Niets mag nog (of zo voelt het toch): tijd voor een nieuw ‘verbod op verbieden’?

© Xavier Truant
Jeroen de Preter

Het advies om bij min tien de houtkachel niet te laten branden, was er voor veel mensen te veel aan. Mag er dan niets meer? Gwendolyn Rutten en Rik Torfs vinden het tijd om onze vrijheid te heroveren. De vraag is dan: wat is ware vrijheid?

Belgen en wettelijke verboden of verplichtingen, het is nooit een makkelijk huwelijk geweest. Uit de al wat oudere doos komt het voorbeeld ‘gordelplicht’, van kracht sinds 1975. De inperking op de vrijheid die deze wet met zich meebracht was bijna onbestaande, de enorme impact op de verkeersveiligheid evident. ‘En toch was er aanvankelijk veel verzet’, vertelt politierechter Peter D’Hondt. ‘Onder meer de liberalen lagen toen dwars. Die wet is er maar gekomen dankzij pleitbezorgers zoals mijn moeder.’ (politica Paula D’Hondt, nvdr.)

De gordelplicht miste haar effect niet. ‘Het aantal verkeersdoden bij auto-ongevallen was dankzij die wet al snel gehalveerd. Nog heel geregeld word ik met het grote belang van de autogordelplicht geconfronteerd. Onlangs nog: een auto met vijf inzittenden was zwaar gecrasht. Een van de passagiers had het ongeval niet overleefd: de enige die zijn gordel niet had vastgemaakt.’

Vroeger dronk ik al eens graag een martini dry. Ik genoot daarvan, zonder er verder over na te denken. Gaandeweg heb ik het plezier daarin verloren

Filosofe Tinneke Beeckman

Redenen om de gordel niet te dragen zijn er eigenlijk niet, betoogt D’Hondt. En toch volhardt nog altijd ruim een derde van de passagiers en ongeveer één op de tien van de bestuurders in de boosheid. ‘In vergelijking met dertig jaar geleden is dat al een grote verbetering, maar we zijn er nog altijd niet. Je moet blijven inzetten op voorlichting, vervolging en harde repressie. Net zoals bij snelheidslimieten. Zet mensen in een auto en het worden primaire wezens die van geen beperking willen weten en alle rationaliteit verliezen. Je loopt vandaag onnoemelijk veel meer risico om te sterven in het verkeer dan als gevolg van terreur. En toch houden nog veel te veel mensen zich niet aan de gordelplicht of – nog essentiëler – de snelheidslimiet.’

De vergelijking met terreur is ook om politieke redenen interessant. Het is geen groot geheim dat vooral de rechterzijde weinig moeite heeft met het inperken van vrijheden als het gaat over bestrijding van terreur. D’Hondt wijst op een VUB-studie die aantoonde dat het in het geval van de bestrijding van verkeersonveiligheid net omgekeerd is. ‘Chauffeurs met rechtse politieke voorkeuren hebben meer moeite om zich aan de regels te houden’, zegt D’Hondt. ‘Verkeersveiligheid blijkt dus ook een politieke kwestie.’

De wrevel van Rik Torfs

Weinig gevallen maken zo goed duidelijk dat mensen niet altijd rationele wezens zijn als de gordelplicht. Ondanks onweerlegbare argumenten blijft een flink deel van de bevolking zich in de feiten tegen een verplichting verzetten. Daar valt eigenlijk maar één reden voor te bedenken: een gordel wordt – wellicht ook fysiek – als een inperking van de vrijheid ervaren. Vrijheid die ons blijkbaar bijzonder dierbaar is, en daarom soms botst met het verstand.

‘Wat is dat toch met de drang van sommigen om te regelen, betuttelen en verbieden? Ik gruwel daarvan.’ Open VLD-voorzitster Gwendolyn Rutten stak haar ergernis niet onder stoelen of banken na een van de eerste pogingen om vanuit de politiek het gebruik van houtkachels en open haarden aan banden te leggen. Rationeel gezien is het verzet van Rutten ongeveer even legitiem als het verzet van de vroegere PVV tegen de gordelplicht. Houtkachels en open haarden zijn grotere vervuilers dan het wegverkeer, en dienen in de meeste gevallen geen ander doel dan de gezelligheid. Maar een inperking en zeker een verbod druist in tegen onze vrijheid, en die staat, aldus Rutten in haar boek Nieuwe vrijheid, meer dan ooit onder druk. Als grote boosdoeners noemt ze, onder andere, ‘ecologische doemdenkers’ en ‘de gelijkheidsdictatuur’.

