Politici én kiezers moeten bescheidener zijn

Politiek journalist Jan De Meulemeester (VTM) las het boek van Steven Vanackere (CD&V) en staat stil bij bescheidenheid in de politiek. Zowel de Wetstraat als haar kiezers zouden gediend zijn met wat meer bescheidenheid: dan haalt de toekomstige harde realiteit ze niet in, met de teleurstellingen en verzuring vandien.’

Steven Vanackere (CD&V) gebruikt in zijn boek De Eerste Steen de woordcombinatie ‘bescheiden politiek’, subtiel benadrukt door een cursief lettertype, als een concrete illustratie van zijn personalisme, dat het midden houdt tussen een laissez-faire-overheid enerzijds en al te veel staatsbemoeienis anderzijds. De hoofdzonde hoogmoed is zijn negatieve uitgangspunt: hij vindt dat vooral partijen die zich progressief noemen zich daaraan bezondigen door te doen alsof de overheid de plicht heeft om eigenhandig het geluk van mensen te bewerkstelligen. Dat is ijdel, dat is hoogmoed, redeneert Vanackere, want ‘de politiek’ kan het simpelweg helemaal niet alleen: de leider bepaalt niet de richting van de rivier, hij is slechts stuurman op de kano van de democratie. De leider is dus bescheiden.

Met zijn pedigree in het middenveld staat Vanackere natuurlijk haast genetisch huiverig tegenover het primaat van de politiek. Hij acht een grote overheid niet enkel onwenselijk, de intentie alleen al tot big government is immoreel want ze draagt de belofte uit, de rivier te kunnen verleggen. Een belofte die ze niet kan nakomen. Die morele onderbouw van wat hij zijn ‘bescheiden politiek’ noemt is interessant, want met die morele maatstaf kan je ook andere grenzen van het politieke bedrijf afmeten. En daar hoef je geen christendemocraat voor te zijn.

Populisme is onbescheidenheid

Populisme is een heidebrand, steeds kwalijk latent en het debat erover flakkert daardoor regelmatig op, zoals eind vorig jaar, toen koning Albert II ervoor waarschuwde. Maar telkens opnieuw is er het onvermogen om populisme afdoend politiek en hedendaags te definiëren. Ook vorig jaar. In de Terzake-studio mochten Siegfried Bracke en Rik Torfs het proberen, eenvoudigweg omdat zij in het verleden wel eens als populisten werden omschreven. Ik onthou uit dat gesprek dat een bruikbare definitie deze is: mensen iets beloven wat je eigenlijk niet waar kan maken.

Tegenover die valsheid, of lees: immoraliteit van het populisme staat dan de ‘bescheiden’ retoriek, die meer deugdelijk zou kunnen zijn. Vanackere zelf hanteert de bescheidenheid om er systematische alle ideologieën mee af te turven en aldus enkel de zijne over te houden. Want de anderen beloven volgens hem iets wat niet waar te maken valt. Maar ‘bescheidenheid’ is een veel meer polyvalent medicijn. Tegen veel voorkomende kwalen.

Zo was Vanackere’s christendemocratische collega Yves Leterme niet ‘bescheiden’ wanneer hij beloofde dat BHV kan gesplitst worden met vijf minuten politieke moed. En zo ook het ACW toen het ijdel veronderstelde de trucs van het cowboy-kapitalisme te kunnen doorgronden. Het is eveneens onbescheiden om zonnepanelen spotgoedkoop te maken, als dat genereuze beleid na al te korte tijd onbetaalbaar blijkt. Schreeuwen over plotse scheuren in kerncentrales is ook wat onbescheiden, als je weet dat het geen scheuren zijn maar microscopisch kleine, al decennialang ingebakken bubbeltjes. 200.000 nieuwe jobs uit je mouw toveren en de Olympische Spelen naar Vlaanderen halen heetten toen voluntaristisch, nu zijn die ideeën verbrand. De belofte voorhouden dat we na mei 2014 in een nirvana van een rijk, zorgeloos onafhankelijk Vlaanderen kunnen wonen, is ook een daad van onbescheidenheid. Het is immers niet omdat je iets wil, dat het ook bestaat.

Bescheiden durven zijn

Hoogmoedige communicatie van regeringen vandaag kan zo een ongewenst neveneffect hebben. Met de gevreesde boemerang van wat dan negatieve perceptie zal heten. Ik bedoel dan bijvoorbeeld de opsomming van plannen die Vlaanderen gegarandeerd ‘in actie’ zullen krijgen en het lijstje relance-maatregelen die België naar de kop van het Europese peloton zullen brengen.

Het spreekt voor zich dat een kabinet haar berekende super-effecten terecht in de kijker zet, maar de belofte die zo’n bericht inhoudt, creëert een dubbele verwachting. Niet alleen mag de burger vanaf dan eisen dat de maatregel ook inderdaad het effect genereert, ze voedt ook de algemene idee dat ‘de politiek’ het allemaal kan inschatten, berekenen én beheersen. Wij lossen de crisis op, gonst het; ”op ons kunt ge rekenen.” Terwijl het IMF zegt dat het nu vooral de verre economische politiek van Washington is die ons al dan niet weer in de recessie duwt.

