Rik Pinxten over de vrijmetselarij: ‘De Franstalige loges zijn een stuk conservatiever dan de Vlaamse’

Rik Pinxten: 'Ik ben tegen geheimhouding. Ik raad alle andere vrijmetselaars aan om naar buiten te komen met naam en toenaam.' © Filip Naudts
Walter Pauli

Driehonderd jaar na het ontstaan van de vrijmetselarij gaat het de Belgische loge voor de wind: de tempels zitten tjokvol en de obediënties moeten zelfs kandidaat-leden weigeren. Maar er zijn ook nieuwe problemen, legt logebroeder Rik Pinxten uit. ‘Wat voor zin heeft het de toegang voor vrouwen te verbieden, als een mannelijke broeder zich kan laten ombouwen tot een zuster?’

Op 24 juni 1717 werd in Londen de allereerste vrijmetselaarsloge opgericht, de ‘Grand Lodge of London and Westminster’. Bij de driehonderdste verjaardag hebben een aantal Belgische vrijmetselaars hun persoonlijke ervaringen verzameld in een boek, Kappen aan de ruwe steen. De vrijmetselarij als spiegel van de maatschappij. Daarin helpen ze een aantal misverstanden de wereld uit en lichten ze toe waarmee ze zich in de loge werkelijk bezighouden. Nee, wie de wereld van de vrijmetselarij binnentreedt, komt dus niet terecht in geheime orgieën à la Eyes Wide Shut van Stanley Kubrick.

De samenstellers van het boek, antropoloog Rik Pinxten en microbioloog Jean Swings, zijn twee emeriti van de Universiteit Gent. Dat de recente rectorverkiezingen daar zo moeizaam zijn verlopen, werd door sommigen geweten aan de naijver tussen katholieken en vrijmetselaars. Maar volgens Rik Pinxten is de Gentse machtsstrijd misbruikt om de loge in een kwaad daglicht te stellen. ‘De vrijmetselarij moest dienen als bliksemafleider voor de echte tegenstelling: een politieke machtsstrijd tussen CD&V en N-VA.’

Verklaar u nader.

Rik Pinxten: De universiteit van Gent rekruteert haar studenten vooral in Oost- en West-Vlaanderen. Daar strijden CD&V en N-VA op elk niveau om de macht: in de gemeenten, de steden, en ook aan de universiteit. Maar dat mag natuurlijk niet met zoveel woorden worden gezegd en dus leidt men de aandacht af naar de derde hond in het spel: de vrijzinnigheid. En dat wordt prompt vertaald als ‘de vrijmetselaars’, ‘de loge’. Dat klinkt spectaculairder. En de media zijn er gegarandeerd mee weg.

In de loge herinneren ze een zelfingenomen intellectueel als ik er voortdurend aan dat hij eigenlijk ook maar een beginneling is

Sinds een paar jaar voelen wetenschappers aan de UGent de hete adem van de N-VA in hun nek. Ik heb dat zelf ondervonden bij de debatten over wetenschappelijk onderzoek naar diversiteit. Toen ik daarover sprak met de top van onze universiteit, was de reactie heel verschrikt: we moesten de nieuwe politieke machthebbers vooral niet voor het hoofd stoten. Er werd mij op het hart gedrukt dat ik ‘voorzichtig’ moest zijn.

N-VA-kopstuk Siegfried Bracke is toch lid van de loge? Of leven jullie in onmin met de N-VA?

Pinxten: Niet echt. Er zijn best wat N-VA’ers actief in de Gentse maçonnerie, en ook in Antwerpen. Het is een publiek geheim dat een aantal vrijmetselaars niet erg gesteld zijn op Siegfried Bracke. Dat komt niet door zijn politieke standpunten, maar door zijn pontificale gedrag. Dat had hij trouwens al als journalist, nog voor zijn overstap naar de politiek.

Is er dan geen logenetwerk onder de Gentse professoren?

Pinxten: Er zullen wel vrijmetselaars met elkaar hebben gepraat, maar zij hadden zeker geen doorslaggevende stem in de rectorverkiezingen. Er zijn in het academisch korps in Gent amper voldoende vrijmetselaars om een kleine blokkeringsminderheid te vormen.

De logebroeders zouden zich veel speculaties kunnen besparen als ze gewoon zouden uitkomen voor hun lidmaatschap.

Pinxten: Ik doe dat al lang. Ik ben tegen geheimhouding. Ik raad alle andere vrijmetselaars aan om naar buiten te komen met naam en toenaam. Maar ik ben wel voor discretie, ik ga niet in hun plaats rondventen wie bij de loge is. Politieke partijen of vakbonden maken ook niet alle namen van hun leden bekend. Bovendien houden wij ons niet bezig met partijpolitiek.

