Stadsdossier – Leuven: ‘Louis van Leuven’

© Belga

In geen enkele Vlaamse stad worden de verkiezingen op 14 oktober zo totaal gedomineerd door één figuur als in Leuven. In Leuven gaat het over Louis: Louis Tobback, zijn beleid, zijn bek, zijn leeftijd vooral.

In geen enkele Vlaamse stad worden de verkiezingen op 14 oktober zo totaal gedomineerd door één figuur – geen twee, één – als in Leuven. In Leuven gaat het over Louis: Louis Tobback, zijn beleid, zijn bek, zijn leeftijd vooral.

Vriend en vijand zullen het toegeven: sinds Louis Tobback in 1994 de macht greep, veranderde Leuven in hoog tempo. Aanvankelijk investeerde het nieuwe college vooral in de modernisering van het centrum (vanuit de idee dat het hart van de stad álle inwoners aanspreekt en dat dit dus prioriteit heeft boven investeringen in de diverse wijken; die zouden ook aan beurt komen, ook in hoog tempo, maar in latere fasen van een straks toch al achttienjarig bestuur).

En dat was nodig. De Sint-Pieterskerk in Leuven, pal tegenover het stadhuis, wás werkelijk één grote rotonde, met doorgaand verkeer aan alle zijden. De zogenaamde Grote Markt was in de eerste plaats een parkeerstrook voor taxi’s, met daarvoor een brede doorgangsweg. Het stationsplein was voor de helft parkeerruimte, voor de helft het domein van een zestal (!) frituren, in tijden dat de inspectie op hygiëne en voedselveiligheid veeleer sporadisch leek.

Wat ook veranderde, was de zichtbaarheid van de burgemeester. Alfred Vansina was wereldberoemd in Leuven maar bijna onbekend buiten zijn eigen stad. Louis Tobback was een BV, en met hem werd Leuven een BS, een Bekende Stad. Zelfs een stad met praatjes.

Tegelijk hield Tobback ervan om te provoceren. Wat hij als oppositieleider had gedaan in de Kamer, hield hij moeiteloos vol als burgemeester. Hij was nog maar net benoemd toen hij de strijd aanbond met ‘de seksshops’ – het ging om één infaam winkeltje tegenover het Leuvense station. Hij sloot een jongerencafé onder het stadhuis, hij daagde met zichtbaar plezier de Leuvense studentenbeweging uit: ‘Ze betogen nooit meer, behalve vanwege het openingsuur van een fuifzaal of een fakbar.’ De nachtwinkels werden de oorlog verklaard.

Ook in eigen rangen was er niet alleen applaus toen hij uitviel na het allereerste ‘homohuwelijk’ (toen dat wettelijk nog niet geregeld was) van Tom Lanoye en René Los in het Antwerpse stadhuis, geofficialiseerd door de aanwezigheid van burgemeester Leona Detiège. Ook een socialiste, maar in deze allerminst op één lijn met Tobback. Tobback vond het homohuwelijk (en vooral de manier waarop verwarring werd gesticht met het legale, toen nog exclusief heteroseksuele huwelijk) een carnavaleske toestand. En als hij dat vond, dan zei hij het ook. De homobeweging nam het hem niet in dank af.

Om maar te zeggen: hoewel het beleid van Tobback gedragen werd door een ruime meerderheid en vanaf het eerste ogenblik blijk gaf van een ongewone daadkracht, hoewel er gebouwd, vernieuwd en heraangelegd werd in een buitenmaats, welhaast krankzinnig tempo, was het niet zo dat er vanaf het eerste ogenblik applaus was op alle banken.

Maar zijn stedelijk palmares mag er zijn, zowel in stenen als in ‘immaterieel’ beleid. De stenen zijn het meest zichtbaar. Toen in september 2009 het Museum M de deuren opende en Leuven voor het eerst in haar nochtans eeuwenoude geschiedenis een museum kreeg die naam waard, schreef de krant De Morgen: ‘Alle verhoudingen in acht genomen heeft Louis Tobback Leuven meer ingrijpend veranderd dan François Mitterrand dat deed met Parijs. De nieuwe Opéra, de creatie van La Défense en La Très Grande Bibliothèque zijn nochtans geen prutswerk. Maar de geschiedenis zal uitwijzen dat de Franse president zijn meerdere heeft moeten erkennen in de Belgische socialist: er is slechts één ware Petit Napoléon. Leuven vaart er zeer wel bij, sinds het Louisville aan de Dijle werd.’

Maar zoals dat gaat: elke prestatie zorgt voor kritiek. Leuven is een aantrekkelijke stad, en dus betaalt de Leuvenaar daar een prijs voor. Er komen bijvoorbeeld méér Leuvenaars, waardoor er meer nood is aan woningen, en dat vinden de aanwezige Leuvenaars vaak niet prettig. Die richten dan buurtcomités op. Soms vindt de stad de eisen terecht, soms ook niet. En dan zit het spel wel eens op de wagen en ontspint zich een bitse verbale strijd tussen een socialistische burgemeester en comités van geëngageerde bewoners.

Het is een reëel neveneffect: wonen, bouwen en huren in Leuven is stilaan (peper)duur, en dus wordt Leuven meer elitair. Tegelijk wordt de sociale dualisering groter, want wie arm is, ziet de afstand groeien met de ‘gemiddelde’ Leuvenaar. Het is een zorgwekkende paradox voor het beleid van een door socialisten gedomineerd stadsbestuur.

In die eigen sterkte ligt dus ook de grote zwakte van het Leuvense bestuur en dus van de Leuvense burgemeester. Hoe sterk kan men wegen met het beleid voor de Leuvenaar de indruk krijgt versmacht te worden door het beleid? Dat zou wel eens de inzet kunnen worden van de volgende verkiezingen. Het zou niet echt verstandig zijn om te zeggen dat Leuven slecht bestuurd wordt. De kritiek van ’too little too late’ is her en der bruikbaar maar niet in de wijde omgeving van de Dijlevallei. Het is veeleer omgekeerd.

Keren we terug naar het historische beeld van Napoleon. De Franse geweldenaar bereidde zelf zijn einde voor toen hij niet meer consul werd maar keizer. De vraag is of het regime van Louis van Leuven soms ook geen imperiale trekken begint te vertonen. Ongetwijfeld zal de stedelijke oppositie daarop inspelen.

Tegelijk hoopt Tobback stilletjes dat de tegenstand van zijn leeftijd inderdaad hét issue maakt. Uitgerekend op een moment dat de vergrijzing ook in Leuven op toerental is gekomen, komt hem dat niet slecht uit. Nooit waren er meer zestigplussers om hun stem uit te brengen. En tegelijk verbergt de focus op de leeftijd het veel belangrijkere debat: over de stad.

En dus staat Louis Tobback voor zijn ultieme verkiezing, in alle betekenissen van het woord. Hij kan de vierde keer op rij geplebisciteerd worden als burgemeester. Als hij zijn zes jaar vol maakt, dan is hij tachtig jaar. Nog even en het record van Camille Huysmans komt in zicht, ook een krasse socialist, die het op zijn 75ste nog tot eerste minister schopte. Gelukkig is dat niet de ambitie van Tobback. Zijn ruimtelijke beperking is zijn politieke kracht: Louis van Leuven, Leuven van Louis.

Walter Pauli

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content