BEROEP: schoonmaker van crime scenes

© SASKIA VANDERSTICHELE

Elk jaar sterven honderden Vlamingen door moord, zelfdoding of een zwaar ongeval. Hun dood laat natuurlijk sporen na. Vaak ook letterlijk. Stephan Verlaeckt is een van de mensen die geregeld worden opgeroepen om die weg te schrobben. ‘Als een jongen van zestien zelfmoord pleegt, rukken wij meteen uit om zijn kamer schoon te maken. Zelfs midden in de nacht. Hoe zouden zijn ouders, broers en zussen anders in dat huis kunnen blijven?’

Het leek wel oorlogsgebied. Tussen de achtergelaten jassen en tassen lagen plasjes bloed, haren en zelfs stukjes huid. Maar dat was niet wat Stephan Verlaeckt het meest aan-greep. Hij is wel wat ge- wend. Veel onthutsender vond hij de ijzige stilte in de Wetstraat. Alsof de tijd er was stilgezet. Niet dat hij daar lang op kon doordenken: het hoofdkwartier van CD&V moest weer helemaal schoon zijn tegen de tijd dat er een minuut stilte zou worden gehouden voor de slachtoffers van de aanslagen in metrostation Maalbeek. Niets mocht er dan nog aan herinneren dat de cafetaria 24 uur eerder dienst had gedaan als noodhospitaal. Pas als elk spoor was uitgewist, zouden de medewerkers van CD&V de draad weer min of meer kunnen oppakken.

Zeven jaar doet Verlaeckt dit werk nu al. Ooit was hij champignonkweker, maar na 25 jaar had hij genoeg van die stiel en verkocht hij zijn kwekerij. Samen met zijn vriend Tim Van Kerckhove nam hij Clean It Up over, een bedrijfje dat gespecialiseerd was in het reinigen van leidingen. Gaandeweg kregen ze ook bouwopdrachten en begonnen ze met aannemerswerk. En toen kwam dat telefoontje van een vriend bij de federale politie. Of ze het niet zagen zitten om crime scenes schoon te maken. Ze waren het toch al gewoon om hun handen vuil te maken. ‘Dat leek me wel boeiend, maar ik had geen idee hoe ik eraan moest beginnen. Hoe maak je zo’n plek schoon? Welk materiaal heb je nodig?’ zegt Verlaeckt. ‘In België was het nog onontgonnen terrein, maar in de Verenigde Staten waren er al tientallen firma’s mee bezig. Dus ben ik op het internet informatie gaan sprokkelen.’ Samen met zijn collega kocht hij een aanhangwagen die ze vulden met borstels, emmers en dweilen, maar ook met industriële toestellen, zoals een vacuümzuiger, een geurinbrenger en een ontsmettingsmachine. Ze sloegen ook witte schorten en een voorraad handschoenen in om zich tijdens het werk te beschermen tegen besmetting met hiv of hepatitis. Al snel waren ze er helemaal klaar voor. Dachten ze.

Tot de eerste oproep binnenliep. Ze moesten een vrachtwagencabine schoonmaken waarin de chauffeur zich door het hoofd had geschoten. ‘Die truck stond op een parkeerterrein aan de kant van de snelweg. Er was daar geen elektriciteit en dus konden we de toestellen die we hadden gekocht niet gebruiken’, zegt Verlaeckt. ‘We zijn dan om een stroomgenerator gereden, en die heeft zijn nut ondertussen al vaker bewezen. Als iemand dood wordt aangetroffen in een schuurtje achterin de tuin, bijvoorbeeld.’

Een beetje psycholoog

Honderden kamers heeft hij ondertussen weer leefbaar gemaakt. Nadat er een moord was gepleegd, maar ook na wanhoopsdaden of zware vechtpartijen. ‘Meestal is het lijk al opgehaald als wij aankomen. Tenzij het huis er zo vuil bijligt dat de begrafenisondernemer er niet in kan. Je kunt je niet voorstellen hoe hoog sommige mensen hun rommel en afval opstapelen. Tussen al dat vuil zie je dan soms alleen nog een pad naar de keuken, de slaapkamer en het toilet. Altijd weer vraag ik me af hoe het mogelijk is dat niemand daar iets van heeft gemerkt.’

