Schoolkeuze secundair onderwijs: ‘Hoog beginnen, denken ouders. Foute redenering’

© Getty Images

De heisa over centrale inschrijvingslijsten voor secundaire scholen was voorspelbaar. Als Vlaamse ouders ergens wakker van liggen, dan is het van de sprong naar het middelbaar die hun 11-jarige kinderen maken. ‘Verlaat de inschrijvingsdatum en stel de studiekeuze uit’, zeggen experts.

Ook zonder kampeerplannen is 1 maart een datum die Vlaamse ouders met rood omcirkelen. Op die dag start in de overgrote meerderheid van de secundaire scholen de inschrijvingsperiode voor nieuwkomers. Om de omvang van dat overgangsritueel te vatten: in september vorig jaar maakten zo’n 66.000 leerlingen hun debuut in het gewoon secundair onderwijs. Of liever, in het aso, tso of bso, zoals een hardnekkig en allerminst onschuldig misverstand wil. ‘Wettelijk gezien bestaan die vormen in de eerste graad niet’, zegt Kris Van den Bossche, specialist onderwijsloopbaanbegeleiding van de vrije CLB-koepel. ‘Er wordt alleen een onderscheid gemaakt tussen de A-stroom en de B-stroom waar kinderen belanden die om een of andere reden de lagere school verlaten zonder getuigschrift basisonderwijs. Oorspronkelijk was het de bedoeling die klaar te stomen om alsnog bij de A-stroom aan te sluiten, maar in feite is de B-stroom een voorbereiding geworden op het bso.’

Een school met naast klaslokalen ook ateliers voor leerlingen in werkkledij? Kan geen goede aso-school zijn, denken vele ouders

Kris Van den Bossche, specialist onderwijsloopbaanbegeleiding van de vrije CLB-koepel

Het misverstand ligt niet alleen bij de ouders. Heel wat scholen profileren zich op hun onderwijsvorm, ook in de eerste graad. Ouders die de opendeurdag van een college of atheneum bezoeken, zullen zelden over de A- of B-stroom horen spreken. ‘Geen wonder dat je Vlaamse ouders hoort zeggen dat hun zoon of dochter naar het eerste jaar aso gaat’, zegt Van den Bossche.

Waterval

Meteen rijst de vraag: hoe beredeneerd is de schoolkeuze die Vlaamse ouders maken? Niet erg beredeneerd, tenminste als we mogen afgaan op de alarmerende berichten die met enige regelmaat over dit onderwerp circuleren. Onze secundaire scholen scoren nog altijd uitstekend in internationale rankings zoals PISA, PIRLS en TIMSS. Helaas wordt dat performante onderwijssysteem gekenmerkt door een enorme kloof tussen sterke en zwakke leerlingen. En niet toevallig is de waterval een Vlaamse onderwijsmetafoor. Te veel leerlingen starten in het middelbaar in een verkeerde school of studierichting, met ongezond veel ongekwalificeerde uitstroom tot gevolg. ‘Dat zijn geen exclusief Vlaamse kwalen’, zegt Van den Bossche. ‘Maar het staat vast dat de studieoriëntering veel beter kan.’ Vooraleer we dat als een mea culpa interpreteren: de CLB’s spelen bij die oriëntering een indirecte rol. Van den Bossche: ‘Vroeger, toen we nog van het PMS spraken, kregen alle leerlingen bij het verlaten van de lagere school een studieadvies mee. Intussen doen we vooral aan voorlichting, via de school en de leerkrachten proberen we ouders wegwijs te maken in het secundaire onderwijslandschap. We geven nog wel individuele begeleiding, maar alleen als er problemen zijn met de betrokken leerling.’

