Elke pijnlijke vraag die na de aanslagen van 22 maart hardop werd gesteld, moet vanaf deze week een antwoord krijgen in de parlementaire onderzoeks-commissie Terroristische Aanslagen. Commissievoorzitter Patrick Dewael is ambitieus, maar hij blijft behoedzaam. ‘Of we de organisatie van de Brusselse politie zullen bekijken? Ik wil niet vertrekken met de fanfare op kop. Dan verandert er zéker niets.’

Vorige donderdag vond in de Kamer de installatievergadering plaats van de parlementaire onderzoekscommissie naar de terreuraanslagen. De zeventien leden ervan verkozen Patrick Dewael (60, Open VLD) unaniem tot voorzitter. Dat niemand bezwaar had tegen Dewael als voorzitter, of meer nog: dat men nooit ernstig heeft overwogen om de taak aan een ander Kamerlid toe te vertrouwen, illustreert de appreciatie in het halfrond voor zijn dossierkennis en zijn stijl.

Daarmee is Dewael, misschien toch een beetje verrassend, de laatste overlever van de generatie Verhofstadt-De Gucht-Dewael. Hij was pas 29 jaar toen hij in 1985 voor het eerst minister werd. In Wetstraattermen is dat een eeuwigheid geleden. Het zou nog zeven jaar duren voor Jean-Luc Dehaene (CD&V) premier werd. VTM bestond nog niet – het was trouwens de eerste spectaculaire beleidsdaad van de jonge cultuurminister: pas met zijn kabeldecreet werd commerciële televisie in Vlaanderen mogelijk. In de daaropvolgende dertig jaar is Dewael nog vaak minister geweest, en zelfs minister-president van de Vlaamse regering, Kamervoorzitter en meer dan eens fractieleider van de Vlaamse liberalen, een functie die hij ook nu combineert met het voorzitterschap van de onderzoekscommissie. Tegelijk heeft deze grijze vos ook op zijn zestigste nog altijd iets van een jeune premier met een zwak voor haute couture – hij draagt zijn pak van Stijn Helsen met zwier.

Gemakkelijk wordt het niet. Een parlementaire onderzoekscommissie werkt onder het oog van de publieke opinie en het vergrootglas van de pers. Van de jaren negentig tot het eerste decennium van de 21e eeuw was dat net een van de redenen waarom de ene onderzoekscommissie na de andere werd opgericht: van de Bendecommissie via de Lumumbacommissie tot zelfs een sektecommissie. Maar al die commissies zouden in de schaduw komen te staan van de commissie-Dutroux. De debatten en ondervragingen van die commissie werden zelfs live uitgezonden op televisie, en voorzitter Marc Verwilghen (Open VLD) leek even de redder des vaderlands. Zijn commissie leidde niet alleen tot een politiehervorming, ze maakte van een backbencher een stemmenkampioen: in 1999 kreeg Verwilghen een spectaculaire 420.000 voorkeurstemmen; alleen premier Dehaene deed beter.

PATRICK DEWAEL: Het is evident dat Marc Verwilghen toen zo veel aandacht kreeg. Na de ontdekking van de gruwel van Dutroux, de moord op Loubna Benaïssa en de Witte Mars worstelde het land met een trauma. De werking van de commissie-Verwilghen was een vorm van catharsis: het falen van politie en justitie was flagrant, en eindelijk ging het parlement na wie verantwoordelijk was en wat eraan gedaan moest worden.

De aanslagen in Brussel hebben het land opnieuw een trauma bezorgd. Uw commissie is misschien wel net zo belangrijk.

DEWAEL: Wij zullen de vragen proberen te beantwoorden die veel mensen zich stellen. Vragen over de werking van onze veiligheids- en inlichtingendiensten, hoe de hulpverlening verliep, de reconstructie van de feiten in de aanloop naar de aanslagen in Zaventem en Maalbeek, en ook hoe het kan dat het radicalisme hier een voedingsbodem vindt. De aanslagen van 22 maart vielen niet uit de lucht.

