Na de graaicultuur: verdienen onze politici te veel?

Hendrik Vuye: 'Voor een beginneling is 4200 euro netto per maand een mooi bedrag, maar niet voor een ceo met ervaring.' © Vijselaar en Sixma
Simon Demeulemeester

Sinds de PubliFin- en Samusocial-schandalen is de publieke opinie extra gevoelig voor politici die hun inkomen opkrikken met mandaten, zitpenningen en voordelen allerhande. Maar hoeveel verdienen onze politici eigenlijk? En wat moeten ze daarvoor doen? Een enquête in het parlement, en daarbuiten: ‘Sommige politici sluiten bij de bank een lening af om hun verkiezingscampagne te kunnen betalen.’

Vorige week kreeg het graaischandaal bij de Brusselse daklozenorganisatie Samusocial zijn verwachte afwikkeling: de gevallen burgemeester van Brussel, Yvan Mayeur, hield het laatste restje eer aan zichzelf en nam ontslag uit de PS. Zijn partner in crime, ex-OCMW-voorzitter Pascale Peraïta, deed dat niet en werd door de PS zelf de laan uitgestuurd. Dat was onvermijdelijk, nadat bekend was geraakt dat beiden zich uit de giften voor daklozen jaarlijks tot 19.000 euro bruto aan zitpenningen lieten uitbetalen, en dat voor vergaderingen die niet eens plaatsvonden. Het partijorgaan dat daarover uiteindelijk heeft beslist, heet de Commission de Vigilance, het Waakzaamheidscomité dus. What’s in a name.

Waakzaamheid over wat er fout kon – en helaas ook zou – lopen: dat was in 1989 de reden waarom de oude CVP’er Luc Dhoore alle steun kreeg van de jonge SP-voorzitter Frank Vandenbroucke toen hij de eerste versie van een ‘wet op de partijfinanciering’ schreef. De publieke opinie waardeerde het initiatief, de politieke inner circle níét. Freddy Willlockx (SP.A) getuigde achteraf in De Morgen: ‘Dat was moedig van Frank, maar mensen die de oude gewoontes gewend waren, namen hem dat niet in dank af.’ Hoe dan ook, sinds het initiatief van Dhoore en Vandenbroucke zijn zowel de politieke partijen als de individuele politici aan allerlei regelgeving onderworpen. Die valt onder te verdelen in vier categorieën.

Vroeger verdiende een Kamerlid een royaal loon, vandaag wordt hij fair betaald

Roel Deseyn (CD&V)

Ten eerste heb je de wetten op de partijfinanciering, die de inkomsten regelen van het politieke bedrijf. Zo mogen partijen alleen nog giften aannemen van individuen, en niet meer van organisaties of bedrijven. Het totale bedrag wordt geplafonneerd en de giften zelf moeten kenbaar gemaakt worden. Ter compensatie krijgen de partijen royale dotaties van de overheid. Het systeem leidt tot rijke partijen, maar ook tot arme(re) politici: de marge voor extraatjes is weg.

Daarbij komt dat de verkozenen een deel van hun politieke inkomen afstaan aan hun partij, de zogenaamde afdrachten. Bij de N-VA bijvoorbeeld zijn die volgens insiders opgelopen tot een totaalbedrag van ongeveer 700.000 euro per jaar. De verschuldigde afdrachten verschillen van partij tot partij: van 5 tot 10 procent van het bruto-inkomen bij de liberalen, 5 à 7 procent bij de christendemocraten, 7,5 tot 10 procent bij N-VA tot (gemiddeld) 10 procent bij de socialisten en 20 tot 25 procent bij de groenen. In de provincie Antwerpen zijn er zelfs SP.A-afdelingen die hun verkozenen voor 30 procent ‘belasten’ – het is sterker dan henzelf.

Nieuwe badkamer

Een tweede reeks bepalingen slaat op de verkiezingsuitgaven. Sinds de barnumcampagnes van Paul Vanden Boeynants in de jaren zestig zijn de budgetten voor de verkiezingscampagnes de pan uit gerezen. Alle partijen moesten gaan bedelen bij het bedrijfsleven en rijke sponsors, met alle misstanden van dien. Daarom moet elke partij en elke politicus vandaag heel precies aangeven hoeveel geld er werd besteed aan de verkiezingscampagne, om zo aan te tonen dat de wettelijke plafonds niet werden overschreden.

Dat maakt verkiezingen vandaag goedkoper voor de partijen, maar voor de politieke kandidaten zijn ze alleen maar duurder geworden. Want sinds 2003 zijn de oude, vaak arrondissementele kieskringen in Vlaanderen uitgebreid tot het niveau van de provincies. Voor de partijen blijft de ’totaal te bestrijken’ oppervlakte dezelfde. Maar kandidaten die verkozen willen worden, moeten nu veel meer kiezers bereiken en dus meer campagne voeren. Roel Deseyn (CD&V) zit sinds 2002 in de Kamer, soms als opvolger. Verkiezingen blijven dus spannend voor hem: ‘Tijdens de legislatuur moet ik geld sparen voor de volgende campagne. Die heeft me al eens 20.000 euro gekost.’