Is er echt helemaal geen ‘politiek programma’ bij de loge?

Pinxten: Onlangs zijn vier belangrijke obediënties – het Grootoosten van België, de Grootloge, Droit Humain en de Vrouwenloge – samen met een standpunt naar buiten gekomen om te zeggen dat ze zich zorgen maken over de sluipende aantasting van de mensenrechten, zelfs in het kader van de strijd tegen de terreur. Ik vind dat goed, en ik vind zelfs dat de vrijmetselarij meer ‘politieke’ standpunten mag innemen. Ik heb het dan niet over partijpolitiek of dagjespolitiek, maar over voldragen standpunten over belangrijke thema’s vanuit een breed humanistische reflex.

Mogen we zeggen dat de abortuswet destijds gedragen werd door de loge?

Pinxten: De indieners hebben toen zeker veel medestanders gevonden in de loge, maar die ethische wetten waren nooit een exclusieve zaak van vrijmetselaars. Tijdens de paars-groene regering-Verhofstadt I was het groene parlementslid Jacinta De Roeck secretaris van de Senaatscommissie die de euthanasiewetgeving heeft goedgekeurd. Ze was oud-lerares godsdienst en op dat moment zéker geen lid van de vrijmetselarij.

Verder is het ondenkbaar dat de vrijmetselaars over eender welk politiek thema met één stem zouden spreken. Wij verschillen voortdurend van mening, over ongeveer alles. Die twijfel, dat debat, dat altijddurende zoeken, dat is voor mij precies de kern van de vrijmetselarij.

Rik Pinxten over de vrijmetselarij: 'De Franstalige loges zijn een stuk conservatiever dan de Vlaamse'
© Filip Naudts

Is er aan de Gentse universiteit ook een maçonnieke ‘fraternelle’ actief, een apart groepje vrijmetselaars uit dezelfde beroepsgroep dat, buiten de gewone logebijeenkomsten om, professionele zaken regelt en bespreekt?

Pinxten: Ik ben er in elk geval nooit lid van geweest. En als het bestaat, is het not done. Vrijmetselarij mag niet dienen om de eigen loopbaan vooruit te helpen. Dat komt vooral voor in werkplaatsen die te veel in één beroepsgroep rekruteren, zoals het onderwijs. Dat is nooit goed. Wat heb je eigenlijk aan de loge als de bijeenkomsten niet veel meer zijn dan besloten zittingen van de leraarskamer van het atheneum? Natuurlijk zullen er weleens mensen bij de loge aansluiten omdat ze hopen dat zo’n lidmaatschap hun status verhoogt. Maar als dat hun enige motivatie is, gaan ze meestal vlug weer lopen. In de loge gebeurt namelijk ‘niets’.

Niets?

Pinxten: Wij zijn een besloten genootschap, en we werken met aparte ritualen. Die nemen best veel tijd in beslag, maar ze zijn essentieel. Het aansteken van kaarsen, het opzeggen van formules en andere rituele handelingen brengen in de eerste plaats rust. Die komt er niet als de achtbare meester bij het begin van de bijeenkomst in de handen zou klappen: ‘En nu iedereen stil!’ Maar als er eerst een hele reeks rituele handelingen worden gesteld, komt die rust er vanzelf. Al driehonderd jaar is dat het kader om in een besloten gezelschap op zoek te gaan naar jezelf. En door een beter mens te worden, denken we dat we uiteindelijk ook bijdragen aan een betere wereld.

Is haar atheïsme niet de reden waarom de loge nog altijd met zo veel argwaan bekeken wordt? Wie zich vroeger afzette tegen het katholieke karakter van deze samenleving, werd als ‘on-Vlaams’ beschouwd.

Pinxten: Mogelijk. Na de onafhankelijkheid van 1830 beschouwde het buitenland het nieuwe België als een katholiek land. Dat wás ook zo. De zuidelijke, katholieke provincies hadden zich afgescheurd van het protestantse noorden. Het gevolg was dat in het nieuwe België alles wat niet-katholiek was ook in de verdrukking kwam. Daarom hebben de loges zich toen achter de jonge liberale partij geschaard, als enige tegenkracht tegen het overheersende katholicisme. Dat was begrijpelijk, maar de erfenis was kwalijk: de loge kreeg de reputatie in het geheim aan politiek te doen. Maar opgelet: behalve atheïsten tellen de loges tegenwoordig ook alle soorten ondogmatische gelovigen.