Er is ondertussen ook al een proces gemaakt: volgens minister van Binnenlandse Zaken Jan Jambon (N-VA) werd een kapitale fout gemaakt door een verbindingsofficier op de ambassade in Ankara.

DEWAEL: Deze commissie is geen rechtbank die op jacht gaat naar schuldigen. Het is niet de bedoeling om in een zo kort mogelijke tijd zo veel mogelijk koppen te doen rollen. We hebben de bevoegdheden van een onderzoeksrechter, maar we kunnen geen tuchtstraffen opleggen. Maar alle vragen waar mensen in tranen, met woede en met wraakgevoelens mee worstelen, moeten wel worden gesteld. We zullen niet altijd rationele antwoorden krijgen, maar we zullen ook geen vooringenomen onderzoek voeren. Nee, als uit onderzoek blijkt dat alles anders is gelopen dan iedereen dacht, dan is dat zo. Het is goed dat politiemensen en ambtenaren hun verhaal eens zelf zullen kunnen vertellen.

Zoals die verbindingsofficier.

DEWAEL: Inderdaad. Hoe werkt die man daar? Hoe is hij georganiseerd? Wat krijgt hij op zijn bureau? Hoe ziet zijn staf eruit? Dat wil ik allemaal graag weten. Als dat openbaar en transparant kan gebeuren, kan onze commissie een louterend en helend effect hebben. Maar dan moet ook blijken dat we er iets mee doen. Na de commissie-Verwilghen is er een blauwdruk voor de politie gekomen, aangestuurd door de gruwelijke verkrachtingen van en de moord op kinderen. Nu hebben we met internationaal en grensoverschrijdend terrorisme te maken. Toen heeft onze veiligheidsapparatuur een nieuw elan gekregen, nu zijn er ook bijsturingen van de oude architectuur nodig.

De meeste partijen sturen politieke zwaargewichten naar uw commissie. Voor de N-VA komen onder meer fractieleider Peter De Roover en Kamervoorzitter Siegfried Bracke, voor de PS Laurette Onkelinx en de Luikse burgemeester Willy Demeyer.

DEWAEL: Ja. Dit is in mijn ogen een sterke samenstelling. Als ik die namen zie, kan ik vaststellen dat alle partijen deze commissie heel ernstig nemen. Of de commissie zal slagen, zal mee bepaald worden door de sfeer. Er moet een gevoel heersen dat de leden loskomen van alles wat er in de kranten en op Twitter verschijnt, en ze moeten over meerderheid en oppositie heen kunnen samenwerken. Ik hoop dat het lukt, dat we de feiten en verantwoordelijkheden kunnen blootleggen, en tot eensgezinde aanbevelingen komen.

Dat is ook het voordeel van de mediatisering: als sommige leden deze commissie zouden gebruiken om politieke spelletjes te spelen, zal iedereen het meteen zien. Als we zullen spreken over het radicalisme kan ik me voorstellen dat één welbepaalde fractie de aandrang zou voelen om dat onderwerp aan te grijpen om een andere fractie in diskrediet te brengen die lange tijd in Brussel een belangrijke rol speelde en een zware stempel op het beleid heeft gedrukt. Maar als dat onder het oog van de publieke opinie gebeurt, ziet iedereen dat men spelletjes speelt.

Met al die kopstukken van meerderheid en oppositie samen is de kans groot dat de voltallige Kamer de conclusies van de commissies nadien omzet in nieuwe wetgeving.

DEWAEL: Dat maakt het op het eerste gezicht misschien makkelijk, maar het blijft koffiedik kijken. De politiehervorming heeft ook nog tot 2001 geduurd, en de onderhandelingen met de vakbond nog wel langer. De wetgevende molen draait traag. Dat zag je ook vorig jaar: na Verviers en Parijs kondigde premier Charles Michel (MR) maatregelen aan over telefoontap en nachtelijke huiszoekingen. Pas vorige week zijn ze goedgekeurd geraakt. Maar met zo’n samenstelling zou het parlement zich achteraf in ieder geval uit de naad moeten werken om unanieme aanbevelingen in wetteksten om te zetten.