Egbert Lachaert (Kamerlid Open VLD) kent de keerzijde van de medaille: ‘Aan mijn eerste Vlaamse verkiezing heb ik 10.000 euro gespendeerd. Ik was niet verkozen. Mijn vriendin zei: “We hadden het geld beter in onze badkamer gestoken.” Die was nog altijd een puinhoop en we hadden net een kind gekregen.’

Na de graaicultuur: verdienen onze politici te veel?

Het maakt voor politici in alle partijen ook een verschil of ze ‘in de gratie staan’ van de partijtop of niet. ‘In onze partij betaal je je verkiezingscampagne grotendeels zelfs. Behalve de nummer één op de lijst’, zegt Kamerlid Maya Detiège (SP.A). ‘Ik stond op de derde plaats en dacht dat ze ook voor mij een effort zouden doen. Niet dus. Dan moet je zelf geld opzijzetten. Dat is rekenen. Ik houd mijn campagnes altijd goedkoop, met kleine affiches voor een paar honderden euro’s. Maar sommige politici sluiten bij de bank een lening af om hun verkiezingscampagne te kunnen betalen. Zeker de nieuwkomers durven dat te doen, omdat ze alles op alles moeten zetten. Dan is het dramatisch als je 15 stemmen te kort komt, zoals Jaak Gabriels (Open VLD) ooit is overkomen.’

Een derde reeks bepalingen slaat op de transparantie van het politieke bedrijf. Politici moeten sinds 2005 jaarlijks al hun mandaten, ambten en beroepen aangeven. Deze lijst wordt in het Staatsblad gepubliceerd. Daarnaast moeten ze bij het Rekenhof een vermogensaangifte indienen, zij het onder gesloten enveloppe. Die aangifte is strikt vertrouwelijk en kan alleen door een onderzoeksrechter worden geopend in het kader van een strafrechtelijk onderzoek.

Parallel daaraan werd ook gewerkt aan een vierde soort regelingen met betrekking tot het statuut van politici. Die gaan dan over het aantal gesubsidieerde medewerkers, het parlementair pensioen, de uittredingsvergoeding van parlementsleden en dergelijke. Er kwamen nieuwe cumulregels en ook nieuwe regels over de bezoldiging van lokale mandatarissen. En sinds het Decreet Intergemeentelijke Samenwerking (2001) bestaat er in Vlaanderen alvast een basis voor een goede regelgeving voor de sector van de intercommunales en aanverwanten. Die worden trouwens nog voortdurend verfijnd.

Het gros van de regelgeving over het statuut van de politici is dus vrij recent. Een kleine anekdote: toen de Vlaamse regering de eerste versies van een statuut voor Vlaamse regeringsleden besprak, ontstond er een geanimeerde discussie tussen minister-president Luc Van den Brande (CVP) en begrotingsminister Wivina Demeester (ook CVP). Demeester had in het ontwerp laten opnemen dat ex-ministers nog zouden mogen beschikken over een wagen, mét chauffeur. Van den Brande wierp op: ‘Wivina, vind je dat niet een béétje overdreven?’ Waarop Demeester: ‘Luc, je bent al bijna tien jaar minister. Denk jij dat het nog veilig is om jou met de auto te laten rijden?’ De auto met chauffeur bleef dus behouden, net zoals de betaling van representatiekosten én begrafeniskosten – men kan voor zichzelf niet vooruitziend genoeg zijn.

Hoogzwanger

Toch is dat statuut voor parlementsleden een vangnet met grote gaten, vergeleken met de gewone sociale zekerheid. Roel Deseyn: ‘In het ziekenfonds kreeg mijn vrouw te horen dat ik als Kamerlid eigenlijk ‘geen werk’ heb: wij hebben geen reguliere werkgever en dus ook geen sociaal statuut. Parlementsleden vallen in de restcategorie ‘verblijvend in België’. Daarom moet volgens Kamerlid Hendrik Vuye het parlementaire statuut veel grondiger worden herzien: ‘Doordat we in geen enkel sociaal stelsel thuishoren, genieten we ook geen enkele vorm van sociale bescherming. Is het normaal dat het hoogzwangere PS-Kamerlid Nawal Ben Hamou naar de Kamer werd gesommeerd om tegen herziening van artikel 12 van de grondwet te stemmen (de verlenging van de voorlopige hechtenis van 24 tot 72 uur, nvdr), de dag nádat ze eigenlijk had moeten bevallen? Eender welke werkgever die dat zou durven te doen, riskeert een correctionele veroordeling, en terecht.’

Voor ik in de Kamer zat, had ik een aardige functie in de farmaceutische sector. Mijn collega’s van toen rijden nu met een Porsche, ik met een klein BMW’tje

Maya Detiege (SP.A)

Vandaag hebben parlementsleden een mooi loon, vindt Vuye. ‘Een Kamerlid verdient ongeveer 4200 euro netto. Dat is gebaseerd op het beginloon van een staatsraad bij de Raad van State. Voor een beginneling is dat een mooi bedrag, maar niet voor een ceo met ervaring. Vandaar ook die hoge forfaitaire onkostenvergoeding van 2000 euro per maand. En gelukkig hebben we daarbovenop nog een mooie uittredingsvergoeding, want opnieuw: omdat we geen sociaal statuut hebben, kunnen wij nergens op terugvallen. Dat leidt zelfs tot sociale drama’s, zoals Minneke De Ridder (N-VA) is overkomen.’

