‘Ik heb leren leven met de vlek die op mij kleeft’

POL VAN DEN DRIESSCHE: 'Ik ben wie ik ben: een opgewekt, warmhartig, bourgondisch type.' © DIEGO FRANSSENS

In Brugge schuift de N-VA voor 2018 Pol Van Den Driessche naar voren als kandidaat-burgemeester. De verhalen die hem in 2012 nekten, wil hij achter zich laten: ‘Laat de Bruggeling maar over mij oordelen.’

Eigenlijk wil Pol Van Den Driessche helemaal niet meer herinnerd worden aan het verleden, laat staan dat hij erover wil praten. Tegelijk weet hij dat er nog altijd geen ontkomen aan is: zeker in de media blijft ‘de affaire’ op de achtergrond sluimeren. In 2012 pakte Humo uit met de getuigenissen van een aantal vrouwen die, meestal in de jaren negentig, door Pol Van Den Driessche waren lastiggevallen. Op dat moment was Van Den Driessche de kandidaat-burgemeester van Brugge voor de N-VA. Uiteindelijk zag hij geen andere uitweg dan zich terug te trekken. Straks dingt hij opnieuw naar die sjerp, met het risico dat het oude debat opnieuw oplaait. Van Den Driessche zelf wil de zaak afsluiten: ‘Dus zal ik nog één keer op het verleden terugkomen’, zegt hij. ‘Wie wil weten wat ik ervan vind, zal dit interview in Knack moeten lezen.’

Uiteindelijk zal het gesprek vier uur in beslag nemen – in de donkere kerstdagen blijft het licht lang branden in de koffiekamer van de Senaat. Zijn hele leven en zijn kleurrijke carrière passeren de revue. Hij vertelt, hij praat, hij lacht – en af en toe ook stokt de stem, of valt er een ongemakkelijke stilte.

Want ‘de affaire’ kleeft aan zijn huid. Het gesprek is al meer dan twee uur ver als aan een ander tafeltje een ravissante vrouw komt zitten. Een uitbundige begroeting: ‘Allo Pol! Comment ça va?’ Pol Van Den Driessche: ‘Dat is mijn collega-senator Nadia El Yousfi van de PS. Ik heb uitstekend met haar samengewerkt in de commissie Vrouwenrechten van de Senaat. Ik was voorzitter van die commissie, en zij trad soms op als ondervoorzitter. (zucht) Natuurlijk werd er vooraf gefezeld: “Stel je voor, Van Den Driessche voorzitter van de commissie Vrouwenrechten.” Wel, wij zijn er met onze commissie niet alleen in geslaagd om een lezenswaardig eindrapport op te stellen, maar ook om de tegenstelling meerderheid en oppositie te overstijgen. Op het Vlaams Belang na hebben alle partijen onze conclusies en aanbevelingen goedgekeurd. Sabine de Bethune (CD&V) is bepaald niet mijn vriendin, maar zij heeft mij in de plenaire vergadering van de Senaat gefeliciteerd met mijn voorbeeldig werk. Maar dat weet geen mens. Want de dag daarna citeert De Standaard “een senator” die zegt dat “Van Den Driessche wel veel van vrouwen kent, maar niet op de juiste manier”. Een senator. Zo laf en gemakkelijk, een anonieme senator opvoeren om mij er nog eens door te halen. Dan word ik woest, ja.’

Het is de prijs die u sinds 2012 betaalt.

VAN DEN DRIESSCHE:(zucht) Ik ben wie ik ben. Ik ben Pol Van Den Driessche: een opgewekt, warmhartig, bourgondisch type, een optimistische mens die van het leven houdt, een man van vlees en bloed. Een man ook die fouten heeft gemaakt. Als ik mijn leven overschouw, zie ik ook wel wat daarin niet juist was. Ik ben te vrijpostig geweest tegenover een aantal vrouwen. Ik heb zaken gezegd die ik beter niet had uitgesproken. Ik ben soms te lichamelijk geweest. Ik ben in een wat losbandige sfeer te ver gegaan.

Ik heb daar in 2012 al mijn spijt voor uitgedrukt. Ik heb voor dat verleden ook een prijs betaald, en geen kleine. U kunt niet weten wat dat bij een mens aanricht. Maar ik zeg het nog eens: indien ik mensen heb gekwetst, dan verontschuldig ik mij daarvoor. Ik heb nooit de bedoeling gehad om te domineren of schade te berokkenen. Ik ben ook geen machtswellusteling, zoals over mij is geschreven.