Van den Bossche ziet twee grote en onderling verknoopte knelpunten. ‘De inschrijvingsdatum voor het eerste middelbaar valt veel te vroeg: op 1 maart, in sommige scholen zelfs begin januari. Kijk, directies en leraren van basisscholen doen hun best om ouders bij hun keuze te begeleiden. Maar op 1 maart zijn de oriëntatietrajecten nog lang niet afgelopen. In veel secundaire scholen valt de inschrijvingsperiode voor de opendeurdagen, dat is de wereld op zijn kop. Gevolg is een informatiedeficit dat de neiging versterkt om zich in een grote aso-school in te schrijven. Kwestie van alle opties open te houden, zo gaat de redenering bij vele ouders. Misschien is hun kind beter af met een kleinere school met een specifiek aanbod, maar ouders krijgen niet de kans om daar kennis mee te maken. Ook de kinderen hebben geen idee, want in de lagere school komen ze nauwelijks in contact met technieken van het tso of bso. De voorkeur voor aso is sowieso al sterk ontwikkeld, omdat in Vlaanderen ontzettend hiërarchisch over onderwijsvormen wordt gedacht. Dat gaat zover dat er zelfs wantrouwen leeft tegenover multilaterale scholen die naast aso ook tso en bso aanbieden. Een school met naast klaslokalen ook ateliers voor leerlingen in werkkledij? Kan geen goede aso-school zijn, denken vele ouders.’

Schoolkeuze secundair onderwijs: 'Hoog beginnen, denken ouders. Foute redenering'
© iStock

Scholen hebben logistieke argumenten. Vroeg inschrijven is nodig om zicht te krijgen op het aantal klassen dat ze tegen 1 september moeten inplannen. Minstens even belangrijk is de moordende concurrentie in het secundair onderwijs. Zo klagen Gentse stadsscholen over de oneerlijke competitie met scholen in de rand die al voor het kerstverlof aan de nieuwe oogst beginnen. ‘Een perverse ontwikkeling’, zegt Van den Bossche. ‘Het zorgt ervoor dat ook de studiekeuze steeds vroeger valt. Dat is altijd al een van de zwakke punten van ons systeem geweest.’

Opzalmen

Vooral kansarmen betalen het gelag, weet onderwijssocioloog Simon Boone van de VUB. ‘Ouders met een hoge SES (sociaal-economische status, nvdr) gaan vaak al in het vijfde leerjaar met hun kind op zoek naar de ideale middelbare school. Kansarme ouders doen dat niet, ze hebben er noch de kennis noch het netwerk voor. Voor die groep is de trajectbegeleiding op de lagere school cruciaal. Vaak hebben ze alleen de directie of de leraar van het zesde als aanspreekpunt. Helaas laat die begeleiding veel te wensen over. Er is geen uniforme aanpak, zelfs binnen dezelfde basisschool heeft iedere leraar zijn eigen methode. Dat leidt tot schrijnende toestanden. Ik heb al wanhopige ouders gesproken die de keuze dan maar aan een oudere broer of zus overlaten, of aan het kind zelf.’

Verlaat de inschrijvingsdatum, minstens tot na de paasvakantie. En stroomlijn de onderwijsloopbaanbegeleiding: het zijn maar twee van de aanbevelingen die Transbaso vorige week in de commissie Onderwijs van het Vlaams Parlement formuleerde. De interuniversitaire werkgroep bestudeerde gedurende vier jaar de processen achter de studie- en schoolkeuze bij de overgang van basis naar secundair, een project waaraan 36 lagere scholen in Antwerpen en Gent meewerkten.

Boone, een van de coördinatoren van het onderzoek, plaatst kanttekeningen bij de sacrosancte status van de vrije keuze. ‘Meer dan 80 procent van de Vlaamse leerlingen start in het middelbaar in een theoretische richting’, stelt hij vast. ‘Hoog beginnen, denken ouders, afzakken kan altijd nog. Foute redenering, want het veranderen van richting heeft een hoge prijs. Faalervaring, schoolmoeheid, noem maar op. Maar wie kan het de ouders kwalijk nemen? Ze worden onvoldoende begeleid, bovendien is het secundair onderwijslandschap erg complex.’ Boone vergelijkt met Nederland waar leerlingen op het einde van de basisschool een centrale CITO-toest afleggen. Op basis daarvan krijgen ze een studieadvies: Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs voor de sterkste leerlingen, andere worden richting HAVO of beroepsvoorbereidend onderwijs gedirigeerd. Is dat geen zuiver voorbeeld van een vroege studiekeuze, precies wat Boone ons systeem euvel duidt? ‘Op het eerste gezicht wel’, zegt hij. ‘Maar het Nederlandse systeem biedt ruime mogelijkheden om vanuit een eerder praktijkgerichte naar een meer academische richting op te klimmen. Opzalmen, heet dat ginder, precies wat in ons watervalsysteem haast onmogelijk is.’