Maar pleidooien voor de ‘herovering van de vrijheid’ komen dezer dagen niet alleen uit de hoek waaruit je ze mag verwachten. Opvallend genoeg hanteert de katholieke hoogleraar kerkelijk recht Rik Torfs tegenwoordig een discours dat nauwelijks van dat van Rutten te onderscheiden is. In een recent gesprek met Knack poneerde Torfs dat de samenleving tegenwoordig gekenmerkt wordt door een ‘repressieve’ sfeer. ‘Wat vijftien jaar geleden nog kon, dat kan nu niet meer. We gunnen onszelf minder vrijheid dan vroeger.’ Torfs noemde in het interview onder meer het #MeToo-debat, en de genadeloosheid waarmee er in dat debat over goed en kwaad werd geoordeeld. Een soortgelijke ‘nultolerantie’ hanteren we volgens Torfs tegenover alcohol in het verkeer. ‘Roken mag niet, drinken mag niet, noem maar op. Mensen gunnen elkaar niets meer.’

Inneke Beeckman
Inneke Beeckman

Nog los van de vraag of Torfs’ wrevel terecht is, lijkt de stelling dat onze vrijheid onder druk staat pertinent. Je kon de afgelopen maanden en weken geen krant openslaan zonder te stuiten op voorstellen, maatregelen of pleidooien die, hoe rationeel ze soms ook zijn, onze vrijheid inperken. Denk aan het verbod op dieselwagens in Duitse steden of, dichter bij huis, het verbod op plastic zakjes. In de week waarin de SP.A voorstelde om onlinegokken te verbieden, kondigde de Brusselse regering aan dat er zowel een verbod op kermispony’s als een verbod op het thuis slachten van dieren in de maak is. Als het aan de Vlaamse bouwmeester Leo Van Broeck ligt, wordt het tijd om ook onze legendarische bouwwoede drastisch te beteugelen. ‘Vrijstaand bouwen is crimineel’, zei de bouwmeester onlangs in Knack.

Moreel verstikt

Staat onze vrijheid onder druk? Ook filosofe Tinneke Beeckman is geneigd om dat te denken. Volgens haar gaat het dan niet alleen over nieuwe wetten, maar ook over een toename van de morele druk die ons opgelegd wordt – soms door onszelf, soms door onze omgeving. ‘De toename van die druk houdt allicht mee verband met de toename van onze wetenschappelijke kennis’, zegt Beeckman. ‘We weten veel beter dan vroeger wat al dan niet schadelijk is voor ons en onze omgeving. Daaruit is een meer technologisch mensbeeld gegroeid. Het besef “dat we er iets aan kúnnen doen” heeft ons ook opgezadeld met de morele plícht om er iets aan te doen. Je kunt je afvragen of dat alleen maar vooruitgang is. De idee dat alles maakbaar is, zorgt voor morele vragen op terreinen waar vroeger geen morele vragen werden gesteld.’

Een voorbeeld? Beeckman noemt onder meer haar eigen relatie met alcohol. ‘Vroeger dronk ik al eens graag een martini dry. Ik genoot daarvan, zonder er verder over na te denken. Gaandeweg heb ik het plezier daarin verloren. Het besef dat alcohol schadelijk is voor de gezondheid en mijn leven kan verkorten, staat het genot in de weg. Onze omgang met vlees is wat dat betreft een nog complexer vraagstuk. De wetenschap heeft ons doen inzien dat we dat beter niet te veel eten, voor onze eigen gezondheid, maar ook die van de planeet. Bovendien heeft de toename van wetenschappelijke kennis – te beginnen bij Charles Darwin – ons het inzicht gebracht dat ook dieren complexe, intelligente wezens zijn. De vragen over dierenrechten worden steeds meer prangend. Dat alles maakt dat er vanuit moreel standpunt veel overtuigende argumenten zijn om geen vlees meer te eten. Dan is het de vraag of we alles in het leven kunnen herleiden tot een morele vraag. Eten heeft ook een esthetische, sociale en culturele en traditionele component. De dominantie van het morele boven al het andere maakt het leven soms ook armer, en kan iets verstikkends hebben.’

