Hendrik Vuye & Veerle Wouters

‘Pleidooi voor een vrij politiek debat’

Hendrik Vuye & Veerle Wouters Hoogleraar (UNamur) en lector (Hogeschool PXL), voormalige V-Kamerleden

Verdraagzaamheid in het politieke debat betekent niet dat men meningen uitsluit, maar net dat men alle meningen aan bod laat komen. Veerle Wouters en Hendrik Vuye pleiten voor de politieke verdraagzaamheid.

Het is volgens ons bijna onmogelijk geworden om in het maatschappelijk debat sommige dingen te benoemen. Zeker wanneer het gaat over vluchtelingen, islam of identiteit. Franstalige politici nemen dan bijzonder makkelijk woorden als nazi, fascist of racist in de mond. Ongekroond wereldkampioen is PS’er Philippe Moureaux die nagenoeg alles wat hem niet zint bedenkt met het predikaat fascisme of nazisme. Ecolo-jongeren fotoshoppen Theo Francken tot nazi-soldaat. Gewezen PS-minister Marie Arena heeft het over ‘une pratique fasciste’. Laurette Onkelinx hoort ‘le bruit des bottes‘ bij de installatie van de regering-Michel. Francis Delpérée (cdH) omschrijft N-VA als racistisch en wordt bijgetreden door zijn partijvoorzitter Benoit Lutgen. En PS’er André Flahaut pleit ronduit voor een cordon sanitaire rond Francken.

Verdraagzaamheid in het politieke debat betekent dat alle meningen aan bod kunnen komen

Men gebruikt al te gemakkelijk zwaarbeladen woorden die uit hun historische context worden gerukt. Wanneer de PS in 1988 na jaren oppositie terug aan de macht komt, is dit niet naar de zin van de regionalistische vleugel onder leiding van Jean-Maurice Dehousse en José Happart. Ze laten hun ongenoegen blijken op de 1 mei-viering te Luik. Philippe Moureaux schreeuwt luidkeels in de micro: ‘nous allons avoir un Premier mai fasciste‘. Zelfs de socialistische kameraden kunnen fascisten zijn. Op zijn minst een belangrijke vaststelling voor wie op zoek gaat naar de betekenis van deze woorden.

Politieke tegenstanders worden met grote vanzelfsprekendheid weggezet. Wanneer De Standaard, ter gelegenheid van 40 jaar Vlaams Belang, aan de partijvoorzitters vraagt of ze een samenwerking zien zitten, antwoordt John Crombez (SP.A): ‘Ik moet toch niet gaan uitleggen waarom ik niet wil samenwerken met een racistische partij. Dat spreekt voor zich?’.

Deze vanzelfsprekendheid wordt nu net door de Leidense hoogleraar Paul Cliteur in vraag gesteld. Dat bepaalde meningen zelfs juridisch worden vervolgd heb ook ik lang ‘min of meer voor lief genomen’, schrijft Cliteur. In tijden van een voor overheden moeilijk te bestrijden terrorisme, vindt hij dat alle meningen net nodig zijn in het politieke debat. Hij verwijst naar de ‘Fortuynistische verdraagzaamheid’. Pim Fortuyn had er geen bezwaar tegen dat moslims zijn homosexuele geaardheid afwezen, maar behield zich het recht hen aan te spreken op hun radicale godsdienst.

Het politieke debat moet een vrij debat zijn, want politici nemen de beleidsbeslissingen in naam en voor rekening van hun medeburgers. In het politieke debat moet verdraagzaamheid gelden ten opzichte van andere meningen. Dit betekent dat ook meningen die men niet graag hoort, zelfs meningen die men veracht, aan bod moeten komen. Het politieke debat is een debat waar meningen botsen, niet een plaats waar meningen worden uitgesloten. Cliteur wijst er terecht op dat dit tegenwoordig vaak misbegrepen wordt. Net in naam van de verdraagzaamheid sluit men meningen uit of gaat men ze zelfs juridisch vervolgen. Dit ondervindt Geert Wilders in Nederland en dit heeft het toenmalige Vlaams Blok meegemaakt in België. Dit staat haaks op de oorspronkelijke betekenis van verdraagzaamheid in het politieke debat.