Voor kansarme ouders is de trajectbegeleiding op de lagere school cruciaal. Helaas laat die begeleiding veel te wensen over

Simon Boone, onderwijssocioloog van de VUB

Afspiegelingsdenken

Net als Van den Bossche pleit Boone voor het uitstellen van de studiekeuze. ‘Dat is ook een kwestie van kinderrechten. Geef leerlingen de tijd om te rijpen, zodat ze zelf hun keuze kunnen maken.’ De oplossing ligt voor de hand: de brede eerste graad, waarin leerlingen met alle onderwijsvormen kennis maken vooraleer ze op 13 of 14 jaar hun spoor kiezen. Wettelijk gezien bestaat die brede eerste graad al. De A-stroom kan perfect breed worden ingevuld, zoals overigens in een beperkt aantal scholen gebeurt. Toen de vorige onderwijsminister Pascal Smet (SP.A) plannen ontvouwde om de brede eerste graad te veralgemenen, stuitte hij echter op hardnekkig verzet, vooral bij katholieke aso-colleges die enthousiast werden bijgesprongen door de N-VA. Niet toevallig, ook in de recente discussie over centrale inschrijvingsregisters is de partij in de bres gesprongen voor de scholen die hervormingen wantrouwen als een aanslag op hun elitaire reputatie en dito publiek. Pas na uitputtende onderhandelingen wist Smets opvolgster Hilde Crevits (CD&V) een compromis te vinden: het decreet Modernisering Secundair Onderwijs dat pas op 1 september 2019 voluit in werking treedt. ‘Een gemiste kans’, zegt Boone. ‘Het decreet bevat wel incentives, maar door zijn vrijblijvend karakter zal er in de aso-scholen niets veranderen. Integendeel zelfs, de nieuwe matrixstructuur met de acht studiedomeinen in de tweede graad maakt het secundaire onderwijslandschap nog complexer. Kansarme ouders gaan het nog moeilijker krijgen om zich daarin te oriënteren.’

Intussen werkt minister Crevits aan een centraal inschrijvingsregister voor heel Vlaanderen. Gekoppeld aan een latere inschrijvingsdatum vindt Boone dat een prima idee. Met of zonder criteria ter verbetering van de sociale mix, daarover laat hij zich als wetenschapper niet uit. Segregatie in het onderwijs valt buiten zijn expertisedomein, maar Boone heeft tijdens het Transbaso-onderzoek wel een interessante vaststelling gedaan. ‘De witte vlucht van de stad naar de rand bestaat nog, maar dan vooral in het tso en bso. In het aso is de knop om en overheerst een nieuw soort afspiegelingsdenken. De stedelijke, witte middenklasse verkiest scholen die de realiteit van hun omgeving reflecteren. Ze willen diversiteit op school, maar dan in de juiste mate. Van concentratiescholen lopen ze nog altijd weg.’


Suyin Aerts (43)

General manager X-treme Creations, tv-presentatrice & moderator, voorzitter Artemis Brussel. Woont in Sint-Stevens-Woluwe (Zaventem).