Dat is anders overgekomen, zo bleek uit de artikels in Humo, of uit de getuigenissen van journalistes als Tine Hens en Marie-Anne Wilssens in Reyers Laat. Hebt u zich bij hen al verontschuldigd?

VAN DEN DRIESSCHE: Ik heb naar enkele journalistes gemaild. Een vrouw die bij Goedele werkte, heb ik ook proberen te bereiken. Ik heb ook naar Annelies Rutten gemaild: zij had in Het Nieuwsblad een bijzonder scherp artikel over mij geschreven. Niemand heeft mij geantwoord. Soms ligt het ook moeilijk: het gaat om zaken van vaak vijftien jaar geleden, waarvan ik in 2012 plots voor het eerst iets vernam.

Freddy De Pauw, de vakbondsafgevaardigde van De Standaard, zei dat verschillende vrouwen hun verhaal deden bij hem, maar dat ze geen klacht indienden: ‘Ze waren bang hun baan te verliezen.’

VAN DEN DRIESSCHE: Bij De Standaard was toen ook de zeer feministisch ingestelde Mia Doornaert een van de vakbondsafgevaardigden. Mia heeft verklaard dat zij ‘nooit iets had gehoord’ van dergelijke klachten.

Marie-Anne Wilssens zei dat ze brieven had geschreven om voor u te waarschuwen, eerst naar CD&V-voorzitter Wouter Beke en later naar Bart De Wever.

VAN DEN DRIESSCHE: Ik heb niets gehoord van die brieven tot de dag dat ik erover las in Humo.

Wouter Beke zei: ‘We wisten er inderdaad van, en dat heeft meegespeeld bij zijn vertrek uit CD&V.’

VAN DEN DRIESSCHE: Ik zie het Beke nog zeggen, hier een paar meter verderop, voor de microfoon van Linda De Win. Maar zou het? De CD&V heeft in een zaaltje in Beernem nog een fijn afscheidsfeestje georganiseerd voor mijzelf en voor Luc Goutry, die ook vertrok, en ik kreeg bloemen en de drie obligate flessen wijn. Ik had zelf beslist om de CD&V te verlaten, en dat adieu verliep in alle vriendschap. Een week nadat Beke die woorden over mij had uitgesproken heeft niemand minder dan de Brugse burgemeester Patrick Moenaert in Knack gezegd dat het verhaal van zijn voorzitter niet klopte. Maar die woorden werden niet opgepikt. Als er bloed vloeit, trekt dat alligators aan. Dan ontkom je niet.

Sinds 2012 wordt u ook wel ‘de Vlaamse DSK’ genoemd, naar de Franse politicus Dominique Strauss-Kahn die directeur-generaal van het Internationaal Monetair Fonds en presidentskandidaat was toen hij in 2011 door een hotelmedewerkster in New York werd beschuldigd van ongewenste seksuele intimiteiten.

VAN DEN DRIESSCHE: DSK is beschuldigd van pooierschap en verkrachting. En met zo’n figuur werd ik vergeleken. (met schorre stem) Mijn medewerkster Sigrid zegt dat ik niet emotioneel mag worden en altijd rustig moet blijven, maar dat is moeilijk. In De Slimste Mens toonden ze op een avond vier foto’s: van Roger Vangheluwe, Roland Janssens, Andras Pandy, en van mij. Dus een pedofiel, twee seriemoordenaars, en ik. De vraag was: ‘Wat is de gelijkenis?’

En?

VAN DEN DRIESSCHE: ‘Ze dragen alle vier een bril.’ Grappig, he? Zéér grappig. Door Youssef Kobo en de leuke mensen van De Afspraak ben ik op één lijn gesteld met de verkrachters van Keulen. De kritiek tegen mij en de proportie die mijn zaak in de media kreeg, was in het voorjaar van 2012 niet meer te houden, ook niet voor mijn gezin. Het sneed zeer diep.

U hebt ooit tegen een vriend opgebiecht dat u voor het Minnewater hebt gestaan.

