Ann Peuteman

‘Nog altijd hebben we eerder de neiging naar mensen met een kleurtje te staren dan met hen te praten’

Over heel Vlaanderen worden kunst- en andere projecten opgestart om ons ertoe aan te zetten onze buren van vreemde origine beter te leren kennen. ‘Waarom hebben we het toch zo moeilijk om hen te zien als Vlamingen die toevallig een kleurtje hebben?’ vraagt Knack-redactrice Ann Peuteman zich af.

Ze heette Homa en zat bij mij in de klas op de lagere school in Oostende. Ze zei niet veel en was altijd ontzettend braaf. Dat weet ik nog heel goed. Ze had ook nog broers en zussen op school – in mijn herinnering wel tien – en dat waren meteen de enige kinderen met een kleurtje die ik destijds kende. Veel wist ik niet van ze. Alleen dat ze uit Pakistan kwamen, dat hun moeder een hoofddoek en rinkelende koperen armbanden droeg en dat hun vader een dikke snor had en geen woord Nederlands sprak. Verder lette ik niet echt op Homa. Tot ik in het tweede leerjaar een beetje bang van haar werd. Een klasgenootje had me verteld dat Homa besmettelijk was, dat je van haar een ziekte kon krijgen waardoor je huid loskwam en zomaar op de grond viel. Later begreep ik dat dat vriendinnetje iets over lepra en pater Damiaan moet hebben opgevangen. Maar op het moment zelf was ik toch niet helemaal op mijn gemak. Dus probeerde ik veiligheidshalve niet naast Homa te hoeven staan in de rij en in de turnles niet in haar team te zitten. En ik was lang niet de enige.

Wat er ondertussen van Homa is geworden, weet ik niet. Misschien ziet ze er tegenwoordig heel westers uit en houdt ze van minirokken, maar het kan natuurlijk ook dat ze op haar moeder lijkt, inclusief hoofddoek en rinkelarmbanden. In elk geval hoop ik dat haar kinderen op school niet gemeden worden omdat hun klasgenoten hen zo exotisch vinden dat ze liever naar hen staren dan met hen praten. Nu is er ondertussen natuurlijk wel het een en ander veranderd. Zo is de kans heel klein dat die kinderen vandaag de enigen met een kleurtje zijn in hun klas. Daarvoor zijn er de voorbije decennia te veel gezinnen uit alle hoeken van de wereld in ons land gearriveerd. Van een hoofddoek, sarong of djelabba kijkt niemand nog op. Laat staan van koperen armbanden. Maar dat wil nog niet zeggen dat mensen er niet meer door worden afgeschrikt. Ondanks alles blijven ze ons vaak toch zo vreemd.

Het is dat besef dat nogal wat kunstenaars, auteurs en socioculturele enthousiastelingen er de laatste maanden toe heeft aangezet om op nieuwkomers af te stappen, met hen te praten en hen te leren kennen. Zoals fotografe Katrien Orlans, die portretten maakte van Oostendenaars uit onder meer Iran, Syrië, Eritrea en Senegal. De fotoreeks, die ze als United Colors of Ostend tentoonstelt in De Grote Post in Oostende, vertelt het verhaal van mensen die hier een leven proberen uit te bouwen, er proberen bij te horen ook.

Net als al die andere boeken en projecten lijkt die expositie één boodschap uit te schreeuwen: práát met die mensen, leer hen kennen, kijk naar hen. Probeer hen te zien als heel gewone Vlamingen die toevallig een kleurtje hebben. Dat heb ik ook geprobeerd, afgelopen week in De Grote Post. Ik liep langs de foto’s en keek in de gezichten. Maar telkens weer vroeg ik me af waar ze vandaan kwamen, hoe ze hier waren beland. Ik zag, kortom, geen gewone Vlamingen – en aan het commentaar rondom mij te horen was ik bijlange niet de enige. Zolang we – als we helemaal eerlijk zijn – niet voorbij dat kleurtje kunnen kijken, zijn er kunst- en andere projecten nodig die ons ertoe aanzetten om nieuwkomers te leren kennen. Maar tegelijkertijd maken zulke projecten het net moeilijker om met hen te praten in plaats van naar hen te staren. Plots zou ik wel heel graag willen weten wat er van Homa geworden is. En wat zij er allemaal van vindt.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content