Laatst sprak ik een minister over de Europese aanpak van de crisis, waarin ook ons land zich engageert. Voor de camera klinkt het hoe België en Vlaanderen zich als eurofiele staten een weg uit de crisis zullen timmeren. Maar achter de schermen zijn de verklaringen interessanter: dan hoor je hoe moeilijk het is, met die even arrogante als grillige rating agencies, de ingewikkelde Belgische zespartijencoalitie, de historisch opgebouwde loodzware staatsschuld, en eenvoudigweg: een overheid die zichzelf financieel stilaan doorheen het vlees, tot in het bot snijdt.

De communicatie achter de schermen is dus eerlijk, rechttoe-rechtaan en vooral: bescheiden. De toelichting voor de camera’s is dat niet, en minstens wat te optimistisch. Misschien loont het om die communicatie om te keren: ook voor de microfoon de pijnlijk moeilijke taak van onze nationale politici duiden en toelichten. Zichzelf dus als slechts bescheiden actoren durven presenteren: kleine, maar desnoods moedige kapiteins in woelige internationale wateren.

Toegeven dus hoe moeilijk het is en dat nationale politici vaak onmachtig zijn: de spreekwoordelijke inconvenienth truth bekennen. Durven zeggen dat in een open economie als de onze de nationale vraag eigenlijk weinig impact heeft op het BNP. En omgekeerd ook de bescheidenheid aan de dag leggen om bijvoorbeeld niet exclusief de gekrompen spread te claimen. Die is niet enkel het werk van regeringen, want die fluctueert vooral internationaal. Wie vandaag beweert hem eigenhandig te hebben bedongen, zal het morgen niet uitgelegd krijgen als de Belgische spread morgen weer begint door te schieten door een of andere cesuur in de wereldwijde geschiedenis.

Bescheiden kiezers

Politici die hun eigen impact openlijk relativeren kunnen ook het verwachtingspatroon van burgers ten aanzien van de politiek wat temperen. Als journalist en burger ervaar je soms een onaangename dubbelzinnigheid ten aanzien van politici: enerzijds is het vertrouwen in politieke leiders bijzonder laag, anderzijds zit er geen maat op wat de politiek allemaal zou moeten oplossen. Van de wereldcrisis tot de scheve stoepsteen voor de deur. Ik spreek mensen die tégen de overheid zijn zoals die op zichzelf bestaat. Maar na enig luisteren blijken we vaak misnoegd omdat we eigenlijk allemaal een eigen kleine overheid op maat willen. We wensen schijnbaar paradoxaal enerzijds geen, anderzijds net heel veel overheid, heel veel staat. Een soort beleid on demand, een etatisme 2.0. Ook dat is een kwalijke onbescheidenheid: de wensen van wij, de kiezer, zijn soms zeer onbescheiden.

Diezelfde onbescheidenheid zindert wel eens in heel dat debat over de fameuze participatie. Natuurlijk moet de democratie zichzelf altijd heruitvinden en blijft het dichten van de kloof tussen overheid en burger een eeuwige bouwwerf. Maar niet alle meningen hebben hetzelfde soortelijk gewicht. Twitter kan een democratisch experiment zijn met directe communicatielijnen tussen kiezers en hun politici. Elio Di Rupo (PS) was na zijn State of the Union aanspreekbaar onder de hashtag #vraaghetaanElio. Daar waren vragen bij zoals ‘hoe zit het met de geaardheid van de paarse teletubbie’ en ‘hoeveel verdient u met deze twittersessie.’ Tot daar een spijtige fractie van een mooi, zuiver participatief project, een godbetert rechtstreeks te interpelleren premier, uniek in de geschiedenis. Met helaas blijkbaar ook nogal wat unieke vragen en opmerkingen. Voor het overige zijn er, de intenties van een David Van Reybrouck ten spijt, bitter weinig spontane participatieve initiatieven. Het moet zijn dat men er geen zin in heeft. Of meer: omdat het misschien niet nodig is.

Bescheidenheid kan hier suggereren dat politiek nu eenmaal geweldig complex is, te complex om over te laten aan Chinese vrijwilligers, ja-of-nee-referenda, gehaaide journalisten, een schare burgers-lotelingen of de mening-rijke twitter-elite. En daarom hebben we de volksvertegenwoordiging uitgevonden. Ikzelf heb geen tijd om te beslissen over ingewikkelde kwesties zoals kernafval of staatsstructuren. Dat is ook mijn taak niet. Ik heb mensen aangeduid die dat in mijn plaats en in mijn naam doen. Ik wil ook dat ze dat doen, ze moeten dat. En ze hebben op hun beurt – nog steeds op mijn conto – regeringen aangeduid die mij moeten leiden, die mij moeten besturen.

Ik kan me in alle bescheidenheid niet uitspreken over de deugdelijkheid van bijvoorbeeld een verlaging van de BTW op elektriciteit. Dat is te complex, ik heb daar te weinig informatie over. Er zijn daarom experts die dat momenteel voor mij uitrekenen en ik koester als democraat het vertrouwen dat de door mij verkozen politici daar gepast naar zullen handelen, conform de ideologie die de mijne is. Zij werken voor u, weet u wel.

Zowel de Wetstraat als haar kiezers zouden gediend zijn met wat meer bescheidenheid, meer ‘soberheid’, met wat meer matigheid in woorden en gedachten, in beloftes, claims en verwachtingen: dan haalt de toekomstige harde realiteit ze niet in, met de teleurstellingen en verzuring vandien. En op kortere termijn kunnen de deugden van de temperantia en prudentia de nogal opgehitste emoties over de hoogmis van mei 2014 wat temperen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content