VAN DEN DRIESSCHE:(stil) Het was voor de Oostendse Vaart. Het ging niet meer. Plots ben je volkomen ten einde raad. Ik was de dagen voordien zelfs naar mijn bankkantoor geweest om te vragen: ‘Stel als mij iets gebeurt, is al ons geld dan geblokkeerd?’ Ik heb nachten wakker gelegen, duizend keer de film opnieuw afgespeeld. Het blijft een trauma. Het is een vlek die op mij kleeft. Ik weet dat, en ik heb er inmiddels mee leren leven.

Weet u dat er nooit iemand mij heeft nageroepen? In Brugge heeft nooit iemand ‘DSK’ tegen mij gezegd. Ik heb zes anonieme mails gehad – ‘smeerlap, ik ga uw ballen afsnijden’ – en ik denk dat ze allemaal van dezelfde afzender waren. Voor de rest kreeg ik onwaarschijnlijk veel steunbetuigingen. Vooral van gewone Bruggelingen. Ze zeiden: ‘Hei moatje, niet opgeven. Niet plooien, Pol!’

Daardoor heb ik ook voor mijzelf uitgemaakt: iedereen verdient een tweede kans. Vandaar ook dat ik in 2013 aanvaard heb om lijstduwer te zijn op de Kamerlijst van de N-VA. Ik kreeg 22.500 stemmen, het grootste aantal na lijsttrekker Brecht Vermeulen. En dat voor een kandidaat zonder enig mandaat. In die tijd had ik niets. Ik was een verschoppeling.

U spande ook een proces aan tegen Humo-journalist Jan Antonissen, maar hij heeft die zaak wel met klank gewonnen.

VAN DEN DRIESSCHE: Ik vond de vergelijking met DSK echt niet kunnen, en er waren ook fouten in de berichtgeving. Zo werd beweerd dat ik kortgerokte studentes tijdens de examens begunstigde. Wil noteren dat ik in mijn leven als docent (bij het RITCS) en assistent (aan de Universiteit van Gent) nooit mondelinge examens heb afgenomen!

Maar de rechter vond dat Humo de titel ‘DSK in Vlaanderen’ mocht gebruiken omdat er getuigenissen waren die dat leken te verantwoorden. Er staat nergens: ‘Van Den Driessche heeft aanrandingen gepleegd en pogingen tot verkrachting ondernomen.’ Maar dat is wel de uitleg die nu door sommigen gegeven wordt aan dat vonnis, namelijk dat ik veroordeeld ben voor de feiten zelf. Die framing heb ik niet kunnen corrigeren.

In het vonnis staat dat ‘het niet bewezen is dat de getuigen niet de waarheid spraken. Het gedrag van Pol Van Den Driessche was in journalistieke en politieke kringen al langer bekend.’

VAN DEN DRIESSCHE: De rechter zegt niet dat ik het gedaan heb, he. Hij zegt dat het niet bewezen is dat ik het niet gedaan heb. Ik vind het een zeer vreemd vonnis, maar daar heb ik mij bij neer te leggen. Ik las gisteren dat een politierechter een dronken doodrijder van een meisje één jaar voorwaardelijk geeft. Een week eerder gaf een andere rechter voor ongeveer dezelfde feiten een man twee jaar effectieve celstraf. De ene rechter oordeelt zus en een ander zo.

Uw echtgenote heeft haar deel van het leed gehad. Er was niet alleen de persstorm, er waren ook de feiten zelf.

VAN DEN DRIESSCHE: Ja. (zwijgt) We hebben veel gesproken. Soms vielen dan lange stiltes, ja. (zwijgt opnieuw) Wij zijn straks 34 jaar getrouwd. We hebben lief en leed meegemaakt, we hebben discussies gekend. We hebben vooral veel schone momenten gekend. En zij heeft heel snel gezegd: ‘Ik ken je, ik weet wie je bent, ik laat je nooit in de steek.’ Katrien is een wonder van een vrouw.

Ook De Wever heeft u in 2012 niet laten vallen. Hij benoemde u tot zijn communicatieadviseur. Dat was uw levenslijn.

VAN DEN DRIESSCHE: Bart De Wever heeft mij gevraagd om hem mijn gedacht te zeggen als ik dat nodig vind, en liefst zo duidelijk mogelijk. En als er een parlementslid uitgenodigd wordt voor een debatprogramma als De Zevende Dag, en hij of zij wenst dat, zal ik die persoon voorbereiden.