Twee kinderen:

  • Noa (10): 5e leerjaar basisschool Heilig Hartcollege Tervuren
  • Jade (9): 5e leerjaar basisschool Heilig Hartcollege Tervuren
Schoolkeuze secundair onderwijs: 'Hoog beginnen, denken ouders. Foute redenering'
© JONAS LAMPENS

‘Jade is meteen van het eerste naar het derde gesprongen, daardoor zit ze nu samen met Noa in het vijfde. Het is nog vroeg, maar we zijn al volop bezig met hun overstap naar het middelbaar. Niet dat de keuze moeilijk is: we willen in het Heilig Hartcollege blijven. Een goede aso-school met een gezonde discipline en een hoog niveau voor wiskunde, wetenschappen en talen. Mijn dochters beseffen nu al dat ze in de middelbare school hoog moeten mikken, zodat ze later kunnen gaan studeren als ze dat willen.

Ik kom net zoals mijn man uit een niet-religieus nest. Mijn ouders stuurden me naar een atheneum. In mijn tijd had die school een zeer goede reputatie, maar intussen is het niveau er fel gezakt. Het is spijtig om vast te stellen, maar taalachterstand in de klas heeft een negatieve weerslag op de onderwijskwaliteit.

De kleuterjaren hebben onze meisjes in een basisschool van het GO! in Kraainem doorgebracht. Daarna hebben we onze vooroordelen jegens katholiek onderwijs opzijgezet en ze in het Heilig Hartcollege ingeschreven. Ik heb er vijf uur voor in de rij moeten staan, de school heeft een ijzersterke reputatie in de hele regio. In het middelbaar is het nog erger, dat wordt volgend jaar dus kamperen om Noa en Jade in te schrijven.’


Schoolkeuze secundair onderwijs: 'Hoog beginnen, denken ouders. Foute redenering'
© JONAS LAMPENS

Tom Naegels (42)

Schrijver. Woont in Antwerpen.


Twee kinderen:

  • Eli (10): 6e leerjaar vrije gesubsidieerde basisschool De Schatkist, Antwerpen-Berchem
  • Reza (8): 3de leerjaar vrije gesubsidieerde basisschool De Schatkist, Antwerpen-Berchem

‘Ik heb gisteren onze keuzes ingegeven op de website ‘Meld je aan’, het eindpunt van een marathon. Zeven scholen hebben we samen bezocht, uiteindelijk hebben we er vier geselecteerd. Studieaanbod en nabijheid waren de voornaamste criteria. Eli is een pienter en leergierig kind. Ik wil dat hij zijn mogelijkheden maximaal kan benutten, in een omgeving die hem intellectueel stimuleert. En nee, ik zie daar geen tegenstelling met mijn wens dat hij op een sociaal en etnisch diverse school zou zitten. Die valse tegenstelling werd de voorbije dagen ingeroepen als argument tegen een centraal inschrijvingsregister. Een kwart van de middelbare scholen in Antwerpen boycot ‘Meld je aan’. Daarmee halen ze de solidariteit onderuit waarop het hele systeem berust.

Die sociale mix blijft een lastig vraagstuk. Een van onze vier scholen is wit, de andere hebben gelukkig meer kleur. Toen Eli naar de lagere school ging, hebben we bewust voor de concentratieschool om de hoek gekozen. Sommigen verklaarden ons gek, maar hij voelt er zich thuis en op zijn Nederlands noch zijn cognitieve ontwikkeling valt iets aan te merken. Maar of we zo’n keuze voor het middelbaar zouden aandurven? Concentratie in het secundair, dat ligt toch moeilijker.

Het is nu afwachten tot 23 maart. Hopelijk komt het Koninklijk Atheneum Berchem als eerste uit de bus. Maar als het toch anders uitdraait, betekent dat nog niet het einde van de wereld. Ik heb zelf niet op de ideale school gezeten, besef ik intussen. Maar om daar een drama van te maken? Uiteindelijk is een schoolkeuze maar een van de vele dingen die een mens in zijn leven overkomen.’


Patrick Loobuyck (43)

Moraalfilosoof, professor Universiteit Antwerpen. Woont in Gent.