Waarom bent u tot de loge toegetreden?

Pinxten: Ik heb in Gent moraalwetenschappen en filosofie gestudeerd, bij Leo Apostel en Jaap Kruithof. Later, toen ik zelf les gaf aan de universiteit, leerde ik mijn collega’s beter kennen en vernam ik dat er een paar vrijmetselaars bij waren. Op een gegeven ogenblik vroeg iemand me om aan te sluiten. En zoals u uit mijn verhaal kunt afleiden, was ik al een ‘zoekende mens’. Ik had Apostel voorgesteld om een categorie van Kant – de ruimte – te gaan onderzoeken bij verre culturen, liefst in China. Apostel twijfelde: ‘Je gaat alleen maar triviale zaken vinden.’ Hoe kan hij dat weten voor iemand dat heeft onderzocht, dacht ik. Ik wil zoeken, en dat bracht mij tot de vrijmetselarij. Ik ben daar in de loop der jaren alleen maar fanatieker in geworden. We moeten minder de klemtoon leggen op wat we zogenaamd weten, maar veel meer op het zoeken. Als vrijmetselaar is dat voor mij de essentie: zoekend in het leven staan.

Rik Pinxten over de vrijmetselarij: 'De Franstalige loges zijn een stuk conservatiever dan de Vlaamse'
© Filip Naudts

U hebt wel uw eigen loge niet mogen zoeken: de werkplaats kiest zijn nieuwe leden, niet omgekeerd.

Pinxten: Nee. Je wordt aangesproken door je ‘peters’, dat zijn de logeleden die je in de werkplaats introduceren. Het enige wat je in het begin aan de loge bindt, is het vertrouwen dat je peters in je hebben. Zij moeten je wel graag zien, waarom zouden ze je anders in hun midden opnemen?

Was u onmiddellijk mee met de toch wel bijzondere rituelen?

Pinxten: Een kandidaat-vrijmetselaar treedt toe tot een genootschap waarvan de meeste leden wildvreemd voor hem zijn, mensen die hij nog nooit heeft gehoord of gezien. Eenmaal ingewijd, zijn ze allemaal elkaars gelijken. In de buitenwereld kan iemand een belangrijk bedrijfsleider zijn, maar in een ‘intimiteitskring’ van vrijmetselaars is hij symbolisch de gelijke van alle anderen. Dat wordt uitgedrukt via symbolen en rituelen. Vandaar mijn stelling: vrijmetselarij is in essentie een methode om jezelf en de ander te verkennen. Daarom is het ook goed dat de vrijmetselarij een conglomeraat is van zelfstandige werkplaatsen, allemaal met een apart karakter. In sommige werkplaatsen hechten ze veel belang aan het gedetailleerd uitvoeren van het rituaal. Andere beperken de vormelijkheden tot het strikt noodzakelijke. Ik ben er eerder voorstander van om zo’n rituaal ernstig te nemen, als het maar niet te barok wordt. Als je het symbolische karakter van de vrijmetselarij helemaal uitholt, kun je je toch evengoed aansluiten bij een geheime kaartersclub?

U doet een schootsvel om, u draagt witte handschoenen, als ze naar uw leeftijd vragen, zegt u dat u drie jaar oud bent.

Pinxten:(lacht)

Dat was precies mijn vraag: hoe kunt u dat in volle ernst doen?

Pinxten: Wie alle maçonnieke formules en ritualen letterlijk zou nemen, is natuurlijk rijp voor een instelling. Maar om tot een ‘intimiteitskring’ te kunnen komen, is de initiatie essentieel. Dat is trouwens geen exclusief kenmerk van de vrijmetselarij. Je vindt initiaties in alle mogelijke culturen en onder alle mogelijke vormen. Al in 1909 heeft Arnold Van Gennep dat fenomeen uitstekend beschreven in zijn boekje Rites de Passages. Alle initiaties, waar ook ter wereld, hebben precies dezelfde, drieledige structuur. Eerst is er een fase van depersonalisering: kijk naar onze plechtige communicantjes, allemaal in dezelfde kledij. Dan volgt een overgangsfase, en ten slotte kom je tot een nieuwe identiteit. Ook in de vrijmetselarij vind je die initiatieke fases terug in de drie graden: leerling-gezel-meester. Maar au fond blijven we allemaal leerling. Vandaar dat we zeggen dat we ‘drie jaar’ zijn. Letterlijk is dat natuurlijk nonsens, symbolisch is het interessant: in de loge herinneren ze een zelfingenomen intellectueel als ik er voortdurend aan dat hij eigenlijk ook maar een beginneling is. Dat is een mooi idee, zelfs al ben je de achtbare meester van je werkplaats, getooid met een rist medailles en een rijkelijk bestikte kraag.