U bent dus de auteur van de beruchte debatfiches?

VAN DEN DRIESSCHE: Zeker niet. Over die fiches bestaat een grote misvatting. Het zijn saaie, lange nota’s waarin mensen van de studiedienst of de kabinetten het partijstandpunt over één bepaald thema grondig uitleggen. Dat is ook het probleem ervan. Als een N-VA’er naar een debat moet over de sociale zekerheid, krijgt hij een dik pak papier mee – in de hoop dat hij zich diep inwerkt, zoals een student die zich voorbereidt op een examen. Dus zorgen wij voor een Q&A. Ik breng vooral de Q aan. Na vijfentwintig jaar journalistiek ben ik niet slecht in het voorspellen van de vragen die de journalist zal stellen, of wat na een interview de kop zal worden boven een stuk. En dan kan je die kop het best zelf leveren, niet? (grijnst)

In Knack werd u opgevoerd als de poedel van De Wever, naar het gezelschapsdier van de zwerver Vitalis in Hector Malots boek Alleen op de wereld, ‘als troost en gezelschap tijdens zijn verder zeer eenzame tocht’.

VAN DEN DRIESSCHE: Uiteindelijk zijn ze toch bijna allemaal eenzaam, de toppolitici? Bart verjaart vandaag: ik vraag mij af welke van de honderden sms-berichtjes die hij ongetwijfeld krijgt, hem écht deugd zullen doen.

Er zijn weken dat ik Bart niet zie. We houden dan mobiel contact, of via mail. Maandag heb ik Bart alleen even voor het partijbureau kunnen spreken. Ik ben kort samen met hem gaan plassen, en op toilet heb ik hem voorgesteld hoe ik de pers te woord zou staan. Het is dan fijn daarna te horen dat Bart een of andere suggestie van mij gebruikt in zijn reactie. Zij het dat hij het altijd nog beter verwoordt dan ik in gedachten had.

Ik loop voortdurend in Brugge rond, ik ga naar de wekelijkse markt, ik ben scheidsrechter in het jeugdvoetbal: na de wedstrijden hoor ik in de kantine wat er leeft bij de mensen. Bart apprecieert mijn buikgevoel. Er is een groot vertrouwen tussen ons. We verstaan elkaar naar het woord van Willem Vermandere in Blanche en zijn peird: ‘met een simpele ju-djuk’.

Nu bent u kandidaat-burgemeester, maar al in 1982 was u op uw 23e het jongste lid van de Brugse gemeenteraad. Kreeg u het Vlaams-nationalisme met de paplepel binnen?

VAN DEN DRIESSCHE: Zeker niet. Mijn vader was een oudstrijder van de Achttiendaagse veldtocht in 1940 en was nadien twee jaar lang krijgsgevangene in Duitsland. Later werd hij personeelschef bij de textielfirma Union Cottonnière (UCO) in Gent. Tot diep in de jaren zestig waren de directievergaderingen daar in het Frans. Dat stuitte vader tegen de borst. Vandaar dat hij, in het grootste geheim, in Brugge meereed in de autokaravaan van een plaatselijk VU-politicus. Papa stierf in 1970. Ik was tien. Moeder heeft met haar weduwepensioen vier zonen opgevoed. Er waren thuis toen andere besognes dan die van de Vlaamse Beweging.

In 1977 mocht ik naar de Universiteit van Gent. Ik werd ook snel lid van de Volksunie-Jongeren in Brugge. Als jongerenkandidaat werd ik op mijn 23e ook het jongste gemeenteraadslid in Brugge. En het belangrijkste van al: ik had VU-coryfee Hugo Schiltz leren kennen.

Schiltz was een intrigerende mengeling tussen beginselvastheid en compromisbereidheid: hij wilde deelnemen aan de macht.

VAN DEN DRIESSCHE: Toen Schiltz in 1977 op een debat over het Egmontpact begon te spreken, werd van de achterste rijen meteen geroepen: ‘Verrader! Lafaard!’ Schiltz was een van de vaders van dat pact. De latere VB’er Francis Van Den Eynde was de grootste schreeuwer. Schiltz liep naar boven, met twee trappen tegelijk, tot hij neus aan neus stond met Van Den Eynde: ‘Sla dan! Roepen en vechten zijn uw enige methodes!’ Het werkte, want die kerels dropen af.

