Pascal Smet reageert op gebrek aan kennis in onderwijs

© Belga
Simon Demeulemeester

In Vlaanderen is de interesse voor politiek veel kleiner dan het Europese gemiddelde. Dat geldt ook voor de schoolgaande jeugd. Dat zegt Vlaams minister van Onderwijs Pascal Smet (SP.A).

In Vlaanderen is de interesse voor politiek veel kleiner dan het Europese gemiddelde. Dat geldt ook voor de schoolgaande jeugd, antwoordde minister van Onderwijs Pascal Smet (SP.A) op een vraag van Vlaams parlementslid Jos De Meyer (CD&V).

Een onderzoek van de Katholieke Hogeschool Limburg dat Knack kon inkijken leert dat het heel pover gesteld is met de politieke, sociaaleconomische en historische kennis van leraars in opleiding. Het blijkt bijvoorbeeld dat 64 procent van de bevraagde leerkrachten in opleiding de Chinese dictator en massamoordenaar Mao Tse Tung niet kan herkennen. Dichter bij huis en recenter: 85 procent wist niet dat Herman Van Rompuy (CD&V) de voorzitter van de Europese Raad is. Net geen 30 procent kon dan weer niet aanduiden wie de Vlaamse minister-president is (wie zelf die test wil doen, kan dat hier: Bent u slimmer dan een leerkracht? Doe de test!).

Het debat over zin en onzin van kennisvergaring in het onderwijs woedt al zolang er onderwijs is. In het Vlaams parlement stelde CD&V-volksvertegenwoordiger Jos De Meyer een vraag aan bevoegd minister Pascal Smet (SP.A) over kennis bij de schoolgaande jeugd en de implicaties daarvan.

LETTERLIJK: het antwoord van Vlaams minister van Onderwijs en Jeugd Pascal Smet (SP.A) op de parlementaire vraag van Jos De Meyer (CD&V):De meest uitgebreide en recentste gegevens die ons iets zeggen over politieke interesse bij jongeren hebben we via de International Civic and Citizenship Education Study, uitgevoerd in 2009 – 2010. Dit internationaal vergelijkend onderzoek naar de burgerschapscompetenties van jongeren (14-jarigen) is uitgebreid aan bod gekomen in de pers, vooral ten gevolge van de zwakke resultaten van Vlaanderen.

Op kennisvlak waren onze scores nog behoorlijk, maar wat vaardigheden en attitudes betreft waren de scores slecht. Onze Vlaamse jongeren nemen in internationaal vergelijkend perspectief een erg lage positie in wat betreft de inschatting van de eigen vaardigheden om actief aan het politieke proces deel te kunnen nemen (zie tabel onderaan). Het betreft hier o.a. aspecten als het politieke zelfbeeld (= het zelfvertrouwen dat leerlingen hebben om politieke thema’s te begrijpen en om actief aan het politieke leven deel te kunnen nemen), een inschatting van politieke participatie in de toekomst, de mate waarin met familie en vrienden wordt gediscussieerd over politiek en ook interesse in politieke en sociale zaken. Specifiek wat betreft dit laatste aspect, ligt het Vlaamse gemiddelde onder het internationale en onder het West-Europese gemiddelde. Slechts 30% van de Vlaamse leerlingen geeft bijvoorbeeld aan ‘(zeer) geïnteresseerd te zijn in politieke kwesties in ons eigen land’ tegenover 53% van de leerlingen in West-Europese landen.

Deze cijfers liggen dus in dezelfde lijn als deze met betrekking tot de Vlaamse volwassenen. Dit is ook niet zo verwonderlijk. De ‘Vlaamse leerlingen’ verschillen niet radicaal van de ‘Vlaamse volwassenen’. In die zin hebben we te maken met een algemene maatschappelijke tendens. Uit de analyses van de ICCS-data blijkt trouwens dat maatschappelijke processen van detraditionalisering, globalisering en het ontstaan van een op kennis gebaseerde samenleving, die in België en andere West-Europese landen vergevorderd zijn, een negatief verband vertonen met het engagement in traditionele, georganiseerde vormen van politieke betrokkenheid, bij jongeren en bij volwassenen.

De eindtermen met betrekking tot burgerzin hebben finaal tot doel om jongeren te vormen tot kritische burgers, die bereid en bekwaam zijn tot constructief denken en handelen in de democratische rechtsstaat, zoals die vandaag functioneert in de internationale context. Concreet gaat het in het basisonderwijs dan vooral om eindtermen binnen het domein wereldoriëntatie en in het secundair onderwijs om de vakoverschrijdende eindtermen (in het bijzonder de context politiek-juridische samenleving). Vanuit deze globale doelstelling hebben de eindtermen met betrekking tot burgerzin inderdaad o.a. het doel om de politieke betrokkenheid en interesse te verhogen. Maar dit zijn uiteraard niet de enige doelstellingen. Burgerzin houdt bijvoorbeeld ook kennis in over democratische instellingen, over de fundamentele rechten en vrijheden,…, vaardigheden als met respect kunnen discussiëren en met moderne media omgaan, en attitudes als verantwoordelijkheid, verdraagzaamheid en kritische zin.