Vergelijk ons eens met onze grootouders. Wij mogen straffeloos de premier beledigen, onze huwelijken ontbinden, cannabis roken en aan orgieën deelnemen

Filosoof Johan Braeckman

De moraal als dominerende kracht dus, zó verpletterend dat ze de joie de vivre dreigt te versmachten. Volgens Tinneke Beeckman zou dat ook weleens een kwalijk neveneffect kunnen zijn van het #MeToo-debat. ‘Natuurlijk is het winst als wij beter inzicht krijgen in de machtsmechanismes, en kwetsbare vrouwen daartegen kunnen beschermen. Tegelijk – en ik geef toe dat dat een hele moeilijke oefening is – moeten we erover waken dat we niet vervallen in de hysterie zoals we die vooral in de Verenigde Staten hebben gezien. Ik kan de verwarring van de mannen wel begrijpen die zeggen dat ze “niks meer mogen”. In het #MeToo-debat is te vaak een amalgaam gemaakt. Dat ongewenste aanrakingen niet kunnen, is nogal duidelijk. Maar als je ook elke flirterige opmerking gaat duiden als een misbruik dat voortkomt uit een ongelijke machtsrelatie, gaat er veel vrijheid verloren. Voor mannen maar ook voor vrouwen. Elke interactie tussen man en vrouw wordt dan verdacht. Voor het subtiele spel van verleiding is dan geen plaats meer. Wat overblijft, is wantrouwen bij elk gesproken woord.’

Ondankbare schepsels

‘Il est interdit d’interdire’, het was een van de betere slogans van mei ’68. In een recente column stelde gewezen VRT-journalist Walter Zinzen dat we dit aforisme dringend weer van onder het stof moeten halen. ‘Iedereen schijnt te vergeten’, schreef hij, ‘dat een verbod bijna altijd het tegendeel uitlokt van wat wordt beoogd.’

Voorbeelden zoals het rookverbod in de horeca of de gordelplicht tonen aan dat die stelling minstens wat nuance behoeft. Maar er zit zeker ook een grond van waarheid in. Nooit was het alcoholprobleem in Amerika groter dan tijdens de drooglegging in de jaren 1920. Nooit scoorde het VB beter dan na de veroordeling op basis van de antiracismewet.

‘Verboden of verplichtingen leiden dikwijls tot frustraties’, zegt Tinneke Beeckman. ‘Uit die frustraties volgen dan vaak tegenreacties die nog feller zijn dan de gedragingen die je met het verbod wilde bestrijden. Zelfs de verkiezing van Donald Trump zou je zo kunnen interpreteren. Onder Barack Obama moesten economische overwegingen soms wijken voor ecologische. Dat juich ik op zich natuurlijk toe, maar wat als het leidt tot de verkiezing van een president die er zelfs prat op gaat dat hij zich niets aantrekt van ecologie of global warming?’

De klimaatscepsis is al even aan een opmars bezig. Zou het kunnen dat het inderdaad gaat om een reactie tegen ‘groene betutteling’ of ‘regelneverij’? Hoogleraar wijsbegeerte Johan Braeckman (UGent) zucht diep. Braeckman is een man van de rede en de wetenschap. Wie een evidence based fenomeen als klimaatopwarming ontkent omdát hij zich wil afzetten tegen de toegenomen regelneverij, stapelt volgens hem de domheden op elkaar. Klimaatopwarming is een wetenschappelijk feit. En de toegenomen regelneverij is een veronderstelling waar volgens de hoogleraar geen hard bewijs voor bestaat. ‘Die klachten over toegenomen regelneverij lijken me vooral voort te komen uit misleiding’, zegt Braeckman. ‘Ik geloof niet dat onze vrijheid vandaag meer dan vroeger wordt ingeperkt door allerhande verbodsbepalingen. Oké, we mogen vandaag geen sigaret meer opsteken in het café. In de auto moeten we onze gordel dragen, en we mogen geen vuurtjes meer stoken in de tuin.

