‘Neen, je moet ouderen en mensen in een rolstoel niet aanspreken als kleuters’

Hebt u ook de neiging om héél traag te praten tegen mensen die oud zijn, een kleurtje hebben of in een rolstoel zitten? ‘Hou daar dan onmiddellijk mee op’, schrijft Knack-redactrice Ann Peuteman. ‘Er bij voorbaat van uitgaan dat iemand je niet zal begrijpen, is beledigend, neerbuigend en op termijn nefast.’

In het najaar was ik met een vriend op stap. Of beter: ik duwde zijn rolstoel door de stad. Door een flinke val met de koersfiets mocht hij een paar weken niet lopen. Maar hij moest en zou zijn huis uit gaan en dus duwde ik hem richting koffiebar. Terwijl ik al een cappuccino bestelde, was hij de kaart nog uitgebreid aan het bestuderen. De barista keek hem vragend aan, glimlachte beaat en begon toen héél traag tegen hem te spreken. Alsof het zijn eerste dag op de kleuterschool was. Nu is die vriend altijd wel in voor wat gein en dus vroeg hij haar op de dreinende toon van een vermoeide driejarige om een espresso. De vrouw was nog niet weer achter haar toog verdwenen of we kregen simultaan de slappe lach.

'Neen, je moet ouderen en mensen in een rolstoel niet aanspreken als kleuters'
© /

Grappig toch? Niet als je voor de rest van je leven tot een rolstoel bent veroordeeld en daardoor constant wordt aangesproken alsof je een vijs mist. Dag na dag word je geconfronteerd met goed menende maar toch zo traag sprekende en overdreven articulerende verkoopsters, loketbedienden, postbodes en andere passanten. Als ze al tegen je spreken, want de kans is groot dat ze zich veiligheidshalve wenden tot degene die je rolstoel duwt. Omdat ze die wél voor vol aanzien. Alsof je je benen nodig hebt om voor jezelf te kunnen denken, praten en beslissen.

Ook bejaarden kunnen ervan meespreken. Zolang ze kaarsrecht en zonder hulpmiddelen rondstappen, valt het meestal nog wel mee. Maar eens ze beginnen schuifelen, een rollator nodig hebben of opvallend moeizaam rechtkomen, veranderen de blik en de toon van degenen die hen aanspreken. ‘Blijkbaar krijg je bij elke rollator gratis een enorme portie minzaamheid’, zuchtte een vrouw van 85 onlangs. ‘Sinds ik met zo’n ding loop, praten mensen heel lijzig tegen me en gebruiken ze amper nog woorden van meer dan één lettergreep. Met mijn hoofd is er nochtans niets mis. Het zijn mijn knieën die niet meer meewillen.’ Natuurlijk zijn er oude mensen met een mistige geest die het moeilijk hebben om snelle conversaties te volgen. Maar meestal kun je dat niet van hun gezicht aflezen. Er is dus geen enkele reden om alle mannen en vrouwen op leeftijd aan te spreken alsof er al een dikke laag stof op hun hersenen ligt. Dat is namelijk beledigend. Alsof je na de Tweede Wereldoorlog moet zijn geboren om nog een volwassen conversatie te kunnen voeren.

Neen, je moet ouderen en mensen in een rolstoel niet aanspreken als kleuters.

Niet alleen mensen die oud zijn, met hun gezondheid sukkelen of een beperking hebben, krijgen die slow speech cadeau. Een paar jaar geleden sprak ik voor een reportage met bekeerde moslima’s. Sommigen vertelden me dat ze anders worden aangesproken sinds ze een hoofddoek dragen. Trager, met simpele woorden en ook nog vaak in het Frans. Dat geldt bij uitbreiding voor iedereen met een kleurtje. Blijkt dat de betrokkene net zo vlot en snel Nederlands spreekt als u en ik, dan krijgt hij geen excuses maar een compliment. ‘Amai, jouw Nederlands is goed.’ Nogal wiedes voor een Vlaming die al zijn hele leven in Vlaanderen woont. Alsof je een witte huid nodig hebt om te begrijpen wat er wordt gezegd.

De manier waarop we tegen mensen die we niet kennen (beginnen te) spreken is een bijzonder goede graadmeter voor onze vooroordelen. Als je heel traag, overdreven articulerend en in korte woorden praat, is dat meestal niet omdat je ervan uitgaat dat je gesprekspartner erg slim en helder van geest is. En dat beseft hijzelf natuurlijk ook. Onschuldig is dat niet – al die goede bedoelingen ten spijt. Het enige wat je met die minzaamheid en lijzigheid bereikt, is dat de man in de rolstoel, de bejaarden in hun rusthuiskamer en de vrouw met de hoofddoek zich heel erg klein en onwaardig gaan voelen.

Ondertussen is de rolstoel van die vriend al lang naar het plaatselijke thuiszorgfiliaal teruggebracht, maar af en toe lachen we nog eens met de slow motion barista. Of beter: telkens als hij iets zegt wat ik onzin vind, begin ik héél traag tegen hem te praten. Hij is tenslotte een man.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content