Melat G. Nigussie

‘Over de horror van progressieve racisten’

Melat G. Nigussie Mede-oprichtster van het collectief Belgian Renaissance.

Melat G. Nigussie over ‘de hardnekkige mythe dat progressieven geen racisten kunnen zijn’: ‘kleurenblindheid helpt ons helemaal niet – integendeel.’

Recent werd ik uitgenodigd om een gastles te geven aan Hogeschool Thomas More in Mechelen. Het onderwerp? Een analyse van de film ‘Get Out’ van Jordan Peele.

Beste progressieven, luister nu eens écht naar ons.

De satirische horrorfilm laat op briljante wijze de verschrikkingen van racisme zien wanneer een zwarte jongeman voor de eerste keer de witte familie van zijn vriendin bezoekt.

De boemannen hier zijn geen neonazi’s of mannen met witte kappen, maar progressieve, hoogopgeleide, ‘ruimdenkende’ mensen. Mensen die de wereld hebben rondgereisd, en die – om het met hun eigen woorden te zeggen – ‘een derde keer voor Obama zouden gestemd hebben’. Waarom zijn nu net die mensen de bad guys?

Er bestaat een hardnekkige mythe dat progressieven geen racisten kunnen zijn. Gevoed door het populaire idee dat eenieder die er ecologische, linkse, wereldse, vooruitstrevende opvattingen op nahoudt bestand is tegen racistische gedachten en uitspraken.

Die veronderstelling wordt vaak gestaafd met volgende geliefkoosde uitspraak: ‘ik zie geen kleur, ik zie iedereen gewoon als mens.’ Een hele mooie theoretische gedachte die ons in deze wereld van structurele discriminatie en racisme geen centimeter vooruithelpt.

Zogenaamde kleurenblindheid is nefast om verschillende redenen.

Als je het bestaan van kleur ontkent, ontken je ook je eigen witte kleur en de privileges en voordelen die ermee gepaard gaan. Zoals een huis kunnen huren zonder problemen, of het feit dat jij niet geacht wordt te spreken voor een hele bevolkingsgroep, of dat jouw naam geen probleem vormt in de zoektocht naar een job.

Waarom zou anders-zijn geproblematiseerd moeten worden?

Bovendien stelt de uitspraak het hebben van een andere huidskleur voor als probleem.

‘Ik zie wie je echt bent ondanks jouw kleur.’

Maar waarom zou anders-zijn geproblematiseerd moeten worden? Ik wil dat mensen mijn Afrikaanse identiteit zien, net zoals ik wil dat een ander belangrijk deel van mijn identiteit, namelijk mijn vrouw-zijn, erkend wordt. Alleen zouden die biologische, culturele, etnische verschillen niet mogen leiden tot een verschillende behandeling in onze samenleving.

Trouwens, als jij mijn kleur niet ziet, hoe zie jij mij dan? Als wit? Want wit is tenslotte nog altijd de norm in onze samenleving.

De uitspraak is ook gewoon onjuist. In progressieve kringen wordt er helaas nog steeds (onbewust) gedacht in termen van kleur, in zwart en wit, in termen van wij en zij.

Getuige de vele micro-agressies, vaak goedbedoelde opmerkingen en handelingen die het anders-zijn van een gemarginaliseerde groep benadrukken en op die manier institutioneel racisme in stand houden.

Ik heb het dan over paternalistische opmerkingen als ‘waar kom je echt vandaan?’ (lees: ik beschouw jou niet als een evenwaardige landgenoot), ‘wat spreek je goed Nederlands!’ (lees: verbazend dat jij als Afrikaanse onze taal zo goed beheerst). Oh en dan zijn er nog de mensen die er geen graten in zien jouw persoonlijke ruimte te overschrijden en zomaar ongevraagd aan je haren zitten. Allerlei zaken die mensen van kleur zich nooit zouden kunnen veroorloven bij hun witte medemensen.

Het is in progressieve kringen dat ik de meest racistische opmerkingen naar mijn hoofd geslingerd heb gekregen. Van onschuldige, ironisch bedoelde mopjes tot passionele pleidooien voor het behoud van Zwarte Piet, en – een klassieker – de vergoelijking van het gebruik van het n-woord.

Het is in progressieve kringen waar ik vaak tegen een muur van grote onwil stuitte.

Het is in progressieve kringen waar ik vaak tegen een muur van grote onwil stuitte, een onwil om te luisteren, een onwil om aan kritische zelfreflectie te doen, en een onwil om oncomfortabele waarheden te confronteren. Het is ook in progressieve kringen waar ik het meeste pijn en verraad heb gevoeld.

Van een neonazi weet je dat je uit zijn buurt moet blijven, maar hoe weet je dat je een ruime boog moet maken rond hypocriete progressieven die enkel een lippendienst bewijzen aan de strijd tegen racisme?

Om nog maar te zwijgen over het weinig verholen racisme van progressieve politici en media.

Linkse partijen die het debat rond racisme te pas te onpas kapen om op die manier mensen met een migratieachtergrond te bereiken, maar als puntje bij paaltje komt weigeren om structurele maatregelen door te voeren – wanneer komen die praktijktesten er eigenlijk?

Politici die doodleuk verkondigen dat hoofddoeken bij de politie perfect oké zijn, maar weigeren iets te doen aan het verankerde racisme binnen de politiekorpsen.

Of media die zichzelf op de schouders kloppen omdat ze het woord allochtoon niet meer gebruiken, maar wel een platform bieden voor racistische cartoons, opiniestukken, en sensationele koppen die polarisering verder op de spits drijven.

Als je een oprechte bondgenoot wil zijn in de strijd tegen racisme en de strijd voor gelijkheid, dan is een bewustwording van de eigen machtspositie onontbeerlijk. Dit houdt in dat je je gevoelens niet boven die van een gemarginaliseerde groep mag stellen.

Luister, geef ruimte, vertel niet aan anderen hoe zij zich moeten voelen, en laat zinnen zoals ‘ik weet compleet hoe jij je voelt’ maar mooi achterwege.

En tot slot wil ik dit nog meegeven. Neem ons serieus. Wij zijn geen pionnen, wij zijn geen marionetten. Wij zijn vrouwen en mannen met reële wensen, dromen, frustraties, verzuchtingen, eisen.

Ook Knack – waar ik deze tekst voor schrijf – mag activisten van kleur niet zomaar instrumentaliseren in de hoop mee te surfen op een golf van schijndebattten. Diversiteit is namelijk een ernstige zaak.

Wat James Baldwin 50 jaar geleden, in een ander tijdperk en in een ander land zo eloquent al formuleerde is nu ook van toepassing: het gaat over onze rol in dit land, en onze toekomst hier.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content