Na het debat zie ik Schiltz naar zijn mooie, lange Citroen CX stappen, zijn lederen boekentas in de hand. Ik spreek hem aan: ‘Mijnheer Schiltz, ik was het zonet niet eens met alles wat u vertelde, maar ik bewonder wel uw lef en uw moed.’ Hij vraagt mij waar ik woon. ‘In studentenhome Boudewijn.’ Schiltz zegt mij hem de weg te wijzen. Zo zijn we door Gent getrokken, ik op mijn fiets en Schiltz achter mij aan in zijn auto. Tot een gat in de nacht is hij op mijn kamer blijven praten en discussiëren: over het Vlaams-nationalisme, over La peste van Camus. Daar begint mijn carrière bij de Volksunie, als redacteur van het partijblad Wij en woordvoerder van Schiltz.

In 1988 werd u journalist bij De Standaard. Hugo De Ridder legde ooit uit dat u er kwam na een deal tussen Hugo Schiltz en politiek commentator Manu Ruys: ‘Schiltz wilde dat het Vlaams-nationalisme beter uit de verf zou komen en dropte zijn woordvoerder Pol Van Den Driessche op de redactie.’

VAN DEN DRIESSCHE: Het is toch wel zeer kort door de bocht van Hugo De Ridder om te denken dat de Volksunie de politieke koers van De Standaard kon bepalen. Manu Ruys en Hugo Schiltz hadden een haat-liefdeverhouding. De Standaard had toen de reputatie van een krant die zéér Vlaamsgezind was tussen de verkiezingen door, maar als de stembusslag naderde, telde het staatsbelang, en dus de CVP. Manu Ruys wilde net voor hij met pensioen ging de ideologische erfenis van De Standaard veiligstellen. Maar Hugo De Ridder vreesde een partijpolitieke ‘mol’.

Uiteindelijk ben ik op eigen kracht en na een moeilijk examen op de redactie beland. Toen ik dat aan Schiltz ging meedelen, wenste hij mij het beste: ‘Ik denk dat je meer voor de Vlaamse zaak kunt doen op een krant dan op een kabinet.’

Dat was uw drive als journalist: u ijverde bij De Standaard voor ‘de Vlaamse zaak’.

VAN DEN DRIESSCHE: Natuurlijk. In mijn visie van toen moest een journalist niet alleen correct kunnen berichten, hij moest ook een overtuiging hebben. Hij moet die in redactionele commentaren vertolken maar zonder de feiten geweld aan te doen. Redacties wilden toen niet alleen informeren, ze hadden ook een missie. Zo profileerde De Morgen zich als de krant die zijn lezers ‘een geweten schopte’. Wij moesten de ‘vier beginselen van De Standaard‘ ondertekenen. We verdedigden de sociaal gecorrigeerde markteconomie, het pluralisme, de parlementaire democratie én de belangen van het Vlaamse volk.

U stond erom bekend dat u ook als journalist een activist bleef van de Vlaamse Beweging.

VAN DEN DRIESSCHE: (trotse glimlach) Ik overtuigde koning Albert II ervan om de eerste strofe van de ‘Vlaamse Leeuw’ te komen meezingen in Brugge. Ik heb kunnen doordrukken dat de Vlaamse Raad zijn naam kon veranderen in Vlaams Parlement, en dat de ‘voorzitter van de Vlaamse executieve’ – de compleet belachelijke naam voor de Vlaamse regeringsleider – zich ‘minister-president’ mag noemen, naar analogie met Nederland en Duitsland.

Als journalist had u een merkwaardige relatie met politici. U nodigde ze zelfs uit op de communiefeesten van uw zoon.

VAN DEN DRIESSCHE: Ik had met sommigen een goede band, ja. Ik nodigde enkelen uit op de receptie in het kasteel d’Aertrycke. (grijnst) Ik zorgde dat er van élke kleur één aanwezig was. Mijn vaste gastenkring bestond uit Hugo Schiltz (Volksunie), Luc Van den Bossche (SP), Pierre Chevalier (VLD) en Luc Van Den Brande (CVP).

U had daar als journalist geen deontologische bezwaren bij?