Zal de commissie het ook hebben over de organisatie van de Brusselse politie?

DEWAEL: Zoals wijlen Steve Stevaert (SP.A) vaak zei: ‘We moeten niet met de fanfare op kop lopen.’ Als we nu grote verklaringen afleggen, gebeurt er zéker niets. Maar tot de jaren negentig zei iedereen dat de integratie van de politiediensten onmogelijk was, en na de commissie-Verwilghen lukte dat ineens toch. En vandaag lijkt het wel duidelijk dat er iets schort aan de organisatie van de politie- en veiligheidsdiensten in de hoofdstad. Maar nogmaals: we zullen in de commissie onderzoeken of dat het geval is.

Hoever gaat uw onderzoek terug? Gaat u ook nog de omstandigheden na waarin de vermeende Koerdische ’terroriste’ Ferhiye Erdal in 2006 aan de Staatsveiligheid ontsnapte? Er waren toen stemmen dat u en Laurette Onkelinx ontslag moesten nemen, als ministers van respectievelijk Binnenlandse Zaken en van Justitie. Vandaag zit u allebei in de onderzoekscommissie Terrorisme.

DEWAEL: Erdal was in vrijheid gesteld door de kamer van inbeschuldigingstelling. Zij was dus een vrij persoon. De Turkse regering begreep dat niet. Jo Vandeurzen (minister van Justitie in de regering-Leterme I, nvdr.), Karel De Gucht (Buitenlandse Zaken) en ik (Binnenlandse Zaken) zijn achteraf naar Turkije gereisd om de plooien glad te strijken. Want de Belgische wetgeving ging het Turkse bevattingsvermogen haast te boven: in dit land kan men niemand onder huisarrest plaatsen, in Turkije mag dat wel. In de zaak-Erdal heb ik mij altijd als een legalist opgesteld: de Staatsveiligheid kon haar alleen schaduwen en haar gangen nagaan, maar zij was vrij om te staan en te gaan waar ze wilde.

Terroristen zijn wel vaker vrije personen voor ze aanslagen plegen.

DEWAEL: We kunnen mensen niet zomaar van hun vrijheden beroven. Dat geldt vandaag ook voor een aantal terroristen. Wie nog niets onwettigs deed, kan vooraf niet zomaar gearresteerd worden in een democratie.

Meteen duikt ook de discussie over privacy op. Kunnen wij onze liberale staat liberaal houden?

DEWAEL: De voorbije maanden hebben we daar constant over gewaakt, en dat zullen we in het parlement en de regering ook blijven doen. In andere landen is dat minder evident. Wij zullen geen Guantanamo oprichten, en ook de Amerikaanse Patriot Act gaat veel te ver. De verleiding is groot om beslissingen te nemen waar we achteraf spijt van kunnen krijgen. Vrijheden die je nu afstaat, krijg je nooit meer terug.

Trouwens, zelfs een politiestaat kan terreur niet tegenhouden. Ook in Turkije gebeuren nog aanslagen. Tegelijk willen mensen altijd dat er meer maatregelen worden genomen. Pleegt er iemand een aantal moorden in een crèche, dan moeten de crèches beter worden beschermd. Gebeurt er iets in een school, dan kijken we naar de scholen. Of kijk naar de Thalys en het internationale treinverkeer, vorige zomer. Nu was het in een luchthaven, en moet de veiligheid daar weer worden aangescherpt. Dat is een begrijpelijke reactie, maar volledige veiligheid is een utopie.

Volgens de N-VA zijn veel samenlevingsproblemen het gevolg van de ‘snel-Belgwet’ van Paars. Tussen 1999 en 2007 was u een van de belangrijkste paarse politici.