Niets mag nog (of zo voelt het toch): tijd voor een nieuw 'verbod op verbieden'?

Maar wie daaruit zou besluiten dat we minder vrij zijn geworden, heeft – zoals mensen wel vaker plegen te doen – alleen het negatieve onthouden. Pleidooien zoals die van Gwendolyn Rutten gaan nogal makkelijk voorbij aan alle vrijheden die we er de afgelopen jaren bij hebben gekregen. Denk aan de abortuswet, het homohuwelijk en euthanasie. Als je onze huidige vrijheid vergelijkt met die van onze grootouders krijgt de klacht ‘dat we niets meer mogen’ iets absurds. Wij mogen straffeloos de premier beledigen, onze partner zelf kiezen, onze huwelijken ontbinden, cannabis roken en naar hartenlust deelnemen aan orgieën. Nog niet zo lang geleden moesten vrouwen in het katholiek onderwijs ontslag nemen als ze trouwden. Een uitstap naar de kust was voor onze grootouders een dagreis, vandaag kost het ons een uur. Ik heb nog nooit iemand de overheid horen bedanken voor de aanleg van de snelwegen, maar we gaan natuurlijk wel zeuren over de inperking van onze autonomie als we van de overheid geen vuurtje meer mogen stoken. Mensen zijn ondankbare schepsels.’

Kort gezegd: Braeckman gelooft dat we nog nooit zo vrij zijn geweest als vandaag. ‘En paradoxaal genoeg zijn het vaak de nieuwe verbodsbepalingen die onze vrijheid nog vergroten. Goeie verbodsbepalingen hebben een bevrijdend effect. Meer nog, dat is precies de bedoeling van die beperking. Wij hebben de neiging om onze vrijheid af te wegen vanuit een persoonlijk perspectief. Als we niet meer mogen roken in het café, zien we dat als een inperking van dé vrijheid. Terwijl dat verbod voor heel veel mensen bevrijdend heeft gewerkt: eindelijk konden ze naar het café zonder in ongezonde rook te hoeven zitten. Diezelfde redenering kun je ook gebruiken als het gaat over een verbod op dieselwagens in de steden of het verbranden van hout. Het zijn maatregelen die onze individuele vrijheid inperken, maar een bevrijdende werking hebben op de rest van de samenleving en op de volgende generaties. Dat is meteen ook de reden waarom ik een verbod op het stoken van vuurtjes wel te verantwoorden vind, en een verbod op het homohuwelijk niet. Een homohuwelijk schaadt op geen enkele manier het maatschappelijke belang of the commons (gemeenschappelijke goederen zoals lucht, water of openbare infrastructuur, nvdr.). Het is een verbod dat alleen te verdedigen valt vanuit een persoonlijk gevoel, of iets even irrationeels zoals de wil van een of andere god.’

Een bak Westvleteren

Volgens Braeckman zou de wetgever bij het uitvaardigen van een nieuw verbod zich telkens twee vragen moeten stellen. ‘De eerste vraag moet zijn of het inperken van de persoonlijke autonomie een bijdrage levert aan waarden die te maken hebben met democratie en mensenrechten. De tweede vraag is dan of er wetenschappelijk bewijs is dat die wet daar ook echt een bijdrage aan zal leveren. De toename van onze wetenschappelijke kennis kan ertoe leiden dat we vaker dan ons lief is moeten stoppen met gewoontes waar we aan gehecht zijn, zoals het verbranden van hout. Maar als dat wetenschappelijk onderbouwd is en een positieve bijdrage levert aan het maatschappelijk belang kan ik daar het nut van inzien. Dat zal mij dan ook meteen helpen om me – soms met lange tanden – bij een nieuw verbod neer te leggen.’