Meestal wordt een plaats delict pas vrijgegeven als de politie klaar is met haar onderzoek. Dat kan een paar uur na de feiten zijn, maar ook maanden later. ‘In een huis dat lange tijd verzegeld is geweest, treffen we vaak opgedroogd bloed aan dat je zo kunt opvegen, maar ook een koelkast vol bedorven eten en goudvissen die op de bodem van hun kom drijven.’

Heel af en toe moet er schoongemaakt worden vóór het onderzoek is afgerond. Zoals bij die moordzaak waarvoor Verlaeckt jaren geleden werd opgeroepen. De nabestaanden zouden meewerken aan een reconstructie maar mochten niet met het bloed van hun zoon worden geconfronteerd. ‘Niet eenvoudig, want de federale politie moest nog precies kunnen zien waar de bloedsporen hadden gezeten. De richting van de bloedspatten kan immers heel cruciale informatie opleveren. Dus beplakte ik de hele trapwand met calqueerpapier en tekende ik nauwkeurig alle bloedsporen over. Daarna nam ik het papier weg, maakte de boel schoon en hing het weer tegen de muur. Zo kon de politie haar werk doen en was de aanblik toch draaglijk voor de nabestaanden.’

Het is niet uitzonderlijk dat de partner, familieleden of vrienden van het slachtoffer in de buurt zijn als de mannen van Clean It Up aan een klus beginnen. Sommigen zitten onbedaarlijk te huilen, anderen zijn heel kwaad, opstandig of zelfs agressief. Onlangs nog was Verlaeckt de sporen van een zelfmoord aan het wegschrobben toen een man het huis binnenstormde. ‘Hij was buiten zinnen van woede omdat zijn vriend er een eind aan had gemaakt. Luid vloekend beende hij door de kamer terwijl hij hard op de muren bonkte. Even was ik bang dat ik een rammeling zou krijgen. Maar uiteindelijk bedaarde hij en kwam zijn hele verhaal er in één gulp uit.’ En dan luistert Verlaeckt geduldig. Ook als het werk daardoor een tijdje stilligt. ‘Wat moet ik anders?’ zegt hij. ‘In onze job moet je ook een beetje psycholoog zijn. Het lucht de mensen op als ze hun verhaal kwijt kunnen. Vaak zijn ze me daar achteraf heel dankbaar voor.’

De nabestaanden zijn voor Verlaeckt het belangrijkst. Het is voor hen dat hij het allemaal doet: ‘Zij kunnen pas verder met hun leven als het kleinste spoor is weggepoetst. Anders worden ze telkens opnieuw met de gebeurtenissen geconfronteerd. Daarom zijn wij de klok rond bereikbaar. Als een jongen van zestien zelfmoord pleegt, rukken wij meteen uit om zijn kamer schoon te maken. Zelfs midden in de nacht. Hoe zouden zijn ouders, broers en zussen anders in dat huis kunnen blijven?’

Nabestaanden blijven meestal met veel vragen achter, maar de plek waar ze antwoorden kunnen vinden, zit vaak onder het bloed. ‘Daarom zorgen we er altijd voor dat we niets weggooien wat de nabestaanden informatie kan opleveren. Heeft iemand zich voor zijn computer door het hoofd geschoten, dan poetsen we het scherm en het toetsenbord tot in het kleinste hoekje. Zelfs een bebloede USB-stick gooien we niet weg, want daar kan een afscheidsbrief op staan of iets wat aan de overledene herinnert.’ Niets mag hij missen, alles controleert hij. ‘Ik mag er niet aan denken dat iemand maanden of zelfs jaren later nog bloed of een stukje hersenen vindt. Staat er in de kamer een boekenrek, dan doorblader ik elk boek. In dit werk kun je het je niet veroorloven om nonchalant te zijn.’

Soms willen nabestaanden veel grotere bezittingen van het slachtoffer als aandenken bewaren. Bij Clean It Up kwamen ooit twee zakken vol golfclubs binnen. Helemaal onder het bloed. Ze lagen in de auto van een man die bij een verkeersongeval was omgekomen. Een andere familie wou dan weer de auto terug waarin een vrouw door carjackers was doodgeschoten. ‘Ongelooflijk veel werk was dat’, herinnert hij zich. ‘De hele auto hebben we moeten strippen. Anders was er onder de matjes en in de armleuningen gegarandeerd bloed achtergebleven en was de boel binnen de kortste keren beginnen te stinken.’