Ik deel uw bezorgdheid over de maatschappelijke betrokkenheid van de Vlamingen in het algemeen en onze Vlaamse leerlingen in het bijzonder. De resultaten van het ICCS onderzoek vond ik persoonlijk en als minister van Onderwijs en Jeugd bijzonder verontrustend. De maatschappelijke context vergroot in het algemeen de nood aan kritische, democratisch ingestelde burgers. In dat opzicht blijf ik het dan ook van het grootste belang vinden dat onze scholen aandacht besteden aan burgerzin zoals ik het hierboven heb geschetst. Deze eindtermen gelden voor alle scholen en netten, waarbij – zoals bij alle eindtermen – de leraren zelf kiezen hoe ze dit concreet invullen. In dat opzicht zie ik dan ook geen probleem voor de onderwijsvrijheid.

Ik ben ervan overtuigd dat scholen en leraren weldegelijk een verschil kunnen maken. In het onderzoek naar de onderwijskundige en maatschappelijke relevantie van de vakoverschrijdende eindtermen (‘Vakoverschrijdende eindtermen in het secundair onderwijs: een onderzoek naar de maatschappelijke en onderwijskundige relevantie van vakoverschrijdende eindtermen en de haalbaarheid ervan’, M. Elchardus – V. U. Brussel, 2006) heeft men getracht zicht te krijgen op de effectiviteit van burgerschapseducatie in het secundair onderwijs. Daaruit blijkt onder meer dat hoe vaker leerkrachten aangeven te werken aan burgerzin, hoe groter de politieke (in ruime zin) kennis van de leerlingen uit de derde graad. Hoe meer aandacht de leerlingen van de derde graad ervaren voor het thema politiek, hoe meer ze over politiek weten. En hoe meer jongeren weten over mensenrechten en politiek, hoe verdraagzamer en democratischer hun houdingen. De inspanningen die de school levert, hebben dus wel degelijk een effect. Het werken rond thema’s als politiek en mensenrechten beïnvloedt de politieke kennis en democratische houding van leerlingen op een positieve manier. Opvallend is dat de positieve impact van meer ‘burgerschaps’kennis pas zichtbaar wordt vanaf de 3e graad (16- tot 18-jarigen). Dit kan misschien voor een stuk de resultaten bij onze 14-jarigen uit het ICCS-onderzoek relativeren.

Daarnaast bleek ook een belangrijke invloed uit te gaan van het schoolklimaat. Hoe democratischer een school georganiseerd is, hoe democratischer de leerlingen in hun houdingen zullen zijn. Dit is ook bevestigd in het ICCS-onderzoek. Participatie en een open klasklimaat, waar leerlingen de vrijheid hebben hun mening te uiten en te vormen, zijn een belangrijke factor in het ontwikkelen van burgerzin. Dit zijn zaken waar onze scholen nu al sterk mee bezig zijn en waar zij, en wij vanuit het beleid, verder op moeten inzetten.

Het is duidelijk dat scholen en leraren hiervoor op de nodige ondersteuning moeten kunnen blijven rekenen, want uit alle bovenvermelde onderzoeken blijkt dat leraren zich nog steeds onzeker voelen om met deze thema’s aan de slag te gaan en niet altijd weten hoe zij bepaalde (soms heel gevoelige) kwesties bij hun klasgroep kunnen aankaarten. Daarom ben ik er een groot voorstander van om onze overeenkomst met de Koning Boudewijnstichting rond actief burgerschap te verlengen. De KBS heeft in het kader van deze overeenkomst de expliciete opdracht om leraren en de lerarenopleiding te ondersteunen met betrekking tot burgerschapseducatie en om het beleid op dit vlak extra te stimuleren. De voorbije vijf jaar heeft de KBS op een kwalitatieve manier verder gewerkt aan de ontwikkeling van een aanbod dat afgestemd is op de behoeften van het onderwijsveld, een draaischijf gevormd voor netwerking en buitenlandse expertise vertaald naar de eigen context. De komende jaren plant de KBS o.a. in te zetten op maatschappelijke stages. Dit lijkt me een goeie manier om het bij jongeren aanwezige engagement te valoriseren. Op die manier kan het een hefboom vormen om het in de klas en op school te hebben over burgerschap, participatie, democratie of politiek.

Tabel: De positie van Vlaanderen in internationaal perspectief voor 11 schalen rond perceptie van ‘vaardigheden om actief aan het politieke proces deel te kunnen nemen’

VlaanderenWest-EuropaEuropaInternationaalInteresse in politieke en sociale zaken45,248,6**48,7**50**Politiek zelfbeeld45,148,8**48,8**50**Zelfevaluatie van burgerschapsdoeltreffendheid4749,7*49,8*50*Politieke discussie met vrienden en familie45,149,0**49,3**50**Participatie aan/in burgerschapsgerelateerde activiteiten of organisaties buiten de school48,948,1°48,450°Toekomstige burgerschapsgerelateerde participatie als jongere45,948,8*48,9**50**Toekomstige politieke participatie als volwassene45,149,3**48,9**50**Verwachte participatie aan toekomstig legaal protest46,849,1*49,3*50**Verwacht electoraal gedrag45,549,5**49,0**50**Attituden ten opzichte van het eigen land4448,2**48,0**50**Vertrouwen in de instellingen49,450,7*49,650* Legende** Gemiddelde score significant minstens 3 schaalpunten hoger dan Vlaanderen (p<0,001)* Gemiddelde score significant hoger dan Vlaanderen (p<0,001)°° Gemiddelde score significant minstens 3 schaalpunten lager dan Vlaanderen (p<0,001° Gemiddelde score significant lager dan Vlaanderen (p < 0,001)

Bron: De Groof S., Elchardus M., Franck E., Kavadias D., International Civic and Citizenship Education Study (ICCS). Vlaanderen in ICCS, Brochure voor het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content