Sp.a: ‘Schoolfactuur in bso bedraagt gemiddeld 732 euro’

© Belga

De gemiddelde schoolfactuur in het secundair onderwijs in Vlaanderen bedraagt 534 euro. Maar terwijl de factuur in het algemeen secundair onderwijs beperkt blijft tot 470 euro gemiddeld, gaat het in het technisch- en beroepsonderwijs (tso en bso) om respectievelijk 701 euro en 732 euro.

Dat blijkt uit een bevraging die sp.a heeft uitgevoerd. De Vlaamse socialisten gebruiken de cijfers om hun pleidooi voor de invoering van een maximumfactuur kracht bij te zetten.

Vlaams Kinderrechtencommissaris Bruno Vanobbergen zwengelde maandag het debat over de uitbreiding van de maximumfactuur in het secundair onderwijs opnieuw aan. Ook sp.a pleit al langer voor zo’n maximumfactuur in het secundair. In het lager onderwijs bestaat er al langer een maximumfactuur van 85 euro.

De Vlaamse socialisten hebben bijna 1.200 ouders bevraagd over de schoolfactuur van hun kinderen. Daaruit blijkt dat de gemiddelde factuur in het secundair onderwijs 534 euro bedraagt. In het algemeen secundair onderwijs (aso) gaat het om gemiddeld 470 euro. In het technisch onderwijs (tso) stijgt dat naar gemiddeld 701 euro en in het bso naar 732 euro. Maar bedragen van 1.500 euro of meer zijn daar geen uitzondering.

Vlaams parlementslid Caroline Gennez (sp.a) maakt zich zorgen over die oplopende kosten. “Schoolkosten mogen eigenlijk nooit de studiekeuze van een jongere bepalen. Maar met schoolfacturen van 1.500 of 2.000 euro dreigen bepaalde leerlingen uitgesloten te worden. Dat is onaanvaardbaar”.

Hoe hoog de maximumfactuur moet worden, zegt de sp.a niet, maar in principe kan volgens Gennez snel gestart worden met een uniform plafond in de eerste graad van het secundair. Daarna zou er een maximumfactuur kunnen komen in de tweede en derde graad, afhankelijk van de gevolgde opleiding. Sp.a vindt ook dat scholen bepaald materiaal gratis ter beschikking zouden moeten stellen. Het gaat dan bijvoorbeeld om hand- en werkboeken, rekenmateriaal en tekengerei. De kost voor die materialen loopt volgens sp.a in het secundair op tot 332 euro gemiddeld (tegenover gemiddeld 96 euro in het lager onderwijs). In ruil zouden de werkingsmiddelen voor de scholen dan wel opgetrokken worden.

Voorbehoud van CD&V en N-VA

Eerder maakten minister van Onderwijs Hilde Crevits (Cd&V) en N-VA-specialist Koen Daniëls voorbehoud bij de uitbreiding van de maximumfactuur.

Crevits houdt de boot nog wat af. Zij noemt de invoering “complexer” dan de maximumfactuur in het basisonderwijs en wil eerst via het instrument van de studiekostenmonitor zicht krijgen op de precieze studiekosten. N-VA-onderwijsspecialist Koen Daniëls zit op dezelfde lijn. Ook hij wil graag de resultaten van de studiekostenmonitor afwachten. Net als de minister wijst hij ook op de complexiteit van de oefening. “Met welke variabelen ga je bijvoorbeeld rekening houden? Zo zal de kost voor een opleiding Grieks/Latijn lager liggen dan voor de opleiding slager. En voor die opleiding slagerij: hou je rekening met de aankoop van een messenset of bekijk je de mogelijkheid om die te huren? Reken je internet thuis mee? Zoja, kijk je dan naar de duurdere abonnementen of naar de goedkoopste abonnementen van 20 euro per maand? Er zijn heel veel mogelijke variabelen”. Volgens de N-VA-onderwijsspecialist doen veel scholen al inspanningen om de kosten voor ouders te drukken. Het kan volgens hem geen kwaad om ook de ouders daarin verder te sensibiliseren. Zo kan het bijvoorbeeld een groot verschil maken wanneer ouders niet systematisch kiezen voor (duurdere) merkproducten – denk aan mappen van K3 of boekentassen van Minions – maar voor goedkoper standaardmateriaal. Tegelijk is Daniëls wel bereid te bekijken of de middelen binnen de huidige enveloppe gerichter kunnen ingezet worden, bijvoorbeeld door het systeem van de schooltoelages te verfijnen.

Partner Content