hele fles wijn leegdronk. Dat hielp op dat moment, wellicht. Maar zulke dingen moet ik niet meer doen.’

Degand vertelt het aan de houten terrastafel in zijn stadstuintje. De tekstbrochure van Hamlet – waarop hij in sierlijke schoonschriftletters zijn naam schreef (ik houd van een mooi handschrift) – ligt op het tafelblad. Daarnaast staat een lieflijk beschilderde mok koffie en een porseleinen kommetje waarin tijdens het gesprek steeds meer sigarettenpeuken belanden. ‘In december stop ik. Nu kan ik niet anders.’ Naast de tafel staan een kinderstoel en een miniglijbaan. Tussen de klimop plantte de driejarige dochter een regenboogkleurig plastic windmolentje.

Volgende week gaat Hamlet in première. Waarom zegde u niet alles af?

Stefaan Degand: Je komt je woord na. Al word je vader of verlies je ineens alles wat je lief is. Dat leerden mijn ouders me. Over meespelen in Lassus Grand Cru twijfelde ik niet. Dat was twee avonden optreden en klaar. Over Hamlet twijfelde ik wél. Waarom zou je nog toneelspelen en touren? Je moet voor je dochter zorgen! Dat maalde door mijn kop. En dan is er de tekst. Stef Lernous (artistiek leider van Abattoir Fermé, nvdr) bewerkte Shakespeares tekst over de Deense prins die de moord op zijn vader wil wreken tot een stuk dat vanuit Hamlets perspectief verteld wordt. Hamlet zit in een café en denkt na over zijn leven. Zijn geliefde dood. Zijn ouders dood. Het geloof in de toneelspeler weg. (hij staart naar het tafelblad)

Toen de ploeg samenkwam voor de eerste lezing, voelde ik de somberte in de repetitieruimte. Er hangt sowieso een donkere wolk boven mijn hoofd. Overal waar ik kom – ik verplaats me met het openbaar vervoer – kijken de mensen weg. Het lastigste zijn zij die mijn gevoel invullen. ‘Ge hebt het zwaar, hè?’ of ‘het is te vroeg voor u om ons rouwboek in te kijken’. (fel) Dat zal ik toch zelf wel uitmaken? Mensen reageren zo uit machteloosheid of schroom, zeker? Dat gegeneerde was ook de sfeer net voor aanvang van die eerste lezing. Ik begreep waarom toen ik de eerste zin las. (slaat de brochure open en leest voor:) ‘Ik heb sinds kort, hoe het komt weet ik niet, geen levensvreugd meer.’ Komaan, Degand, niet zeuren, gewoon lezen, zei ik tegen mezelf. Ik waak erover dat het stuk niet over mij gaat. Het gaat over Hamlet. En ik speel die rol.

Stefaan Degand: 'Ik moet lang leven, hè? Ik moet er zijn voor onze dochter'
© Diego Franssens

Voor veel acteurs is dat dé droomrol. Eindelijk ‘to be or not to be, that’s the question‘ mogen declameren.

Degand: ‘Doen ik het of doen ik het niet? / Wat denkt ge? / Is ’t beter voor de kop om het pijnlijk gezever van het noodlot te verdragen? / Of neem ik het op tegen de zee van ellende / om er uiteindelijk een eind aan te maken? / Sterven. / Slapen. / Niks nie meer door sloppeke te doen. / Een streep te trekken onder hartezeer en miserie. / Afronden is wat ik wil.’ Goede tekst hè? Er zit muziek in. Maar ik droomde niet van die rol. En daar heeft mijn verdriet niets mee te maken. Ik heb geen ambities of lijstje met ‘droomrollen’. Ik houd geen ‘palmares’ bij. Acteurs die een website bijhouden, vind ik verdacht. (grijnst) Ik houd van de vluchtigheid van het theater. Na de laatste speeldag van een stuk gooi ik de tekst in de vuilnisbak. Ik neem hem zelfs niet meer mee naar huis. Gedaan. (stilte) Hetzelfde heb ik met mijn vrouw moeten doen. In een pot in de grond. Gedaan. (hij steekt nog een sigaret op) Zij was mijn rustpunt. Zij regelde alles. Ik moet hier in huis alles ontdekken. ‘Dienstencheques? Waar liggen die? In welke lade? Ah, ze deed dat met de computer!’ Mijn dochter en ik geven haar portret elke morgen een kus. Ik geloof het amper terwijl ik dit zeg. Ik moet mezelf heruitvinden. Worden zoals zij wilde dat ik zou zijn. Gezonder worden. Ik moet lang leven, hè? Ik moet er zijn voor onze dochter.