Knagende eenzaamheid

Vroeger waren er geen echte regels voor het schoonmaken van een plaats delict. Soms werd een gewone schoonmaakfirma opgetrommeld, andere keren zat er voor de nabestaanden niets anders op dan zelf te beginnen schrobben. Tot er in 2012 een rondzendbrief werd opgesteld waarin staat dat een plaats die er na de feiten ‘vuil, wanordelijk of onwelriekend bijligt’ moet worden schoongemaakt voor ze wordt vrijgegeven. Daarvoor moet de parketmagistraat of de politie een beroep doen op ‘een gespecialiseerde schoonmaakfirma’. Dat bracht nogal wat mensen op ideeën: Clean It Up heeft er ondertussen heel wat concurrentie bijgekregen, zowel van gespecialiseerde bedrijfjes als van grote firma’s die een aparte afdeling voor dat soort klussen hebben opgestart. ‘Sommige leveren goed werk, maar er zitten ook cowboys tussen die alleen poen willen pakken’, zucht Verlaeckt. ‘Nochtans word je niet rijk van dit werk. Toch niet als je het grondig aanpakt.’

Soms wordt Clean It Up wel vier keer per week opgeroepen, maar het kan ook wekenlang stil blijven. ‘Tijdens de feestdagen is het meestal druk, en ook in de donkere periode na nieuwjaar worden we vaak gebeld. Eenzaamheid is een enorm groot probleem aan het worden. Geregeld worden we opgeroepen om een huis schoon te maken waar een bejaarde weken of zelfs maanden dood heeft gelegen voor iemand er iets van merkte. Onbegrijpelijk vind ik dat. Keek er dan niemand naar die mensen om?’ Een paar jaar geleden moest hij een huis poetsen waar de lichamen van een bejaard koppel wekenlang waren blijven liggen. De man was boven in bed gestorven en zijn vrouw, die niet meer kon stappen, was daarna beneden in de woonkamer van ontbering overleden.

Wie helemaal alleen leeft, loopt niet alleen het risico om te sterven zonder dat iemand het merkt. Knagende eenzaamheid maakt oudere mensen soms zo radeloos dat ze niet meer willen leven. ‘Als zij zelfmoord plegen, doen ze dat vaak op een gruwelijke, agressieve manier. Met een jachtgeweer dat ze nog ergens hebben liggen, bijvoorbeeld’, zegt Verlaeckt. ‘Als je dan achteraf hun huis binnenkomt, blijkt uit alles dat die man of vrouw zich heeft laten gaan: er is al lang niet meer schoongemaakt, de gordijnen zijn dicht en overal staan overschotten van kant-en-klaarmaaltijden.’

Opstijgend lijkvocht

‘Het eerste wat ik doe als ik ergens binnenkom, is een raam openzetten. Pas daarna kijk ik rond en bedenk ik hoe we het best te werk kunnen gaan.’ De ene keer zijn Verlaeckt en zijn collega al na een paar uur klaar, de andere keer hebben ze meer dan een dag werk. Vooral als het slachtoffer van dichtbij is neergeschoten of een wapen heeft gebruikt om zelfmoord te plegen, hebben ze hun handen vol. Dan hangt het bloed aan de muren en tegen het plafond. En dat niet alleen. ‘Alles heb ik al gevonden: stukken neus, oor, hersenen, schedel. Natuurlijk is het niet aangenaam om dat te moeten opscheppen, maar iemand moet het doen. Zodra ik aan zo’n klus begin, zet ik mijn verstand op nul. Al moet ik toegeven dat ik het in het begin weleens moeilijk had. Met het slurpende geluid van de machine waarmee we bloed opzuigen, bijvoorbeeld. Maar alles went.’

Soms volstaat schoonmaken niet, zelfs niet met industriële machines. Als er bloed in het laminaat of parket is gedrongen, moet de hele vloer worden uitgebroken. Het gebeurt zelfs dat ze muren moeten uitkappen omdat het lijkvocht tot aan het plafond is geklommen, en geregeld moeten ze grove chemische middelen bovenhalen om honderden vliegen of kakkerlakken te verdelgen.

