Vrije Tribune

‘Om kwaliteit van bouwen te bewaken, is een positieve opwaardering van beroep van architect noodzakelijk’

Vrije Tribune Hier geven we een forum aan organisaties, columnisten en gastbloggers

‘Architecten worden schromelijk achtergesteld ten opzichte van andere vrije beroepen’, schrijft Lucien Denissen.

Het beroep van architect staat onder druk. Dat bleek eens te meer uit het onderzoek, gevoerd door de Vakgroep Sociologie van UGent (Onderzoeksgroep CuDOS) in opdracht van Vlaams minister van Cultuur Sven Gatz, dat de sociaaleconomische positie van designers en architecten in kaart brengt.

De enquête van UGent volgt na twee gelijkaardige onderzoeken: in 2014 die van de acteurs, en in 2016 de audiovisuele sector, beeldende kunstenaars, auteurs, muzikanten en podiumkunstenaars. Zo wil men de ganse culturele sector overspannen. De activiteit van vermelde kunstenaars (behalve die van de beeldende kunstenaars) is echter eerder immaterieel.

Om kwaliteit van bouwen te bewaken, is een positieve opwaardering van beroep van architect noodzakelijk

Even rechtzetten: eigenlijk hoort de architect niet thuis in deze rij. Zijn dienstverlening vereist een zeer verscheiden alertheid: hij moet niet alleen creatief zijn, maar ook technisch onderlegd. Bovendien worden zijn ondernomen acties en geschriften (vb. verwijzing naar normen) vaak op hun juridische merites beoordeeld. Niet voor niks verwerft hij zijn vakbekwaamheid slechts na 5 jaar universiteit en 2 jaar stage.

De beroepsgroep is vooral samengesteld uit zelfstandigen, al dan niet met een eigen kantoor, en vertoont langzamerhand een gender-evenwicht, te beginnen vanaf de instroom in de opleiding. De oudere generatie was in de enquête dunner vertegenwoordigd wat op zich reeds wijst op een vervroegde uitstroom naar een nieuwe job: een teken aan de wand.

Het onderzoek probeert de zwaarte van het beroep en de tevredenheid van de architect te meten en om te zetten in cijfers en percentages. De feiten die aan het licht komen wekken allicht geen verbazing binnen de vakgroep maar zijn niet altijd algemeen gekend.

Onvergoede prestaties

Zo geven 30 % van de architecten aan dat sommige prestaties onvergoed blijven, bv. tijdens de voorbereidende fase (gesprekken met opdrachtgevers en overheden, inclusief ondersteunend creatief werk). Indicatieve barema’s worden betwist en zijn volgens sommigen vatbaar voor onderhandeling.

De mediaan van het netto-inkomen in 2016 (volledige omzet min alle kosten en belastingen) bedroeg € 24.000 per jaar, volgens de onderzoekers vergelijkbaar met professionele muzikanten en componisten (hun vorig onderzoek). Een kwart had max. € 18.000 en een ander kwart meer dan € 34.775 per jaar netto.

De architect levert niet alleen een creatief ontwerp af, maar speelt tevens een cruciale rol bij de uitvoering.

Architecten worden dus schromelijk achtergesteld ten opzichte van andere vrije beroepen, en halen nauwelijks het inkomen van de modale loontrekkende universitair, die bovendien een hoger pensioen te wachten staat. Je hoeft hiervoor niet eens de vergelijking te maken met notarissen waarvan de slechts ‘boerende’ volgens een fiscaal onderzoek van Knack (07.03.2018) 60.000 à 70.000 € /maand (bruto vóór belasting) verdient, door de sector betwist en gereduceerd tot €18.000 €.

Nochtans werken architecten hard: 50 uur/week volgens het onderzoek, een understatement voor wie de branche kent, of hoogstens correct als je het avond- en weekendwerk niet telt.

De architect levert niet alleen een creatief ontwerp af, maar speelt tevens een cruciale rol bij de uitvoering. Het takenpakket wordt gestaag ingewikkelder door de veranderende regelgeving, de verhoogde aandacht voor de energieprestaties, de digitale bouwaanvraag en de door bouwheren gevraagde adviezen en verslagen. De architect moet zich continu bijscholen en zich de verwerking van nieuwe materialen en systemen eigen maken.

Als de vergoeding ondermaats is, waarom houden ze het dan vol? Dankzij hun verantwoordelijkheidszin: ze zien hun vak als een uitdaging die een voldoening geeft, die de lage vergoeding enigszins compenseert. ‘Architectuur is het mooiste beroep dat er bestaat. De passie, de trots bij de realisatie en de voldoening op menselijk en sociaal vlak moeten belangrijker blijven dan het geldbejag.’