DEWAEL: Ik zou me ervan kunnen afmaken met het antwoord dat dit een federale wet was en dat ik toen minister-president van Vlaanderen was. Ik doe dat niet. In die tijd viel die wet wellicht te verdedigen. Als mensen kiezen voor de Belgische nationaliteit, dachten we, geven ze ook te kennen dat ze hier willen integreren. Dat was verkeerd. Nadien zijn er steeds meer voorwaarden verbonden aan de nationaliteitsverwerving. In Vlaanderen werd in 2003 de inburgering al verplicht. In de commissie-Grondwet voeren we nu een debat over de normen en waarden die inherent zijn aan onze samenleving. Elke inwoner van dit land heeft zijn eigen geloof, achtergrond en cultuur. Maar in het openbare leven geldt een scheiding van geloof en staat. De administratie van de overheid moet onpartijdig zijn. Dat is mijn invulling van laïcité.

Uw partijgenoot Bart Somers verkiest zijn ‘Mechelse model’ boven het model van de Franse lekenstaat. ‘In Mechelen storen we ons niet aan wat mensen op hun hoofd zetten’, zegt hij.

DEWAEL: Bart heeft inderdaad uitgesproken opvattingen over uiterlijke religieuze kentekenen, en hij spreekt ook uit zijn ervaring als burgemeester. Maar ik onderschrijf het partijstandpunt en wat (Open VLD-voorzitter) Gwendolyn Rutten in haar nieuwjaarstoespraak zei: ‘Het is ook tijd dat wij samen bepalen wat niet meer kan. In rechtbanken, gemeenschapsscholen en politiekantoren heeft een burger het recht om geholpen te worden door overheidsambtenaren die geen blijk mogen geven van hun overtuiging.’ Wie hier komt wonen, mag in de private levensbeleving doen wat hij wil. Hij mag dat zelfs in de publieke ruimte doen: het staat elke inwoner van dit land in principe vrij zich te kleden hoe hij of zij wil, er blijft vrijheid van vereniging enzovoort. Maar iedereen heeft zich wel te houden aan wat (de Nederlandse filosoof) Paul Cliteur ‘de universele seculiere moraal’ noemt. Die moet duidelijk vertaald staan in onze grondwet.

Als het van u afhangt, krijgt de strekking-Dewael-Rutten straks de grondwet achter zich, en wordt de strekking-Somers ongrondwettelijk verklaard.

DEWAEL: Bart Somers is het roerend met mij eens over wat er in een grondwet hoort. (gedecideerd) Ik heb het over de scheiding van geloof en staat, en u begint over de hoofddoek. Met die hoofddoekjes wordt elke keer opnieuw een fundamentele discussie doodgepitst.

U wilt de grondwet wijzigen, maar u durft niet te praten over de concrete effecten die dat zal hebben op het leven van een groep mensen – laten we ze maar benoemen: de moslims.

DEWAEL: Het gaat mij niet om smaak en kledij, maar om fundamentele afspraken van de samenleving. Het is nodig om die bij iedereen in herinnering te brengen. Een groep mensen die in dit land woont, stelt vandaag de principes van gelijkheid tussen man en vrouw, het recht op zelfbeschikking, de neutraliteit van de overheid en de scheiding van geloof en staat openlijk ter discussie. Die principes moeten dus duidelijker in de grondwet.

Sommigen zullen die grondwetswijzigingen aangrijpen om moslims te pesten.

DEWAEL: Waarom noemt u dat pesten? Als u mij een beetje kent, zult u weten dat het mij in ieder geval niet te doen is om moslims het leven zuur te maken. Een hoofddoekverbod is niet bedoeld om moslims te pesten. Bovendien gaat het niet alleen over islamitische kentekenen.

We zijn vandaag strenger voor moslims dan we ooit voor katholieken zijn geweest. Hebt u als liberaal burgemeester van Tongeren ooit een punt gemaakt van een ambtenaar achter het loket met een hangertje met een kruisje om haar nek?

