Smet heeft loopbaanladder voor leraars

Een op de drie jonge leerkrachten verlaat het onderwijs binnen de vijf jaar. Scholen hebben ook de grootste moeite om snel vervangers te vinden voor zieke of afwezige leerkrachten. Tegen 2020 zal het onderwijs in Vlaanderen bovendien een tekort van 20.000 leerkrachten hebben.

Om deze problemen het hoofd te bieden, heeft Vlaams minister van Onderwijs Pascal Smet (SP.A) een pact over de leerlarenloopbaan beloofd. Het zou er aanvankelijk al in juni zijn, maar in het voorjaar moest eerst een regeling getroffen om de vervroegde pensionering van leerkrachten terug te schroeven. En na de zomer moest Smet met de vakbonden op zoek naar een manier om in 2013 een weddebesparing van 82 miljoen euro te realiseren.

Intussen circuleert in onderwijsmiddens een discussietekst van Smet. Het gaat daarbij niet alleen over het statuut en de vaste benoeming van leraars, maar ook over de lerarenopleiding en een nieuwe organisatievorm voor de scholen. Knack kon de tekst inkijken.

Loopbaan: Smet stelt een loopbaanladder met drie trappen voor: juniorleraar (beginnende leraars krijgen drie jaar een tijdelijk, maar vast contract en zo veel als mogelijk een voltijdse opdracht), leraar en expertleraar (die zich bijvoorbeeld toelegt op een vakgroepswerking, leerlingenbegeleiding of een rol als mentor van jonge leerkrachten).

Bijscholing: van leerkrachten wordt verwacht dat ze hun vaardigheden voortdurend bijspijkeren. Ze moeten minstens 10 procent van hun werktijd besteden aan bijscholing. Hun opdracht wordt ook niet langer uitgedrukt in lesuren per week, maar omschreven als een ‘jaaropdracht’: lesgeven, bijscholen en andere schooltaken.

Wedde: aan elke trap van de loopbaanladder is een salaris verbonden. Smet heeft een voorkeur om de wedde niet alleen te koppelen aan het leraarsdiploma, maar ook aan de functie of opdracht in een school. Leraars in scholen met veel allochtone kinderen of leerlingen met zorgnoden, mogen rekenen op een extra wedde.

Opleiding: de lerarenopleiding in Vlaanderen duurt gemiddeld een jaar minder dan in het buitenland. De lerarenopleidingen van de hogescholen worden gebundeld in ‘schools of education’. Ze worden een draaischijf voor het onderwijs: leraren opleiden en bijscholen, vaardigheden testen, beginnende leraars mee begeleiden, directeurs opleiden enzovoort.

Bekwaamheid: de basisopleiding resulteert nu in bekwaamheidsbewijzen om te bepalen welke vakken een leraar waar (aso, kso, tso, bso) mag geven. Die regeling wordt verlaten. Behalve de vakopleiding, zullen bijscholing en vaardigheidstesten beslissen over de inzetbaarheid van leraars.

Zij-instromers: mensen die hun werk elders willen ruilen voor een taak als leraar of een andere schoolopdracht, kunnen maximaal 15 jaar anciënniteit meebrengen.

Scholenassociaties: alle basis- en secundaire scholen behouden hun eigen pedagogisch profiel, maar ze worden verplicht om toe treden tot een scholenassociatie van minstens 10.000 leerlingen. Deze associaties komen in de plaats van de huidige scholengemeenschappen. Ze worden geleid door een algemeen directeur met een mandaat van zes jaar. Ze ondersteunen de betrokken scholen: boekhouding, personeelsbeleid, gebouwen en uitrusting, informatica, leerlingenbegeleiding, vervangingen enzovoort.

Eén officieel onderwijsnet: de vorming van deze nieuwe scholengroepen dwingt het gemeenschapsonderwijs en de scholen van het gemeentelijk, stedelijk en provinciaal onderwijs om (op termijn) op te gaan in één officieel net.

Aan deze discussietekst is veel eten en drinken voor de vakbonden en de koepelorganisaties van de onderwijsnetten. Dat niet alle voorstellen enthousiast zullen onthaald worden, is zeker. (PM)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content