Gaat het er soms toch niet al te esoterisch toe? Naast de drie basisgraden heb je bijvoorbeeld nog de Schotse Ritus. Daar kun je je laten inwijden tot Volmaakt Uitverkoren Groot-Schot of Sublieme Prins van het Koninklijk Geheim. Kom zo thuis: ‘Vrouw, ik ben Ridder van de Degen van het Oosten!’

Pinxten: Waarom niet? Die eigen ritualen dienen ook om een ‘binnenwereld’ te kunnen scheppen. Dat is essentieel voor onze werking.

Wij verschillen van mening, over ongeveer alles. Die twijfel, dat debat, dat altijddurende zoeken, dat is voor mij precies de kern van de vrijmetselarij

Wie in een werkplaats is ingewijd, blijft voor altijd vrijmetselaar, zelfs als hij of zij de loge verlaat. Als moslims zeggen dat geloofsgenoten nooit de islam afvallig kunnen zijn en dat ‘ex-moslims’ dus eigenlijk niet bestaan, vinden wij dat een aanslag op de mensenrechten.

Pinxten: Goh … U mag zeggen dat dit niet strookt met de mensenrechten, maar dan stel ik mij de vraag hoe ‘universeel’ de mensenrechten op dit punt zijn. Er zijn veel volkeren en culturen met zo’n onverbreekbare groepsidentiteit. Ik herinner me een indiaans gezegde: ‘Een indiaan kan wel een appel worden, maar hij blijft indiaan.’ Van buiten nog rood maar binnenin volledig wit – dat wil zeggen: hij gedraagt zich als een blanke. Maar hij ís indiaan, voor altijd. Van sommige groepsidentiteiten raakt men niet af.

(denkt na) Moeten alle banden doorgeknipt kunnen worden? Ik weet het niet. We doen het met het huwelijk, en dus spreken we van ex-partners. Maar we spreken nooit van ex-kinderen. In theorie zou je kunnen zeggen: ‘Waarom niet, als je ook de banden met je vrouw of je man kunt doorknippen?’ Met kinderen ligt dat blijkbaar anders. Zelfs als ze helemaal vervreemd zijn, als er geen enkele wettelijke band meer is, kun je nooit spreken van een ex-kind. Wat de vrijmetselarij betreft: als je voor jezelf uitmaakt dat je niets meer hebt aan de loge, dan blijf je er toch gewoon weg? Dat gebeurt ook voortdurend, dat mensen de loge verlaten. Wat kunnen wij verder doen? Niets. We kunnen alleen maar hopen dat hij de ledenlijsten niet bekend zal maken. (lacht)

Hoe verliep uw maçonnieke ‘loopbaan’?

Pinxten: Ik werd opgenomen in de loge ‘Pieter De Zuttere’, een werkplaats van de Grootloge, dus met alleen maar mannen. Een jaar of zes geleden hebben we met een aantal broeders een nieuwe loge gesticht, Michel De Montaigne, ook een werkplaats bij de Grootloge.

Dus er zijn bij jullie nog altijd geen vrouwen toegelaten?

Pinxten: Nee, maar we hebben in onze statuten bepaald dat elke zitting openstaat voor vrouwelijke vrijmetselaars. Zusters die bij een andere werkplaats zijn aangesloten, mogen al onze bijeenkomsten mee volgen.

Ik vind dat een werkplaats mag beslissen om ‘genderexclusief’ te zijn, ik vind alleen niet dat ze zo’n regel van bovenaf mag opleggen. Dat is vandaag bij de meeste obediënties wel nog het geval. Bij het Grootoosten en de Grootloge zijn er nog altijd geen vrouwen, de werkplaatsen van Droit Humain zijn ‘verplicht’ gemengd, en dan heb je nog de Vrouwenloges met uitsluitend vrouwen. Laat de vrijmetselaars dat toch zelf beslissen. Trouwens, wat voor zin heeft het nog om van bovenaf op te leggen dat vrouwen geen lid mogen worden, in een tijd dat een broeder zich kan laten ombouwen tot een zuster? We hebben al een paar transgenders in onze rangen. Een van hen is als man ingewijd in een exclusieve mannenclub en later vrouw geworden. Moet je hem of haar dan uitsluiten? Volgens mij moet de loge zich aanpassen, niet andersom. Natuurlijk is zo’n transgender een stukje een ‘andere’ persoon, maar al bij al blijft hij of zij natuurlijk dezelfde mens. We wijden toch een persoon in, en niet alleen een geslacht?