DEWAEL:Enfin, gelukkig hebben we het recht om van mening te verschillen. Steve Stevaert vond de discussie over de foularkes misschien niet zo belangrijk, maar het debat over de gelijkheid van man en vrouw is dat wél. Joëlle Milquet (CDH) heeft in een interview eens verteld over wat haar overkwam als ze in Brussel door de straten liep: het hoongelach, en een machocultuur die bepaalt wat vrouwen mogen en niet mogen. Voor liberalen kan dat niet door de beugel.

Nee? Uw partijgenote Fientje Moerman noemde de politiek ooit ‘de meest seksistische omgeving die ik ooit heb gekend’, het parlement ‘op dat gebied een achterlijke omgeving’, en de mannelijke top-VLD’ers ‘echte macho’s, dat is met geen pen te beschrijven’.

DEWAEL: Het bestaan van een machocultuur kun je inderdaad niet eenzijdig toeschrijven aan een geloofsovertuiging. Het moet overal worden tegengegaan. Maar over de positie van de vrouw in de moslimgemeenschap kun je je wél grote vragen stellen. We hebben alleen te lang gedacht dat dergelijke problemen zich vanzelf zouden oplossen. Toen we meer dan tien jaar geleden in de Vlaamse regering over verplichte inburgeringscursussen discussieerden, stond Steve Stevaert wel aan mijn kant. Hij zei tegen Mieke Vogels (Agalev, nu Groen): ‘Je moet die verplichting daartoe in het decreet inschrijven, want anders mogen de allochtone vrouwen van hun man niet naar de inburgeringscursus komen.’ Dát is de realiteit.

En u denkt dat een grondwet de man-vrouwrelatie in dit land ten gronde zal veranderen?

DEWAEL: Nee. Net zoals ik ook geen zekerheid heb dat er na een evaluatie van onze veiligheidsarchitectuur door de parlementaire onderzoekscommissie nooit meer een terroristische aanslag zal plaatsvinden in België. Natuurlijk koester ik niet de hoop dat het probleem van de vrouwendiscriminatie verdwijnt als de gelijkheid van man en vrouw uitdrukkelijker wordt vermeld in de grondwet of in een nieuwe preambule. Maar we maken wel duidelijk waar België voor staat. Als je naar de VS reist, weet je ook hoe men daar denkt. En de Amerikaanse grondwet straalt dat uit.

Vandaar, nogmaals, mijn pleidooi om de grondwet te voorzien van een krachtige preambule met daarin onze fundamentele maatschappelijke principes. Als je nu de Belgische grondwet leest, dan is artikel één: ‘België is een federale staat, samengesteld uit de gemeenschappen en de gewesten.’ Daar krijg je toch geen choc van? En tegelijk staat de scheiding van geloof en staat er niet eens duidelijk in vermeld. Die bekommernis ligt ook aan de basis van de nieuwkomersverklaring van Theo Francken (N-VA): duidelijk maken wat ons dierbaar is. En dat doe je het best in onze meest fundamentele wet, de grondwet.

Uw partijgenoot Koert Debeuf vreest dat deze regering stilaan ‘plichten maakt van onze vrijheden’.

DEWAEL: Is dat zo? We hebben vandaag een unieke kans om duidelijk te maken dat we in dit land geen verschil maken tussen mannen en vrouwen, en tussen homo’s en hetero’s. Dat de godsdienstbeleving vrij is, en dat geloof en staat gescheiden zijn. Ik doe niet aan politieke geschiedschrijving. Nu zijn de geesten rijp om alle inwoners, nieuwkomers én Belgen, te herinneren aan wat kan en wat niet kan. Wat onze fundamentele waarden, rechten en vrijheden zijn. En dat momentum moeten we grijpen.

DOOR PETER CASTEELS EN WALTER PAULI, FOTO’S DIETER TELEMANS

‘Een machocultuur kan voor liberalen niet door de beugel.’

‘We willen niet zo veel mogelijk koppen doen rollen in zo kort mogelijke tijd.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content