Vier kinderen:

  • Pepijn (15): stedelijk freinetatheneum De Wingerd, 3e jaar Latijn-wiskunde.
  • Wannes (14): KA Voskenslaan, 3e jaar Latijn-wiskunde
  • Willem (12): KA Voskenslaan, 1e jaar aso sport
  • Jef (6): 1e leerjaar basisschool De Oogappel (GO!)
Pepijn was gaan sporten op het moment van de foto
Pepijn was gaan sporten op het moment van de foto© JONAS LAMPENS

‘Pepijn, Wannes en Willem hebben de lagere school gevolgd in De Oogappel, waar Jef nu ook zit. Het is een ervaringsgerichte school van het gemeenschapsonderwijs, waar mijn vrouw lesgeeft en sinds dit jaar ook directrice is. Kiezen voor een katholieke school zou wat bizar zijn: ik ben een geëngageerd atheïst.

Wannes is in het lager een jaar gesprongen, waardoor hij samen met zijn oudere broer Pepijn drie jaar geleden de overstap heeft gemaakt. We hebben de keuze toen grondig overwogen en verschillende scholen bezocht. Opendeurdagen zijn belangrijk, zeker voor de betrokkenheid van de kinderen. Toch heb ik ook de moeite genomen om de inspectierapporten op de website van Onderwijs Vlaanderen in te kijken.

Het Atheneum Voskenslaan is een traditionele aso-school met sterke richtingen Latijn, wiskunde en wetenschappen, geknipt voor Wannes. Willem, onze derde, zit sinds september eveneens in de Voskenslaan. Hij wilde een richting met extra uren sport volgen, een optie die de school van Pepijn, De Wingerd, niet aanbiedt.

Inschrijven was voor ons geen probleem, zeker niet bij Willem die als jongere broer voorrang kreeg. Intussen heeft Gent een centraal inschrijvingssysteem. Veelbesproken, maar ik ben een principieel voorstander. Het is een rechtvaardig systeem, op voorwaarde dat alle scholen meedoen.’


Abderrazak El-Omari (41)

Jurist bij de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG). Woont in Gent.


Drie kinderen:

  • Mohamed (11): 6e leerjaar basisschool Sint-Pieters Instituut
  • Anwar (9): 4e leerjaar basisschool Sint-Pieters instituut
  • Laila (4): 2e kleuterklas basisschool Sint-Pieters Instituut
Anwar glipte even weg voor de foto
Anwar glipte even weg voor de foto© JONAS LAMPENS

‘We hebben onze drie keuzescholen in het centraal aanmeldingsregister ingevoerd. Het Koninklijk Atheneum Voskenslaan en het Sint-Paulus Instituut staan op plaatsen twee en drie. Twee hoog aangeschreven aso-scholen, ideaal gelegen in de buurt van het Sint-Pietersstation. Goede opties, maar we hopen vurig dat we onze eerste keuze krijgen, het Sint-Pieters Instituut in dezelfde stationsbuurt. Mohamed zit er al vanaf zijn eerste kleuterjaar op de basisschool en intussen gaan ook zijn jongere broer en zusje er naar school. We zijn er heel tevreden.

Net zoals de basisschool heeft de middelbare school een sterke reputatie. Uniformen zijn verplicht, in Gent staan die van het Sint-Pieters als de blauwtjes bekend. Een zuivere aso-school met veel discipline die de lat hoog legt, dat is perfect voor mijn zoon. Hij wil de STEM-richting volgen, informatica en technologie zijn helemaal zijn ding. Het zou een afknapper zijn als we niet onze eerste keuze krijgen. Die kans is gelukkig klein, hebben ze ons verzekerd tijdens een oudercontact vlak voor de inschrijvingsperiode.

In de lagere school is al veel kleur. Ieder jaar zie ik dat evolueren, de kleuterklas van mijn dochter is nog veel gekleurder dan de klas van mijn oudste zoon. In het secundair onderwijs gaat die evolutie naar mijn aanvoelen trager. Ik ben dan ook gewonnen voor een centraal inschrijvingssysteem met slimme criteria om de sociale mix en diversiteit te bevorderen. Sterke kinderen kunnen kinderen met een zwakke achtergrond mee omhoog trekken.’

Dit artikel verschijnt woensdag 7/3 in Knack.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content