Johan Braeckman
Johan Braeckman

Allemaal wetenschappelijk te plaatsen, jazeker. Maar is die wetenschappelijke blik niet al te vaak blind voor alles wat buiten het rationele valt maar daarom niet minder deel uitmaakt van de essentie van het mens zijn? Wat met de esthetische en traditionele aspecten waar Tinneke Beeckman het over had? En is er binnen die rationele blik nog plaats voor ons exces? Voor onze dwaasheid? Voor onze spiritualiteit en onze zonde?

In zijn jongste boek Volledige vergunning brengt de Nederlandse bioloog Midas Dekkers een ode aan de bruine kroeg zoals die alleen nog in het verborgene bestaat: een schemerig, oergezellig oord waar het – pint en sigaret in de hand – goed schuilen is tegen wat je met enige zin voor overdrijving de dictatuur van de volksgezondheid kunt noemen. Dat is een dictatuur die, zo schrijft Dekkers niet zonder enige ironie, het allerliefst een verbod op sterven zou uitvaardigen. Omdat zo’n verbod voorlopig nog niet mogelijk is, werd alvast het roken en drinken de wacht aangezegd.

Braeckman heeft dat boek van Dekkers gelezen. ‘Met veel plezier’, zegt hij. ‘Ik heb veel sympathie en begrip voor de dwarsheid die eruit spreekt. De uitspattingen waar hij over schrijft, zijn mij niet vreemd. Ik vind het prachtig om samen met mijn vrienden rond een bak Westvleteren te gaan zitten en aan het eind van de avond dronken in mijn bed te rollen. De kater heeft – als je hem niet elke dag beleeft – ook zijn waarde, en te veel drinken is bij mijn weten nog niet verboden. Wel is het verboden om in dronken toestand achter het stuur te kruipen. Dat is dan het punt waarop de rede de bovenhand haalt. Als Rik Torfs, die ik voor de rest wel een interessante denker vind, zegt dat onze nultolerantie op dat vlak hem irriteert, volg ik hem absoluut niet. Ik vermoed dat hij op dat moment eigenlijk iets anders wil zeggen, dat hij in feite protest aantekent tegen de dominantie van de rede. Torfs is een katholiek. Zijn discours lijkt me vooral een manier om het irrationalisme te verdedigen in een samenleving die daar steeds meer meewarig over doet. Vanuit zijn achtergrond valt dat te begrijpen. Maar ik denk niet dat je de vrijheid daar een grote dienst mee bewijst. Als je naar de geschiedenis kijkt, moet je toch toegeven dat onze evolutie naar meer rationaliteit extreem bevrijdend heeft gewerkt. Ga eens kijken naar de marteltuigen in het Gentse Gravensteen, denk ik dan. Daar zijn lessen uit te trekken. Dankzij het redelijk denken zijn we er op zowat alle vlakken op vooruit gegaan. Ik zal even cru zijn: kan religie daar veel tegenover plaatsen?’

Zullen ons dan maar helemaal onderwerpen aan de rede? Opnieuw is het eten van vlees een goed voorbeeld om duidelijk te maken dat ‘vrijheid’ en ‘ratio’ niet altijd makkelijk samengaan. ‘De wetenschap biedt veel argumenten die een vleesverbod rechtvaardigen’, stelt Braeckman. ‘Een koe is vanwege haar methaanuitstoot schadelijker dan een Hummer-terreinwagen. Daar kan een overheid toch moeilijk omheen? Zelfs los van de discussie over dierenrechten valt er heel wat voor een inperking of zelfs een verbod op vlees te zeggen.

Onze typisch Belgische, libertaire houding komt eigenlijk neer op hufterigheid

Politierechter Peter D’Hondt

Tegelijk besef ik natuurlijk ook wel dat je eeuwenoude gewoontes en mentaliteiten niet van de ene dag op de andere dag kunt veranderen. Zeker bij wat oudere mensen zoals ik ligt dat moeilijk. Toen ik een jaar of 23 was, las ik Animal Liberation, een dierrenrechtenmanifest van de filosoof Peter Singer. Die man heeft helemaal gelijk, dacht ik, en ik werd prompt vegetariër. Als ik dat nu zou lezen, zou ik wellicht ook vinden dat die man gelijk heeft, maar ik zou slimme argumenten zoeken om mijn irrationele gedrag te rationaliseren. (lacht) Belangrijke mentaliteitswijzigingen worden meestal aangestuurd door de jonge generaties. En die generaties hebben het gelijk vaak domweg aan hun kant.’

