Vrije Tribune

‘Prestige van leekrachten kan je niet afdwingen, het is tweerichtingsverkeer’

Vrije Tribune Hier geven we een forum aan organisaties, columnisten en gastbloggers

‘Ik zie niet waarom de leerplannen de pedagogische vrijheid van leerkrachten zouden beknotten’, reageert Nick Ferbuyt (Universiteit Antwerpen) op een opinie van Stijn Van Hamme (UGent) over het leraarschap.

Deze week las ik een opiniestuk van Stijn Van Hamme over de maatschappelijke waardering van het leerkrachtenberoep. Ik was het grotendeels oneens met zijn invalshoek.

De introductie riep onmiddellijk een aantal vragen in mij op: wat bedoelt de auteur met ‘het opnieuw in ere herstellen van het leraarschap’ en ‘ervoor zorgen dat leerkrachten zich opnieuw volledig kunnen focussen op hun eigenlijke kerntaak: het lesgeven’?

Wat betreft de eerste stelling verwijst meneer Van Hamme naar het aanzien van de leerkracht als nobel beroep uit de periode van de tweede (of zal ik zeggen eerste) wereldoorlog waarbij er evenveel respect was voor de leerkracht als de dokter uit het dorp. Hij geeft aan dat leerkrachten sindsdien en vooral de laatste jaren steeds minder maatschappelijk gewaardeerd worden. Leerkrachten zijn volgens hem gedegradeerd van ‘notabelen’ naar ‘pispaal in de samenleving’. Ik vind ook dat we oog moeten hebben voor de waardering van het lerarenberoep. Het kan niet zijn dat het sterke werk dat alle leerkrachten en andere (onderwijs)betrokkenen niet de waardering krijgt die ze effectief verdienen.

Prestige van leekrachten kan je niet afdwingen, het is tweerichtingsverkeer.

Leerkrachten zijn nodig om het potentieel in kinderen zo te ontwikkelen dat ze met hun talenten een kwaliteitsvol, gelukkig en betekenisvol leven kunnen opbouwen – en als we het dan toch moeten zeggen: we ze kunnen opleiden tot productieve werkkrachten. Ik ken veel mensen die eveneens veel waarde hechten aan het beroep van leraren. Dit geeft een iets minder onheilspellend beeld dan wat in het artikel geschetst wordt.

Dit laatste brengt me op de tweede stelling. Vrijwel in het begin van het artikel haalt hij aan dat leerkrachten niet tot de essentie komen van hun job: het ‘lesgeven’. Opnieuw, dat er veel administratieve last is en dat heel wat leerkrachten zich overbevraagd voelen door de veelheid aan verantwoordelijkheden en taken ontken ik niet en wil ik al helemaal niet minimaliseren.

Maar de weg die Van Hamme inslaat is volgens mij weinig hoopvol en constructief. Zoals hij het neerschrijft lijkt het alsof oog hebben voor ‘onhandelbare kinderen’ niet tot de kerntaak van de leerkracht behoort. Ik heb moeite met de manier waarop hij kinderen die uitdagend en moeilijk gedrag stellen omschrijft, alsof het losgeslagen wild zijn waarbij we onze omgeving niet in vraag moeten stellen.

Deze omschrijving is ook een aanfluiting op het harde werk om de focus te verleggen van problemen te situeren bij kinderen naar problemen te situeren in de interactie tussen kenmerken van het kind en de omgeving. Hij lijst een heleboel zaken op die bij het onderwijsgebeuren komen kijken en formuleert deze alsof dit haaks staat op wat hij omschrijft als ‘effectief lesgeven’. Mijn vraag hierbij is: wat wordt dan verstaan onder lesgeven?

En hoort oog hebben voor individuele noden van kinderen, ook degene die worden ‘onhandelbaar’ zijn, niet tot de kerntaken van goed onderwijs? Verder is het me niet duidelijk waarom de auteur ervan overtuigd is dat leerplannen de pedagogische vrijheid van leerkrachten beknotten. Het is net de uitdaging van scholen om deze leerplannen te integreren in hetgeen herkenbaar is voor leerkrachten en om dat te verbinden aan waar leerkrachten wel al sterk in zijn.

Samen school maken is ook een verhaal van samen in dialoog gaan en samen met alle betrokken te zoeken naar mogelijkheden.

Het artikel is mijns inziens geschreven vanuit een negatief oogpunt en helpt niet om duidelijk te maken dat samen school maken ook een verhaal is van samen in dialoog gaan en samen met alle betrokken te zoeken naar mogelijkheden. Een treffend voorbeeld van deze negatieve ingesteldheid blijkt uit het woordgebruik van de auteur: ‘leerlingenbegeleiders komen zich moeien’.

Het hangt ervan af hoe je kijkt naar het zinvolle werk dat ook die leerlingenbegeleiders dag in dag uit proberen waar te maken, samen met leerkrachten. Dit is heus niet overal zo’n negatief verhaal. Zijn visie dat de enige acties van leerlingenbegeleiders eruit bestaan om voorzichtig en niet-sanctionerend te reageren op leerlingen is kort door de bocht en een grondige reductie van het werk van leerlingenbegeleiders. Consequent reageren en oog hebben voor het welbevinden van kinderen kunnen volgens mij en heel wat goed onderbouwde pedagogische inzichten wel degelijk samengaan.