Helpt het spelen?

Degand: Het geeft structuur. En het is het enige wat ik kan. Ik wist al sinds mijn zesde dat ik acteur zou worden. Op feestjes was ik de tafelspringer. Nu nog, trouwens. En samen met mijn vader ging ik naar alle mogelijke voorstellingen in Wevelgem en Kortrijk. In de winter van 1999 trokken we zelfs naar Amsterdam om er Peter Brooks opera Don Giovanni te zien. Vaak snapte ik er niets van. Dat gaf niks. Ik vond het geweldig: mensen die opkomen en je meteen in een andere wereld sleuren.

Waarom deed uw vader dat? Is hij een kunstenaar?

Degand: Hij is een amateur-klarinettist en werkte bij Bekaert in Zwevegem. Maar hij zag dat het theater me deugd deed, dus ging hij met mij naar het theater. Dat doe ik nog steeds graag. Sinds wat er deze zomer gebeurde, zag ik nog geen voorstellingen. Ik verdraag nog geen grote massa mensen om me heen. Zelf spelen lukt dus wel. Toen mijn moeder overleed, in november 2016, speelde ik in Zwanemans, Koen De Graeves bewerking van Richard Wagners Lohengrin in HETPALEIS. Dat hielp. Door mijn moeders dood praatten Julie en ik over wat er moest gebeuren als een van ons zou sterven.

‘Het leven van een mens is als een klokslag’, zegt Hamlet vlak voor zijn dood.

Degand: Die zin heeft Lernous’ versie niet gehaald. Maar het klopt. Het leven is zo vluchtig als een toneelopvoering dus maak je er het best een feest van. Ik moet weer leren feesten. Zonder haar. Julie was psychiatrisch verpleegster. Ze wilde de mensen helpen tijdens én na haar leven. Haar orgaandonorkaart had ze aan haar identiteitskaart geplakt zodat iedereen het snel kon vinden in haar dikke portefeuille. De portefeuille zit intussen in de grote ‘mamakist’ die ik voor onze dochter maakte.

Alle vormen van theater of televisie: ik wil het proeven! Enige voorwaarde: ik wil kwaliteit

‘Er is geen fruitsap meer, liefje’, is het laatste wat ze me hoorde zeggen. Twee uur later verklaarde de spoedarts haar hersendood. En hij stelde vast dat de medicatie haar organen niet had aangetast. Die organen waren in topconditie. Julie leefde supergezond. Ze heeft met haar organen acht mensen geholpen. Ik kan later, zonder romantische tierlantijntjes eromheen, aan onze dochter vertellen dat haar mama een heldin was. De artsen weten intussen welke transplantaties gelukt zijn. Ik niet. Waarom zou ik willen weten of Julies hart alsnog gestopt is?

Julian Barnes beschrijft in The Sense of an Ending (2013) hoe opera hem hielp na de dood van zijn vrouw, omdat die muziek perfect aansloot bij wat hij voelde. Herkent u dat?

Degand: Nee. De eerste weken verdroeg ik enkel stilte. En netheid. Toen de poetsvrouw op vakantie was, heb ik om de twee dagen ons huis van beneden tot boven geschrobd. Mijn hoofd is een puinhoop maar mijn huis blinkt. (lachje) Intussen verdraag ik de Vierde Symfonie opus 98 (1885) van Johannes Brahms, en dan vooral de uitvoering onder leiding van dirigent Carlos Kleiber. Fenomenaal. Daar put ik al sinds mijn kindertijd troost uit. Het is fantastisch opgebouwde muziek die begint met stille strijkers en dan steeds gelaagder en grootser wordt. Dat doet me knarsen.

Knarsen?

Degand:(lacht) Wanneer ik geniet, begin ik met mijn tanden te knarsen.

Waar komt die knarsende liefde voor muziek vandaan?

Degand: Muziek inspireert me. Thuis klonk er altijd klassieke muziek. Muziek én mijn moeder waren altijd thuis. Mijn mama was een nierpatiënt. Als kleine kinderen beseften mijn broer en ik dat niet. Ze stond altijd aan de schoolpoort, we hadden altijd warm eten, het huis lag er altijd proper bij. En toch lag ze drie keer per week aan de nierdialyse. Mijn moeder heeft nooit kunnen doen wat ze wilde doen. Dat is toch verschrikkelijk? Ik probeer dat wél. Ik ben ontzettend nieuwsgierig. Ik wilde als kind alle muziek live horen, ik wilde geen kindermenu’s maar ook het halve kreeftje eten. Alle keukens, alle vormen van theater of televisie: ik wil het proeven! Enige voorwaarde: ik wil kwaliteit.

