Ludo Bekkers

‘Over hoeren en artiesten in Antwerpen’

Ludo Bekkers Kunst- en fotografierecensent

‘De Rossaert & zijn passanten’ toont een artistiek rariteitenkabinet van meer dan lokale waarde over de vele kunstenaars die van de middeleeuwen tot de Eerste Wereldoorlog in het Antwerpse Schipperskwartier zijn gepasseerd.

Op het einde van de 19e tot het midden van de vorige eeuw was het Antwerpse Schipperskwartier een attractie en niet uitsluitend voor moe gevaren zeelui. Het situeerde zich, nog voor de Schelde werd rechtgetrokken en de sloop rond het Steen en het Vleeshuis omstreeks 1880 was begonnen, langs de kaaien en in de omliggende straten. Maar er werd wat afgebroken toen en ook later waardoor de ziel, om het romantisch te formuleren, uit de kernstad werd weg gesneden. Terecht beweren de stadsplanners, onterecht menen de nostalgische dromers. Want voordien was deze wijk rond de barokke Sint-Pauluskerk en het voormalige Dominicanenklooster een erg gediversifieerd stadsdeel waar, zoals in de verdwenen Mattestraat, rijk en arm door elkaar leefden in rijkversierde stadspaleizen en uitgeleefde sloppen. Maar een reeks cholera-epidemieën en de onmenselijke toestanden waarin onder meer de meisjes van het korte plezier een onderkomen vonden was genoeg om tot de grote zuivering te besluiten.

The place to be

De Rietdijk, zoals het gebied vroeger heette, was niet alleen voor zeelui een geliefde pleisterplaats maar ook kunstenaars van allerlei pluimage wandelden er graag en niet uitsluitend om er de Rubensen en de Van Dijcks te bestuderen wier werken in de Sint-Pauluskerk te bewonderen waren maar ook een oogje te werpen op de vele prostituees die voor de ramen of op straat lonkten. Ze vonden bij hen niet alleen erotisch plezier maar zochten er ook modellen. Zoals Vincent van Gogh die op een blauwe maandag aan de Academie voor Schone Kunsten studeerde maar ook de Fransen Jean-Baptiste Corot en Eugène Delacroix. Eugène Boudin bleef er zes weken en creëerde er een van zijn mooiste reeksen met zichten van de Schelde en de stad.

De Nederlander Johan Jongkind, impressionist par excellence, was betoverd door de Scheldezichten en Othon Friesz en George Braque waren door stad en stroom betoverd. Die andere Nederlandse impressionist, George Hendrik Breitner, beroemd om zijn Amsterdamse grachtenimpressies keerde met een vol schetsboek terug naar zijn geboortestad. Vanuit Engeland kwam ook een groot aantal kunstenaars onder wie de meest bekende William Turner die er vele aquarellen maakte. Maar ook de kunstcriticus John Ruskin neusde rond in de stad en vond “de torenspits van de kathedraal erg fijn maar alle details zijn slecht. Alles bij elkaar een nobel stuk met een mooie proportie en massa”.

En dan mogen we de landgenoten niet vergeten, Félicien Rops, Henry van de Velde en James Ensor waren enkelen van de vele Belgische Kunstenaars die zich kwamen laven aan de meesterwerken in de kerken maar ook aan de pittige straten en pleinen met hun volkse bewoners. Literatoren liepen ook niet met een boog rond de stad en het beviel hen. Théophile Gautier, Gérard de Nerval, Alexandre Dumas, Victor Hugo, Charles Baudelaire, de gebroeders de Goncourt, Paul Verlaine, Stéphane Mallarmé zochten er inspiratie en vertier. Kortom bij velen was Antwerpen toen the place to be.

Maar dat is allemaal verleden tijd behalve een piepklein huis in de Nosestraat, haast leunend tegen de Sint-Pauluskerk. De bewonersgeschiedenis is vanuit archieven perfect te traceren, het is vrijwel altijd een handelshuis geweest en begin 20e eeuw kwam het in handen van ene familie Rossaert, die al op de Meir een stoffen- en hoedenwinkel uitbaatten. De Rossaert was meer dan 100 jaar lang de bekendste pettenwinkel van heel Antwerpen en omstreken. Panamarenko kocht er zijn militaire “kepi” die in zijn beginjaren tot zijn uniform behoorden. Ook Luc Tuymans die in zijn jonge jaren blijkbaar ambities koesterde om zeeofficier te worden haalde er later een uniform als jeugdherinnering.

Visjes in een kepi

Uiteindelijk sloot de zaak definitief haar deuren en ontfermde kunsthandelaar Ronny Van de Velde zich over het pand dat hij liet restaureren om er een alternatieve kunstgalerie in te vestigen. In 1997 opende hij met een tentoonstelling over de Franse pre-dadaïst Alfred Jarry, bekend van zijn toneelstuk Ubu Roi, en andere kunstenaars die werkten in de marge van dadaïsme en surrealisme volgden, Panamarenko, Marcel Mariën, Leo Dohmen en Topor. Het waren beperkte evenementen in de marge van grotere exposities in de hoofdgalerie Van de Velde in een prachtig pand van architect Georges Baines op de Ijzerenpoortkaai.

Maar de Rossaert sloot op een bepaald moment de deuren en niemand wist wat er met het uitstekend gerestaureerd huisje zou gebeuren. Tot kortelings de winkeldeur weer openging voor een verrassend en inventief historisch overzicht van “De Rossaert & zijn passanten”, ingeleid in de vitrine met een “kepi” van Panamarenko waarin twee visjes zwemmen, een allusie op de eertijdse reclame dat de petten waterdicht waren. Zo’n knipoog vinden we ook in een glazen vitrine op de etage waarin twee kasseien liggen te pronken afkomstig uit de Nosestraat en waarop meer dan waarschijnlijk ooit de beroemde passanten hun schoenzolen op hebben gezet. De kleine maar uitermate boeiende tentoonstelling omvat enkele sublieme tekeningen van Turner, Rops en anderen waaronder Paul Joostens, Otto Dix en Georg Grosz, foto’s van Edmond Fierlants en pittige parafernalia van de Antwerpse folklore. Een artistiek rariteitenkabinet van meer dan lokale waarde.

Bij de tentoonstelling hoort een magistraal boek van historica Eliane van de Ende die op pittige en vaak amusante manier een detailgeschiedenis van Antwerpen heeft geëvoceerd om en rond de Rossaert.

Tentoonstelling “De Rossaert & zijn Passanten”, Antwerpen Nosestraat 7, geopend van donderdag t/m zondag van 14 tot 18u. Tot nader orde permanent.

Boek met dezelfde titel ISBN 978-94-9181-961-2

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content