Idealisme en ontevredenheid

Neemt het idealisme bij velen nog de bovenhand, toch heerst ontevredenheid, niet alleen wegens de rompslomp maar vooral als bijkomende, niet-contractuele taken niet verrekend worden en soms finaal het (saldo-)ereloon wordt betwist. Bovendien veroorzaakt de concurrentiestrijd bij wedstrijdaanbestedingen niet of schaars betaalde inspanningen en hierdoor grote onzekerheid voor de architectenbureaus.

In alle bescheidenheid geeft 68 % van de architecten (met partner en gezin) aan ‘redelijk tot goed’ te kunnen rondkomen met zijn/haar inkomen, de rest komt ‘net’ toe. 5,5% zegt niet te kunnen rondkomen. Anderzijds geeft 19% toe dat men zwarte sneeuw zou zien tijdens de periode waarin men onvoldoende inkomsten haalt uit het werk als architect.

Intussen genereren niet alleen aannemers maar ook nieuw in de bouwwereld ingetreden adviseurs zoals veiligheidscoördinatoren en energieconsulenten blijkbaar wel een normaal inkomen. Sommige architecten zoeken vastigheid door dat er ook bij te nemen, hoewel de insteek verschilt en niet altijd te combineren valt.

Men stelt intussen vast dat makelaars meer verdienen op minder uren en met minder aansprakelijkheid. Iemand merkt dan ook op: ‘Indien de architect geen eigen projectontwikkeling mag doen zal hij de “lakei” worden van enkele grote projectontwikkelaars. ‘

Minder kansen voor starters

Intussen is immers ook het aantal particuliere bouwaanvragen afgenomen, zodat de nieuwe woning- en appartementsbouw langzaam aan terecht komt bij een kleiner aantal bureaus, die een vaste relatie opbouwen met aannemingsbedrijven of ontwikkelaars die de bouwterreinen monopoliseren. Deze evolutie zal in de toekomst minder kansen bieden aan starters.

Uit dit alles besluit een grote groep architecten dat ze nu niet meer voor het beroep zouden kiezen, en raden ze het ook niemand aan, ook niet aan hun kinderen (slechts 21 %).

Hoe dan het tij te keren? Architecten kunnen niet staken, als ze dat al zouden willen. Overigens zijn ze niet bij machte werven of dossiers stil te leggen.

Het onderzoek maakt één zaak duidelijk: de architecten prijzen zich gelukkig met de waardering van de opdrachtgevers. Maar daarvoor alleen doe je het niet.

De situatie sleept reeds jaren aan. De Orde van Architecten en de beroepsverenigingen vragen al geruime tijd nieuwe wetgevende initiatieven, maar zijn niet bij machte de wetgever tot actie te activeren. Overigens vinden 2 architecten op 3 de ondersteuning van de Orde van Architecten eerder middelmatig.

Ergernis en stress

Om de kwaliteit van het bouwen te bewaken, zowel op esthetisch als technisch vlak, is een positieve opwaardering van het beroep van architect noodzakelijk. De aandacht zou o.a. moeten gaan naar

1. bevestiging na nazicht van de heden circulerende barema’s, ook voor activiteiten die achteraf niet leiden tot uitvoering. Inclusief bijhorende evaluatie op geregeld tijdstip en een ernstig controle- en handhavingsbeleid ter zake.

2. een duidelijk algemeen geldend reglement voor wedstrijden, waaraan overheden en grotere particuliere opdrachtgevers zich moeten houden. Hierin zijn richtlijnen op te nemen in verband met: de formulering van de opdracht, de lijst van kandidaten, de samenstelling van de jury, de evaluatiecriteria, de vergoedingen voor alle deelnemers, de openbaarheid van de motivering.

3. een vlot werkende geschillencommissie die zonder juridische rompslomp alle bouwbetwistingen binnen een redelijke termijn zou oplossen, op basis van overleg en overeenkomst tussen technische adviseurs.

4. Afschaffing van de principiële in-solidum regeling door toekenning van reële aansprakelijkheden met bijhorende verzekeringsvereisten, en dit voor alle partijen (ook aannemers, onderaannemers en fabrikanten/leveranciers).

De huidige situatie veroorzaakt kennelijk ergernis en stress bij de architecten. Hun maatschappelijk belangrijke dienstverlening verdient een correct juridisch kader.

Het bestaan van deze socio-economische studie van UGent is een goede stap, maar de vraag blijft of het gecreëerde enthousiasme ook tot nieuwe wetgevende initiatieven zal leiden.

Het zou een gemiste kans zijn indien men zou hopen dat de mogelijkheid om te kunnen klagen alleen al voldoende zalvend werkt, en de bui wel zal overwaaien. Overigens is de harmonisering juridisch-economische materie voor de federale regering, en niet voor Vlaamse Cultuur.

Lucien Denissen is oud-docent aan de faculteit Ontwerpwetenschappen van de Universiteit Antwerpen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content