Verder voelde Van Hamme de noodzaak om enkele ouders op het matje te roepen. Zijn hypothese is dat ouders die de vakkennis en het professionalisme van leerkrachten in twijfel trekken te maken heeft met het zoeken naar excuses om de ‘luiheid of het (wan)gedrag van het eigen kind goed te praten’. Hij zegt hierbij dat bepaalde ouders meer pretenderen te weten over lesgeven dan leerkrachten en dat dit niet wenselijk is. Lesgeven van leerkrachten wordt in dit opiniestuk op één lijn gezet met brood bakken door een bakker(es) en wagens repareren door een garagist(e). Hij vergeet wel te zeggen dat als het brood te zuur smaakt, de klanten niet tevreden zijn en dat zij deze feedback dan ook graag delen. Hopelijk doet de bakker(es) dan snel iets aan de smaak van zijn/haar brood voor hij/zij al zijn/haar klanten verliest.

In dialoog gaan met de ouders

Hij haalt in het verlengde hiervan de paradox aan dat ouders vaak verwachten dat leerkrachten hun kinderen alleen opvoeden en anderzijds dat het net die ouders zijn die ook als eerste komen klagen als hun kind een straf heeft gekregen. Ik ben van mening dat als leerkrachten en scholen het gevoel hebben dat ouders te weinig verantwoordelijkheid opnemen in de opvoeding van hun kinderen, hierover in dialoog kan gegaan worden. Het verhaal stopt niet bij het culpabiliseren van ouders.

Iets verder haalt hij aan dat er meer constructief moet worden samengewerkt. Als we denken dat ouders zich niet moeten ‘moeien’ met het onderwijsgebeuren van hun kind dan hebben we hier een probleem. Zeker als we ‘gedeelde verantwoordelijkheid’ definiëren als ‘zonder elkaars gezag aan te tasten’. Zo lijkt ‘gedeelde verantwoordelijkheid’ eerder een strijd en brengt het ons weg van waar het werkelijk om gaat: constructieve communicatie met alle betrokkenen en goed onderwijs voor alle kinderen waarbij ook oog is voor de waardering en ondersteuning van leerkrachten. Hierin dienen we te zoeken naar hoe we onderwijs- en opvoeding tot een gedeelde taak kunnen maken waarbij ieders expertise wordt erkend, met de ouder als ervaringsdeskundige en de leerkracht als onderwijsprofessional.

Uiteindelijk stelt Van Hamme dat dit alles leidt tot een verminderde aantrekkingskracht tot het leraarschap aangezien er geen prestige meer is. In mijn ogen heeft prestige tegenwoordig eerder te maken met durven zoeken en elkaar proberen vinden om er een gedeeld verhaal van te maken met hetzelfde doel: namelijk goed onderwijs voor het kind.

De oplossing die hij aanreikt is weinig bevredigend: ‘We moeten ervoor zorgen dat de as leerkracht-leerling opnieuw echt centraal komt te staan en een stevige tandem vormt die het ganse leerproces stuurt.’

Eenrichtingsverkeer?

In analogie met de chirurg(e) moet de leerkracht volgens Van Hamme volledige zeggenschap hebben over zijn/haar aanpak. Ik ontken niet dat leerkrachten hun eigen stijl mogen hebben en dat de school een pedagogisch project nastreeft en verdedigt maar het is niet omdat er feedback wordt gegeven, dit gezien hoeft te worden als een bedreiging voor de eigen waarden en werking. Maar zoals het hier neergeschreven staat impliceert het eerder eenrichtingsverkeer: de leerkracht beslist en heerst.

Ook het voorstel van bindende toelatingsproef is een onbegrijpelijk voorstel. Waarom is het een opleiding als we van tevoren gaan selecteren? Wat met jongeren die in hun opleiding en tijdens stages hun passie ontdekken maar er hard voor moeten vechten omdat ze een achterstand hebben opgelopen (of niet dezelfde kansen hebben gekregen) in de secundaire school?

Mijn suggestie is: laten we ouders ook als volwaardige partner zien met hun eigen expertise en die ook zo (h)erkennen, wat tegelijkertijd niet wil zeggen dat je je als leerkracht bedreigt hoeft te voelen in jouw aanpak. Er zit een redenering achter de aanpak van leerkrachten en deze aanpak valt perfect in dialoog af te stemmen, hetgeen zou bijdragen aan een cultuur van vertrouwen. Leerkrachten zijn professionals waarvan we kunnen verwachten deze verantwoordelijkheid op te nemen. Als dit moeilijker verloopt kan je rekenen op een professioneel netwerk (collega-leerkrachten, leerlingenbegeleiders, zorgcoördinatoren, clb-medewerkers, pedagogische begeleiders,..). Wederzijds respect is een werkwoord.

Nick Ferbuyt is leerkracht van opleiding en behaalde een master in de pedagogische wetenschappen (orthopedagogiek). Vervolgens werkte hij enkele jaren als leerkracht en zorgcoördinator in een Gentse basisschool. Daarna begon hij als doctoraatstudent aan UA te werken rond het thema ‘samenwerkingspraktijken bij leerkrachten om om inclusieve leeromgevingen te creëren’. Hij is verbonden aan een interuniversitair project ‘potential – power to teach all’ dat als doel heeft om competenties van leerkrachten verder te ontwikkelen om inclusieve leeromgevingen te creëren.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content