Met elke vierkante meter vuil die hij schoonmaakt, komt hij meer te weten over het slachtoffer. ‘In mijn hoofd reconstrueer ik gaandeweg iemands verhaal’, legt hij uit. ‘Dan zie ik bijvoorbeeld de foto van een meisje staan, en denk ik dat zij wel de dochter van het slachtoffer zal zijn. Sommige zaken volg ik achteraf nog in de krant. Zeker als de feiten me aangrijpen. Zoals die keer dat we in de buurt van Brussel een huis moesten schoonmaken waar een heel gezin was uitgemoord. Uit de bloedsporen kon ik opmaken dat de kinderen in hun slaap waren gedood. Waarom doet zo’n lafaard dat? Wat wint hij erbij? Vroeger schreef ik al die verhalen op, maar daar ben ik mee gestopt. Het was niet bij te houden.’

Hoe pijnlijk Verlaeckt soms ook wordt geconfronteerd met de schimmige kant van de mens, in al die jaren heeft hij er nog geen moment spijt van gehad dat hij met dit werk is begonnen. ‘Ik voel me er nuttig door’, zegt hij. ‘Als ik een buis ontstop, help ik mensen van een praktisch probleem af. Meer niet. Maar schrob ik bloed van een muur, dan maak ik echt het verschil.’

Kreeft en oesters

Toen hij net met het schoonmaken van crime scenes begon, keek hij nog weleens naar een politiefilm of een serie zoals CSI, maar tegenwoordig kan Verlaeckt zulke whodunits niet meer aanzien. ‘Allemaal onzin’, zegt hij. ‘Veel mensen denken dat wat ze op televisie zien overdreven is, maar de werkelijkheid is nog veel erger. Na alles wat ik de voorbije jaren heb meegemaakt, kijk ik nergens meer van op. Iedereen is in staat om iemand te vermoorden of om zelfmoord te plegen. Daar ben ik ondertussen van overtuigd.’ Wat hij heel moeilijk kan begrijpen, is dat mensen die schijnbaar alles hebben hun hele leven in één beweging weggooien. Zo kwam hij eens binnen in een eetkamer waar de flessen wijn en de schalen met kreeften en oesters nog op tafel stonden. Het echtpaar dat er woonde, had tijdens het eten ruzie gekregen, de man was naar de slaapkamer gelopen en had zichzelf door het hoofd geschoten. ‘Veel mensen blijven maar met hun problemen rondlopen zonder hulp te zoeken’, bedenkt hij. ‘Ze hebben een grote villa met een atelier voor mevrouw, een chique BMW op de oprit en een motor in de garage, en toch jagen ze zichzelf op een dag een kogel door het hoofd terwijl hun kinderen in de kamer ernaast aan het spelen zijn. Nooit zal ik dat begrijpen.’

Pas na wat aandringen wil Stephan Verlaeckt toegeven dat zijn werk hem heeft veranderd. Al was het maar omdat hij nu meer van het leven probeert te genieten. ‘Vroeger werkte ik wel achttien uur per dag, maar die tijd is voorbij. Heb ik geen zin, dan neem ik een dag vrij. Wel zet ik me nog altijd voor 200 procent in, zowel voor mijn werk bij Clean It Up als in het verenigingsleven. En ondertussen probeer ik alles uit het leven te halen. Dat komt waarschijnlijk doordat ik al zo vaak heb gezien dat het van de ene minuut op de andere gedaan kan zijn.’ Angst om te sterven heeft hij niet. Toch niet meer dan vroeger. Wel is hij heel bang voor eenzaamheid. ‘Alleen zijn vind ik niet erg. Dat heeft een mens soms nodig’, zegt hij. ‘Maar eenzaamheid is iets anders. Keer op keer zie ik hoe dat aan een mens kan vreten. Zover wil ik het niet laten komen. Nooit.’

DOOR ANN PEUTEMAN, FOTO SASKIA VANDERSTICHELE

‘Eenzaamheid is een enorm groot probleem. Keer op keer zie ik hoe dat aan een mens kan vreten.’

‘Iedereen is in staat om iemand te vermoorden of om zelfmoord te plegen. Daar ben ik ondertussen van overtuigd.’

‘Zodra ik aan zo’n klus begin, zet ik mijn verstand op nul. Al moet ik toegeven dat ik het in het begin weleens moeilijk had.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content