Kristof Clerix

Staatsveiligheid: Eens geheim, altijd geheim? Onzin!

De archiefstukken van de Staatsveiligheid en de militaire inlichtingendienst dreigen voor eeuwig en altijd achter slot en grendel te blijven in de hoofdkwartieren van de inlichtingendiensten. Een verpletterende verantwoordelijkheid rust op de schouders van de 17 parlementsleden van de kamercommissie Justitie die zich over de kwestie moeten buigen.

Geen haan die er in het publieke debat naar kraait, en net dat is zo verontrustend. Blijven de archieven van de Staatsveiligheid en de militaire inlichtingendienst ADIV achter slot en grendel of moeten wetenschappers en onderzoeksjournalisten op een structurele manier toegang krijgen tot hun historische documenten? Dat is een belangrijke vraag die vandaag en de komende weken voorligt in het parlement.

Staatsveiligheid: Eens geheim, altijd geheim? Onzin!

De regering heeft een wetsontwerp klaargestoomd dat komaf maakt met de verplichte overbrenging van geclassificeerde stukken uit de archieven van de inlichtingendiensten naar het Rijksarchief. Meer nog: ze wil dat alle documenten die onze inlichtingenofficieren ooit hebben bezorgd aan andere overheidsdepartementen worden teruggestuurd naar de inlichtingendiensten. Als deze wet erdoor komt, kunnen de inlichtingendiensten zelfs documenten laten vernietigen.

‘Aanval op het collectieve geheugen’

Wie denkt dat zo’n verregaande ingrijpen het gevolg zijn van een grondig publiek debat, waarbij de regering ook de mening van het Rijksarchief mee in rekening neemt, die vergist zich. Nochtans is dat dé federale instantie die een zeg heeft over archiefkwesties. In een interview met Knack zegt Karel Velle, directeur van het Algemeen Rijksarchief, dat ‘de impact van dit wetsontwerp op het toekomstig historisch onderzoek catastrofaal’ is.

‘Dit sluit elke vorm van controle op de archieven van de inlichtingendiensten uit’, aldus Velle. ‘De voorgestelde maatregel is een regelrechte aanval op het collectief geheugen van de natie en zal tot gevolg hebben dat bepaalde overheden of actoren zich aan hun verantwoordingsplicht zullen kunnen onttrekken.’

Vraag is: houden onze verkozenen des volks rekening met dat standpunt of leggen ze het gewoon naast zich neer?

De stempel ‘geheim’

Dit is natuurlijk geen zwart-witkwestie. Uiteraard kan het niet de bedoeling zijn dat gevoelige staatsgeheimen zomaar op de straatstenen belanden. De inlichtingendiensten dragen een pak goede argumenten aan om hun archieven af te schermen: privacybekommernissen, bronnenbescherming, het feit dat een aantal archiefstukken vandaag nog altijd van cruciaal belang zijn voor de operationele werking, het feit dat documenten afkomstig van buitenlandse zusterdiensten niet mogen doorgegeven worden aan derden, en ga zo maar door.

Maar diezelfde argumenten gelden natuurlijk ook voor inlichtingendiensten in het buitenland. En dan heb ik het niet eens over de intelligence-archieven van het voormalige Oostblok, die vandaag integraal toegankelijk zijn voor onderzoekers. Rijksarchivaris Velle stipt aan dat ook in landen als pakweg de VS, het UK, de Scandinavische landen, Cyprus, Nederland, Luxemburg, Australië en Duitsland historische archieven -of ze nu geclassificeerd zijn of niet- worden overgedragen naar het nationaal archief.

Houden onze parlementsleden rekening met het standpunt van het Rijksarchief of leggen ze het gewoon naast zich neer?

Waarom zou dat in België niet kunnen? Wel, onder meer omdat de Belgische wetgever heeft nagelaten om werk te maken van “declassificatie”. Met andere woorden: eens een document in ons land de stempel ‘geheim’ of ‘zeer geheim’ krijgt, is dat voor eeuwig en altijd zo. De enige die zo’n document kan declassificeren, is de persoon die de stempel er heeft opgezet (enkel bij Defensie kan ook een speciale commissie zich over die vraag buigen). Nochtans pleitte het Comité I -dat onze inlichtingendiensten controleert- er in 2011 al voor om ‘geheime’ documenten automatisch na 30 jaar te declassificeren, en ‘zeer geheime’ documenten na 50 jaar. Alleen moet daarvoor dan een wettelijk kader komen. En dat is precies waaraan het in België ontbreekt. Ook het wetsontwerp dat nu voorligt in het parlement laat na om deze kwestie -eindelijk- te regelen.

Afhankelijk van goodwill

Dat inlichtingenarchieven een schat aan informatie bevatten die onmiskenbaar belangrijk is voor de geschiedschrijving, blijkt uit mijn ervaring met de Oostblokarchieven. In Berlijn, Boedapest, Boekarest, Praag, Sofia en Warschau heb ik duizenden gedeclassificeerde documenten ingekeken over de geheime operaties van de Stasi & co. in België. De verhalen heb ik opgetekend in Spionage. Doelwit: Brussel. Voor dat boek heb ik trouwens op de medewerking kunnen rekenen van de Staatsveiligheid en de ADIV, die bereid waren om belangrijke historische kennis te delen. Alleen ben je in zo’n onderzoek aangewezen op de goodwill van de diensten, en zou het vanuit democratisch oogpunt beter zijn dat je als onderzoeker kunt terugvallen op een wettelijk kader dat de toegang tot informatie duidelijk regelt.

De Staatsveiligheid en de ADIV hebben de voorbije jaren blijk gegeven van een duidelijke wil tot meer transparantie. Die moedige houding -voornamelijk de verdienste van de diensthoofden die inzien dat anno 2016 inlichtingendiensten meer uit de schaduw moeten treden- verdient respect en aanmoediging. Mijn oproep is om dat ook consequent door te trekken naar de omgang met archieven. Met het wetsontwerp dat nu voorligt, twijfel ik er aan of dat ook zal gebeuren.

Daarom roep ik de kamerleden van de commissie-Justitie op om hier ernstig over te debatteren. Maak eindelijk werk van declassificatie. En voorzie daar dan ook de nodige middelen voor, want het spreekt voor zich dat dit een erg arbeidsintensief karwei zal worden. Maar het zal de transparantie enkel maar ten goede komen. En dat is niet enkel in het belang van de geschiedschrijving en het toezicht op de diensten, maar ook in het belang van de inlichtingendiensten zelf.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content