Doet u wat uw moeder graag had gedaan?

Degand: Nee. Zij koesterde één droom: dat haar kinderen gelukkig werden. Die droom had ik ook. In zestien jaar tijd speelde ik blijkbaar in 89 theater-, film- en televisieprojecten. Dat wist een student theaterwetenschappen me vorig jaar te vertellen. Zo kon ik sparen voor iets wat mijn gezin gelukkig moest maken. Een deel van dat spaargeld is gebruikt voor Julies begrafenis… (stilte) We hadden het over mijn moeder! Omdat zij naar de nierdialyse moest, konden we nooit op vakantie. Een paar dagen Oostende, dat waren onze gezinsvakanties. We leefden van het loon van mijn vader. Toen eind jaren tachtig de skivakanties hip werden, verzonnen mijn beste vriend en ik daar iets op. Terwijl de hele klas tijdens de kerstvakantie op de latten stond, kochten hij en ik een ‘zelfbruiner’ en een skibril. We smeerden ons gezicht in rond die skibril. En we gingen naar de bibliotheek. Daar zochten we alles – écht alles – op over populaire skioorden. Na de vakantie kwamen we, net als de anderen, met een bruingebrand gezicht op school en konden honderduit vertellen over onze skivakantie. (glundert)

Stefaan Degand: 'Ik moet lang leven, hè? Ik moet er zijn voor onze dochter'
© Diego Franssens

De verbeelding bleef sindsdien uw vluchtroute.

Degand: Ja. Na het middelbaar studeerde ik een jaar klassieke zang aan het conservatorium in Gent. Dat was mijn wereld niet. Te eenzaam. Dus deed ik auditie bij Studio Herman Teirlinck. Ik zong Ramses Shaffy’s Sammy en werd toegelaten. Spelen doe ik het liefst. Al vind ik mijn spel zelden goed. Ik ben ook als acteur erg onzeker, behalve op de scène zelf. Daar kan dat niet. De klik heb ik gemaakt in 2001, tijdens Leven in hel – de operette, Ramsey Nasrs bewerking van de Orpheusmythe bij het Nederlandse Theater Lantaren/Venster. Ik speelde Orpheus, naast kleppers als Annet Malherbe en Porgy Franssen. Ik kwam pas op tijdens de vierde akte. Terwijl de ploeg de drie eerste aktes repeteerde, zat ik zenuwachtig in de zaal. Tot het mijn beurt was! Ik moest zingend opkomen… (zingt als een operazanger)‘Dschingrah!!! Die Zigeuner sind da!’ Net voor ik opkwam, draaiden Porgy en Annet zich naar mij, met in hun ogen een afwachtende blik: eens kijken wat Ramsey uit Antwerpen meebracht. (lacht) Het zweet brak me uit. Ik kon kiezen: het aftrappen en een job buiten het theater zoeken of tonen dat ik mijn mannetje kon staan. Het theater is de wereld waarin ik mijn wereld kan maken. In de echte wereld was Julie mijn gids. Door haar ging ik zelfs op reis! Tot dan vond ik reizen in verhalen spannend genoeg. Wat Julie voor mij deed, wil ik voor onze dochter doen: haar de wereld tonen. In december gaan we naar Oostende. Verre reizen durf ik nog niet. Wat moet ik doen als ze daar een oorontstekinkje of zo krijgt? ‘Je doet dat goed, papa zijn’, zei Julie telkens. Die zin draag ik bij me als ik met onze dochter op stap ben.

Leidde u haar ook rond in uw wereld?

Degand: Absoluut. Julie was mijn klankbord voor alles waar ik als acteur mee worstelde. De eerste voorstelling die we samen zagen, was De Jossen (2004) van Olympique Dramatique. Er stond voor aanvang al een acteur op de scène. ‘Er staat al iemand!’, fluisterde ze. ‘Ja, liefje.’ ‘Kijk, het licht gaat uit!’, zei ze. Ze benoemde alles. Ik herkende die kinderlijke naïviteit en de verwondering. Zo zit ik ook nog steeds in de zaal. We gingen vaak naar het toneel. En ze bleef naïef! Ik vergeet nooit die keer dat ze op de tweede rij – de tweede! – zat in HETPALEIS. Ik speelde in Aleksej (2010), Frank Adams stuk over het leven van de Russische tsaar Peter De Grote, en er deed een actrice mee die Julie slecht vond. Telkens wanneer die actrice sprak, stopte Julie haar vingers in haar oren en kneep ze haar ogen dicht. Zij was zo naïef om te denken dat we dat niet zagen op het toneel. (lacht) Soms lag ze zelfs in bed te tobben over een acteur die slecht speelde. Ik laat dat makkelijker los. En als toeschouwer ontdek ik altijd iets schoons. Hoe een acteur speelt, bijvoorbeeld, of hoe de muziek klinkt.