Radicaal-rechts en radicaal-links zetten punten op de agenda die bij andere partijen wel eens ondergesneeuwd blijven.

Sommige meningen komen in de Vlaamse media nauwelijks aan bod. In de Franstalige media is het nog erger gesteld en komen sommige meningen helemaal niet aan bod. Nochtans is de persvrijheid er om net alle meningen aan bod te laten komen. Dit is belangrijk in een democratie. Radicaal-rechts en radicaal-links zetten punten op de agenda die bij andere partijen wel eens ondergesneeuwd blijven.

Het uitsluiten van meningen wordt verkocht als fatsoen of respect, schrijft Cliteur. Sterker nog, soms stelt men zelfs dat het een ethische regel is. Maar is dit wel het geval? Zo stelt Wouter Beke (CD&V) over N-VA: ‘Je kan geen centrumpartij zijn als je het discours van het Vlaams Belang overneemt’. Ongetwijfeld heeft Beke hier een punt. Maar indien Beke dit echt meent, dan moet hij ook logisch handelen naar de door hem geponeerde ethische regel. Dan moet hij de stekker uit de regering trekken, zoals Knack-hoofdredacteur Bert Bultinck schrijft. Maar dat doet Beke niet. Hetzelfde geldt voor Charles Michel (MR). Voor de verkiezingen van 2014 verklaart hij op RTBF dat er bij N-VA ‘des relents racistes’ zijn. Kort nadien sluit hij een regering met N-VA. Beke en Michel hechten geen enkel ethisch gevolg aan hun uitspraken. Blijkbaar zijn het maar politieke praatjes.

Woorden als ‘nazi, fascist of racist’ gaan over politieke macht. Men probeert, met wisselend succes, een tegenstander weg te zetten. Het gaat om een mechanisme van politieke uitsluiting. Men wil de tegenstander beletten om politiek aan bod te komen om zo de eigen positie te versterken.

Het is niet toevallig dat huidig minister Denis Ducarme, wanneer hij nog MR-fractieleider is, pleit voor een cordon rond de PTB. Indien hij de PTB kan wegknippen uit het politieke debat, dan versterkt dit de politieke rol van MR in Franstalig België. Ook N-VA-voorzitter Bart De Wever heeft enkel het versterken van zijn eigen partij voor ogen wanneer hij in een debat met Vlaams Belang-voorzitter Tom Van Grieken stelt: ‘Als u morgen een resolutie indient dat de zon schijnt, dan zal ik nog niet meestemmen’. Rationeel begrijpbaar is deze uitspraak niet. Als de zon schijnt, dan schijnt ze, ook als het Vlaams Belang zegt dat de zon schijnt. Deze uitspraak kan men alleen begrijpen als een uitspraak over politieke macht.

Ook meningen die een deel van de bevolking kwetsen of choqueren hebben hun belang in het politieke debat.

Wij zijn principiële voorstanders van de vrije mening en van het vrije politieke debat. Ideeën moet men bestrijden met ideeën. Wij willen met het Vlaams Belang of Pvda-PTB op dezelfde manier van mening verschillen als met SP.A, CD&V, Groen of N-VA. Of zoals we van mening verschillen met de Franstalige partijen, zeker wanneer het over staatshervorming gaat.

Wij gaan niet op islamsafari met Dewinter, maar evenmin gebruiken we de hashtag #opkuisen. Dit is niet aan ons besteed. Maar ook meningen die een deel van de bevolking kwetsen of choqueren hebben hun belang in het politieke debat. Deze zonder meer wegzetten als onfatsoenlijk is een vorm van politieke zelfcensuur. Dit komt de democratie en het pluralisme niet ten goede. Wij willen dat het politieke debat gaat over inhoud. Dit betekent dat wanneer eender wie een resolutie indient dat de zon schijnt, wij ook voor zullen stemmen als de zon daadwerkelijk schijnt. Zo hoort het democratisch debat toch te zijn?

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content