Rik Pinxten over de vrijmetselarij: 'De Franstalige loges zijn een stuk conservatiever dan de Vlaamse'
© Filip Naudts

‘De vrijmetselarij als spiegel van de samenleving’, luidt de ondertitel van uw boek. Dat wil zeggen: de loge zal mee moeten met haar tijd.

Pinxten: Dat is zo, maar het gaat traag. In de samenleving is de verkleuring en de genderdiversificatie al volop bezig. Maar in de werkplaatsen sijpelen die veranderingen langzamer door. We hoeven ook niet om de pot te draaien: in België zijn de Franstalige loges conservatiever dan de Vlaamse. En omdat wij geen splitsing willen tussen Vlamingen en Franstaligen, delven de veranderaars altijd het onderspit in een democratische stemming.

In zijn bijdrage voor uw boek gaat derdewereldkenner Ruddy Doom op zoek naar mogelijke overeenkomsten tussen moslims en vrijmetselaars, maar hij vindt er amper.

Pinxten: Er zijn inderdaad nog maar weinig Turken of Marokkanen toegetreden, maar ze zijn er al, net als een paar islamitische ex-Joegoslaven. Ik ben fundamenteel optimistisch. De leden van de drie monotheïstische godsdiensten zijn uiteindelijk toch één familie: christenen, joden en moslims. Waarom zouden de verschillen dan belangrijker moeten zijn dan de overeenkomsten? De alevieten staan erg dicht bij ons humanisme, net zoals de soefi’s – die dansen anders, maar verder zie ik echt geen wezenlijke verschillen tussen hun spiritualiteit en de onze.

Natuurlijk zullen de loges zich mettertijd moeten aanpassen aan de nieuwe Belgen. De vrijmetselarij zegt graag van zichzelf dat ze universeel is, maar ze is veel te westers. Een aantal van haar ritualen zijn in de achttiende eeuw bedacht door scenarioschrijvers uit de omgeving van Mozart. Vandaag mogen we toch beseffen dat er nog talloze andere culturele tradities bestaan in de wereld, en dat die wereld zich aan ons opent. Als meer dan tien procent van de Vlamingen moslim is, of Turk en Marokkaan, dan zal zich dat vroeg of laat vertalen in het ‘karakter’ van de Vlaamse samenleving. Ook de loge zal aan die evolutie niet ontsnappen.

Weet u, als antropoloog heb ik de attitude aangenomen om alles wat in de wereld gebeurt als exotisch te beschouwen. Zo kijk ik ook naar vrijmetselarij.

Moslims zijn gelovigen, terwijl veel vrijmetselaars het wel hebben gehad met religie tout court.

Pinxten: Waarom zo verkrampt doen? Waarom zouden we de culturele en maatschappelijke meerwaarde van religieus engagement niet erkennen? Schilders als Hans Memlinck en Jan Van Eyck waren esoterische christenen: ze namen hun katholiek geloof bijzonder ernstig, ze haalden er hun drive en inspiratie uit voor hun kunst. Of neem de Indiase bouwmeester van de Taj Mahal: dat was een bijzonder gedreven moslim, juist door zijn geloof is hij tot die schoonheid gekomen. Daar kun je als vrijzinnige toch niets op afdingen?

Intussen doet de vrijmetselarij het relatief goed in Vlaanderen: het aantal werkplaatsen en leden neemt toe.

Pinxten: Dat is zo. In België zijn er relatief veel vrijmetselaars, veel meer dan in Nederland bijvoorbeeld. Maar dat zorgt voor nieuwe problemen. Veel vrijmetselaars impliceert dat er veel werkplaatsen zijn en die hebben allemaal panden nodig om te vergaderen. Dat heeft stilaan geleid tot een probleem van behuizing. Hier in Gent huren de meeste werkplaatsen een ruimte in een paar oude maar historisch waardevolle gebouwen in het centrum van Gent. Maar parkeren kun je er niet. En alle avonden zijn volgeboekt. We zouden in Gent kunnen doen wat ze in Brussel hebben gedaan: een oude fabriek aankopen en daar een aantal tempels inrichten, zodat verschillende werkplaatsen er tegelijk bijeen kunnen komen. In dit land heeft de loge bepaald geen rekruteringsprobleem. Wel integendeel.

Rik Pinxten en Jean Swings (redactie), Kappen aan de ruwe steen. De vrijmetselarij als spiegel van de maatschappij. Academic and Scientific Publishers, 424 pagina’s, 29,5 euro

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content