Leerde u dat in het theater: steeds ook de mooie kant van alles en iedereen zien?

Degand: Dat probeer ik. Theater maakt je empathisch, denk ik, in een wereld die steeds meer empathie ontbeert. Empathie én opvoeding. Want (verheft zijn stem) de mensheid…

Je doet dat goed, papa zijn”, zei Julie telkens. Die zin draag ik bij me als ik met onze dochter op stap ben

’t Is nogal iet‘, zegt Lernous’ Hamlet.

Degand: ‘’t Is nogal iet, ne mens. / Nobel in denken, grenzeloos in kunde / van zicht, in bewegen. / Effenaf bewonderenswaardig. / In doen, ‘lijk een engel. / In begrip, ‘lijk ne god. / Het achtste wereldwonder, / de koning van de jungle. / En toch, voor mij / wat is de noodzaak van deze klei?’(op dreef) Hoe sommigen zich gedragen of naar je roepen. Hoe ze smeken om een selfie terwijl je met een betraand gezicht in een ziekenhuislift staat… Niet kunst maar opvoeding kan de wereld redden. Anekdote! Vroeger gingen studenten van Studio Herman Teirlinck pintjes pakken in De Pallieter. Daar stond Marleen achter de toog. Zij kon perfect voorspellen wie wél en wie niet als acteur zou afstuderen. En nee, zij kwam niet naar toonmomenten of open examens kijken. Toen ik mijn diploma behaald had en het café binnenkwam, zei ze meteen: ‘Ik wist het wel.’ ‘Maar hoe kun je dat in godsnaam weten?’ vroeg ik. Ze lachte: ‘Simpel. Ik zie dat aan de manier waarop iemand een pintje bestelt.’

Hoe bestelt een goed acteur zijn pintje?

Degand: Gewoon, je vraagt het beleefd: ‘Een pintje, alstublieft.’

De Nederlandse schrijver Arthur Japin zei onlangs in het tijdschrift HP De Tijd: ‘Niet elk kind zal het nodig hebben in zijn leven, te moeten vluchten in de kunst, als ze maar weten dat het kán. Mij heeft het in leven gehouden.’

Degand: Mij ook. Dat wil ik meegeven aan onze dochter. We gaan veel toneel zien! Dat hoeft geen jeugdtheater te zijn. Je moet het verhaal niet begrijpen om de verwondering voor het spelen te voelen. En ik bezoek ook musea met haar. Natuurlijk! Even de vluchtigheid van alles bevriezen en enkel maar stilstaan en kijken naar de kleuren, de details, de compositie. Misschien bezoeken we de nieuwe expo van Michaël Borremans in Zeno X Gallery. Of het speelse werk van Ysbrant van Wijngaarden. Kunst moet van een zachte schoonheid zijn, nu. Het geweldige werk van Berlinde De Bruyckere, bijvoorbeeld, bezit een kwetsbaarheid die nu te sterk en te herkenbaar is voor me.

Troost poëzie?

Degand: Nog niet. Ik lees wel veel. Wat moet je anders doen als je vanaf acht uur ’s avonds alleen in de zetel zit terwijl je kind in bed ligt? Je kunt niet elke lege avond vullen met actiefilms. Ik lees vooral jeugdliteratuur en zoek boekjes uit voor onze dochter. Al wil ze de verhaaltjes het liefst zélf lezen. (grinnikt) Het kind is drie, ze kan niet lezen. Zingen doet ze ook liever zelf. ‘Papa kan toch mooi zingen?’ vroeg Julie altijd. Het antwoord was een parmantig neeschuddend hoofdje. Onze dochter heeft de podiummicrobe, denk ik. ’s Morgen vertrekken we altijd tijdig naar de school hier om de hoek. Zodat er genoeg tijd is om te spelen. Onderweg passeren we een betonblok waar ze steeds op wil kruipen. Ik moet er een eindje vandaan staan. ‘Ga je een dansje doen, liefje? Of een liedje zingen?’ Nee. Ze wil er enkel stáán en me vanaf haar podium glunderend aankijken.