VAN DEN DRIESSCHE: Dat heeft nooit mijn journalistieke oordeel over een politicus beïnvloed, nee. Kijk, op een dag nodigt Johan Vande Lanotte mij uit in Le Homard Rouge, een van de betere kreeftenrestaurants in Gent. Hij legt mij de hele begroting uit en geeft mij alle cijfers mee. Maar ik stak gelukkig ook elders mijn licht op. Een paar dagen later verklaar ik op het VTM-nieuws dat de begroting inderdaad netjes in evenwicht is, maar ik voeg eraan toe: ‘Daarvoor is een zéér discutabele truc gebruikt: Vande Lanotte heeft de vijf miljard euro van het pensioenfonds van Belgacom geboekt als extra inkomsten.’ De Wetstraat staat op zijn kop. Die avond hangt een boze minister aan de lijn: ‘We zijn samen gaan eten en nu lap je mij dit.’ ‘Ho maar,’ zei ik hem, ‘het is niet omdat jij twee homards in mijn keel duwt dat ik moet zwijgen.’

U had een stevige appetijt.

VAN DEN DRIESSCHE: Een journalist moet zijn werk doen. Hij moet goed geïnformeerd zijn, en dat kan maar als je nauwe contacten onderhoudt met de belangrijkste politici van het land. In de paarse jaren ging ik de ene dag eten met Steve Stevaert en de andere dag met Patrick Dewael, en zo hoorde ik twee klokken luiden over wat zich binnen de regering afspeelde. Het was een zelfreinigend systeem.

Er was toen wel een andere sfeer onder politici en journalisten. Er was meer camaraderie. Ik heb van Hugo Schiltz geleerd dat een politicus te allen tijde ‘zijn lijntjes moet openhouden’. Hij leerde mij om hard te zijn in discussies, maar nooit persoonlijk te worden.

Bart De Wever is toch erg persoonlijk geworden in zijn vete met De Standaard.

VAN DEN DRIESSCHE: Wat ons vooral ergert, is de voortdurende vermenging van feiten en commentaar. Manu Ruys leerde ons: ‘Facts are facts, comments are free.’ Natuurlijk hebben journalisten een politieke mening en die mogen ze perfect vertolken, maar dan op een manier dat het voor de lezers duidelijk is dat het om een opinie gaat. Nu is dat principe overboord gegooid. Een paar weken geleden schreef een journalist van De Standaard dat Bart De Wever minder investeert in het stedelijk onderwijs van Antwerpen dan zijn voorgangers en vooral aandacht heeft voor katholieke elitescholen.

Voor een uitzonderlijke keer heeft De Wever een briefje geschreven naar de krant: tijdens deze legislatuur verdubbelde het bedrag voor het stedelijk onderwijs, tot meer dan 160 miljoen. Maar in De Standaard is de feitelijkheid stilaan ondergeschikt aan de mening van de journalist. Ik zeg niet dat De Standaard een linkse krant is, maar men schrijft wel opvallend vaak tégen de N-VA. En de ideologische lijn van die krant verbaast elke dag een beetje meer.

Nadat u in 2010 niet meer verkozen werd als CD&V-senator, had u het wel gehad met de politiek. VTM gaf u een nieuwe kans, en toch keerde u terug naar de Wetstraat, dit keer voor de N-VA.

VAN DEN DRIESSCHE: Bart De Wever trok aan mijn mouw. Hij at toen nog lekker, en we zijn gaan tafelen in sterrenrestaurant La Paix, tegenover de abattoirs van Anderlecht. (bewonderend) Hij denkt altijd twee stappen verder dan wij. Vriend en vijand moeten toegeven dat Bart De Wever een politicus buiten categorie is. Intellectueel, maar ook fysiek. Ik heb mijn zeven uur slaap nodig, voor hem volstaan drie uur.

Waarom wilde hij u, een voormalige CD&V’er, inlijven bij N-VA?

VAN DEN DRIESSCHE: Om burgemeester van Brugge te worden. (zwijgt)

Hoe zuur was het om te moeten toekijken hoe Renaat Landuyt (SP.A) onverwachts burgemeester werd, met amper 12.000 voorkeurstemmen?