Misschien, zo vult Tinneke Beeckman aan, is de wrevel die velen vandaag ervaren vooral een gevolg van de bijzonder individuele manier waarop we onze vrijheid definiëren. ‘Vrijheid staat voor ons bijna gelijk met het bevredigen van onze individuele behoefte’, zegt ze. ‘Zo goed als iedereen heeft een auto en kan ermee rijden waar hij of zij wil. Omdat we dat al jaren gewoon zijn, ervaren we dat als een behoefte. Als die behoefte niet langer onbeperkt bevredigd mag worden, leidt dat tot frustratie. Dat is even begrijpelijk als kortzichtig. We zullen onze behoeftes moeten herdefiniëren in termen van de behoefte van de samenleving en van de generaties die na ons komen. Dat hoeft niet noodzakelijk te betekenen dat je die behoefte moet laten domineren of verstikken door de moraal. Je vleesbehoefte inperken is zowel voor je eigen gezondheid als die van de planeet een goed idee. Tegelijk kan die beperking je helpen om de waarde ervan te herontdekken. Onze grootouders gaven ons het goede voorbeeld. Ze aten misschien maar één keer per maand kip, maar als het op tafel kwam was het feest. Bovendien beperkten ze zich niet tot de kipfilet. Ze aten het hele dier, en kenden in die zin een grotere culinaire rijkdom.’

Griekse valsspelers

Nog even terug naar de gordelplicht. Meer dan veertig jaar nadat ze werd ingevoerd, lijkt het of nogal wat Belgen daar nog altijd geen vrede mee hebben. De Standaard meldde onlangs dat meer dan 2000 Belgen ‘om medische redenen’ een uitzondering hebben aangevraagd en gekregen. Ter vergelijking: in Nederland zijn dat er ongeveer 500. Het verschil lijkt een taai cliché over de Belgen te bevestigen. Ze zijn allergisch voor wetten, en ze zijn gespecialiseerd in de omzeiling en de ontduiking ervan. Mogelijk is dat een karaktertrek die we delen met de Grieken. Een Knack-collega met Griekse roots wist te vertellen dat de gordelplicht in het land van zijn vader met bijzonder veel raffinement wordt ontdoken. Zo kun je er T-shirts kopen waarop een schuine zwarte band is afgedrukt, om controlerende agenten te verschalken.

Is België het Griekenland van West-Europa? ‘Ik vrees dat er iets van aan is’, zegt Peter D’Hondt. ‘Als het gaat over dodelijke ongevallen staat Griekenland op één. België staat daar net achter, en doet het een stuk slechter dan Nederland, waar jaarlijks de helft minder doden vallen in het verkeer. Dat zegt iets over onze mentaliteit: de belgitude, die je ook weerspiegeld ziet in onze ruimtelijke ordening. Je kunt dat sympathiek vinden, maar in het verkeer is het vooral dodelijk. Het paradoxale is dat die libertaire houding in het verkeer, die eigenlijk neerkomt op hufterigheid, de belangrijkste reden is waarom we de wetten altijd strenger moeten maken. Hoe meer we ons aan de regels houden, hoe minder we er nodig hebben.’

Individuele vrijheid als een eufemisme voor vernietigend egoïsme? Het kost niet zoveel moeite om de parallel te zien met het seksuele verkeer, met Hollywoodproducent Harvey Weinstein in de rol van onverbeterlijke wegpiraat. ‘Ik wil niet moraliserend klinken,’ besluit Johan Braeckman, ‘maar veel wetten en verboden zouden onnodig zijn als er niet zoveel free riders en valsspelers waren. Werkelijke vrijheid impliceert vrijheidsbeperking. Dat inzicht is essentieel om vrijheid te begrijpen, maar het rijmt blijkbaar niet altijd met de menselijke psychologie.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content