Wat speelde ú graag, als kind?

Degand: Priester! Maar meer dan spel was het niet. Ik heb respect voor elke religie, maar ik geloof niet in een god of een hiernamaals, niet in het lot en amper in mezelf. Ik ben ook niet bijgelovig. En ik heb onze dochter niet wijsgemaakt dat haar mama nu ‘een sterretje’ is. Nee, haar mama is dood. Ze leeft verder in ons hartje, nergens anders. Als zij later wil geloven dat haar mama een antilope is die over de eeuwige jachtvelden galoppeert, dan ga ik volledig in die fantasie mee. Maar het blijft een fantasie.

Ik kan later, zonder romantische tierlantijntjes eromheen, aan onze dochter vertellen dat haar mama een heldin was

Wat doet het verdriet met uw spel?

Degand: Niets. Dat moet niet. Spelen kan therapeutisch zijn, maar het is geen therapie. Dan ga je beter naar de psycholoog. Dat doe ik vanaf december. Dan speel ik niet. Dat wordt wat… (neemt nog een sigaret) Wat ik meemaak, is te groot voor een mens. Maar het spelen tilt me even uit de ruis. Het leven is alleen maar ruis, nu. Rouwen is in ruis leven. Er is een scène, op het einde van het stuk, waarin ik Ophelia – Hamlets geliefde – wegstuur. De eerste keer dat ik die scène repeteerde, gingen de sluizen open. Tranen. Snot. Gelukkig is Stef Lernous niet de regisseur die dan vraagt waar die tranen precies vandaan komen. Hij laat dat gewoon gebeuren. Ik ook. Waarschijnlijk had ik, als Julie er nog was geweest, tijdens die scène even hard gehuild.

Lernous houdt van zwarte humor, (half)naakte, klappertandende actrices, donkere maar perfect uitgelichte decors en als outsiders uitgedoste acteurs. Krijgen we dat register in Hamlet te zien?

Degand: Er trippelen geen naakte dames over de scène. Ook Hamlet houdt zijn broek aan. (grijnst) We spelen een Vlaamse versie van Hamlet. Er wordt hem geen geluk gegund door de mensen die hem omringen. Iedereen zit te dicht op mekaar. Bekrompenheid heerst. Kortom, Vlaanderen zoals het was én is. Het decor is een bruine kroeg. Daar zit hij aan een tafeltje. Met koffie en sigaretten. Zo begon ook mijn leven zonder Julie. Ik zat aan deze tafel, met koffie en sigaretten. En staarde naar een nerf in het hout.

Wat wilt u een publiek geven?

Degand: Van Jan Decleir leerde ik dat je nooit voor iedereen in het publiek, goed kunt doen. Dat besef gaf me vrijheid. Ik speel niet voor het publiek, maar omdat ik het graag doe. Ik doe dit uit liefde. Alles begint uit liefde. Dat leerde mijn moeder me. Het wordt bevestigd in het theater. Ik wil mensen een goede avond geven waarop ze weer verwonderd kunnen zijn over de mensheid.

U geeft graag.

Degand: Ja. En ik krijg niet graag. Dat is, alweer, mijn opvoeding. Nu moet ik aanvaarden dat ik hulp nodig heb om mijn leven herop te bouwen. Het was hier de zoete inval, iedereen kreeg hier eten en drinken. Toen we trouwden, vroeg Josse De Pauw welk cadeau hij ons mocht aanbieden. Hij voegde eraan toe dat het een écht cadeau mocht zijn. Julie zei: ‘Een naaimachine. Dan ben je voor altijd welkom met kapotte broeken.’ Op ons feest droeg Josse een gedicht voor.

Wilt u het voorlezen?

Degand: Ik ben het kwijt… (bladert door de tekst van ‘LIEFDE / Zijn handen’) Dit. ‘Alles is stil ik raak je aan / de wereld zwijgt geen blad beweegt / nu is mijn liefde voor jou het enige wat nog leeft’.

Hij zwijgt, dooft de zoveelste sigaret en gooit de koud geworden koffie in een ruk over zijn schouder, recht de klimop in. Enkele druppels raken het windmolentje.

Hamlet van Abattoir Fermé is vanaf 10 oktober 2017 te zien in Kunstencentrum Nona te Mechelen en gaat nadien op reis door Vlaanderen en Nederland. www.abattoirferme.be

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content