VAN DEN DRIESSCHE: Ik heb geen probleem met de mens Landuyt. Persoonlijk schieten we best wel met elkaar op. Ik vind wel dat hij niet goed bezig is als burgemeester. Dat is jammer, want een burgemeester kán de zaken in beweging zetten. Zeker in Brugge: de stad is met haar 117.000 inwoners zeer beheersbaar, ze heeft geweldige troeven als de haven van Zeebrugge, of de toeristische binnenstad. Wijlen Frank Van Acker, voor wie ik nog altijd grote bewondering heb, heeft het mij vaak genoeg gezegd: ‘Ik ben minister geweest, parlementslid en kopstuk van de Vlaamse socialisten. Maar het liefste wat ik in mijn leven heb gedaan, is burgemeester zijn in Brugge.’

CD&V’er Dirk De fauw heeft ooit gezegd: ‘Patrick Moenaert was een burgervader, Renaat Landuyt is een burgemeester.’

VAN DEN DRIESSCHE: Ik wil het niet persoonlijk spelen, maar het is geen toeval dat Renaat slechte punten kreeg op zijn burgemeestersrapport in Het Nieuwsblad. Hij heeft soms een soort treiterige humor die wel begrepen wordt door journalisten, maar waar de gewone man van schrikt. En vooral: hij wil zelf te veel beslissen. Brugge is wereldwijd bekend als een toeristische trekpleister. Wel, op dit moment is er niet eens een schepen van Toerisme. Er is, nota bene in Brugge, ook geen echte schepen van Cultuur. Landuyt is ook voorzitter van de Haven en lid van het Vlaams Parlement: hij werkt ongetwijfeld keihard, maar ik bespeur bij dit stadsbestuur geen globale visie. Ze maken wel permanent ruzie onder elkaar.

We hebben in Brugge de haven en onze toeristische industrie, een uniek cultuurhistorisch erfgoed, prachtige natuur, het breedste strand van het land, twee sterke voetbalploegen – eentje hoort zelfs bij de beste van het land, en voor het eerst in zijn geschiedenis telt Brugge meer dan achtduizend hogeschoolstudenten. Wat gaan we daarmee doen? Dit stadsbestuur heeft er amper over nagedacht, laat staan dat men een traject heeft voor de toekomst. Op de luchthaven van Zaventem hangen nog altijd die affiches met zwaantjes: ‘Visit Bruges’. Ik heb helemaal niets tegen zwaantjes, maar dat volstaat niet meer. Nederland verkoopt zichzelf ook niet meer met zijn tulpenbollen en molens alleen. Dit stadsbestuur mist ambitie. Waar blijft er over van het oude ‘plus est en vous’ van de heren van Gruuthuse?

In Brugge is er een pastoor die oproept tot solidariteit met vluchtelingen, terwijl de West-Vlaamse gouverneur Carl Decaluwé de bevolking aanraadde illegalen niet langer voedsel te geven.

VAN DEN DRIESSCHE: Ik ken die pastoor tamelijk goed – bij de KSA was Ferre nog onze proost – maar ik sta aan de kant van de gouverneur. Brugge heeft veel duinen en kilometers strand, we willen absoluut niet dat er daar een tweede Calais zou komen.

Met Pol Van Den Driessche wordt het vanaf 2019 allemaal anders en beter in Brugge?

VAN DEN DRIESSCHE: Ik zou het mij zelf niet kunnen vergeven als ik op mijn 75e op de Burg zou wandelen en ik zou moeten zeggen: ‘Verdorie, waarom heb ik het niet één keer echt geprobeerd?’

Wij zien het echt wel zitten. Als ik rondloop in Brugge voel ik de goesting in verandering, en ik voel me gesteund door een enthousiaste Brugse N-VA-ploeg. Het moment kan ook niet beter zijn. Er zal in 2018 moeten worden gekozen tussen Renaat Landuyt en het N-VA-alternatief met mij als zijn uitdager. Die tweestrijd zie ik met veel zelfvertrouwen tegemoet. Laat maar komen.

Door WALTER PAULI, foto’s DIEGO FRANSSENS

‘Ik ben ook geen machtswellusteling, zoals over mij is geschreven.”In Brugge heeft nooit iemand “DSK” tegen mij gezegd.’

‘”Ho maar,” zei ik tegen Vande Lanotte, “het is niet omdat jij twee kreeften in mijn keel duwt dat ik moet zwijgen.”‘

‘Bart De Wever is een politicus buiten categorie. Intellectueel, maar ook fysiek. Ik heb mijn zeven uur slaap nodig, voor hem volstaan drie uur.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content