De Ridder was een lid van het Taal Aktie Komité (TAK) dat in 2010 tot haar eigen verbazing in de Kamer belandde. In 2014 was er voor haar geen plaats meer op de N-VA-lijst. In 2016 berichtte Het Nieuwsblad dat De Ridder uit haar huis was gezet en dat ze met haar twee tienerzonen in een bouwvallige chalet in de bossen van Ranst leefde, waar ze met een leefloon moest rondkomen. Commentaar van de jonge vrouw die een paar jaar voordien nog als N-VA-babe werd neergezet: ‘Het leven is hard, én duur.’

Ook nu nog worden er voortdurend grote en kleine veranderingen doorgevoerd aan het financiele en sociale statuut van politici. Het blijft work in progress. En af toe wordt zo’n aanpassing ook à la tête du client doorgevoerd. In 2005 had Steve Stevaert beslist om het actieve politieke bestaan in te ruilen voor het ambt van provinciegouverneur van Limburg. Stevaert was Vlaams viceminister-president geweest en partijvoorzitter. Een partijvoorzitter verdient evenveel als een minister (vandaag is dat ongeveer 230.000 euro bruto per jaar). De wedde van een gouverneur ligt met 115.000 euro bruto per jaar een pak lager. Daarom werd Stevaert ook voorzitter van verzekeraar Ethias, want zo kwam hij jaarlijks aan een extra inkomen van ettelijke tienduizenden euro’s. Maar Stevaert misrekende zich in de hardnekkigheid van zijn politieke vijanden, met Johan Sauwens (CD&V) op kop. Achter de schermen had Stevaert in 2001 een rol gespeeld in Sauwens’ ontslag als Vlaams minister. Sauwens was later de auteur van een amendement waardoor gouverneurs een cumulverbod voor bezoldigde mandaten kregen. Stevaert mocht als gouverneur dus nog altijd voorzitter van Ethias zijn, maar dan … gratis. Hij gaf al gauw het gouverneurschap op, en bleef bij Ethias.

Regelingen te over dus, en het gros ervan legt beperkingen op aan de financiële actieradius van de verkozenen. Net daarom hebben parlementsleden van zowat alle partijen het er moeilijk mee dat de publieke opinie ervan overtuigd is dat politici voortdurend uit zijn op extra geldelijk gewin en helemaal geen oog meer heeft voor wat de politiek ook aan persoonlijke uitgaven met zich meebrengt.

Na de graaicultuur: verdienen onze politici te veel?

Pinten, bekers, prijzen

Ouderdomsdeken en Vlaams Parlementslid Herman De Croo (Open VLD) kan ervan meespreken: ‘Ik geef per maand zo’n 1500 à 2000 euro uit aan pinten, bekers, prijzen. Wanneer ik op een affiche sta van een evenement ten voordele van gehandicapte kinderen, dan betaal ik dat 100 procent uit eigen zak. Want anders dan mijn vriend de bedrijfsleider mag een politicus zijn beroepskosten niet fiscaal aftrekken. In mijn geval loopt dat op: ik krijg per jaar 3000 uitnodigingen, op 800 ervan ga ik in. Ik werk 80 uur per week, en van vrijdag tot zondag bezoek ik gemiddeld 10 evenementen. Je ziet je kiezers alleen maar in het weekend, want in de week zijn ze aan het werk. Vandaar dat een gemiddeld parlementslid per week ongeveer twee weken werkt. Anders raakt hij niet meer opnieuw verkozen.’

De Croo heeft dan nog het voordeel dat hij een bekende naam is, een man die sinds de verkiezingen van 1968 onafgebroken zitting heeft in Kamer, Senaat of Vlaams Parlement. Maar gemiddeld, zo heeft hij eens uitgerekend, gaat een parlementslid maar vijf tot zeven jaar mee. Veel te kort om te spreken van een echte politieke carrière, maar ook net te lang om zonder meer de draad van je professionele loopbaan weer op te nemen.

Parlementslid Roel Deseyn (CD&V) noemt zichzelf daarom ‘financieel kwetsbaar’. ‘Ik ben Kamerlid en gemeenteraadslid in Kortrijk, dat is het. Ik heb geen andere private of publieke mandaten. Ik klaag niet over mijn inkomen. Ik heb een mooie wedde en gun mezelf de luxe van een comfortabele wagen omdat ik veel onderweg ben, maar dat is het ook. In onze fractie zie ik niemand met een exorbitante levensstijl. Kamerleden hebben vijf procent ingeleverd, de opzegvergoeding is fors aangepast. Vroeger verdiende een Kamerlid een royaal loon, vandaag wordt hij fair betaald.’

Kamerlid Maya Detiège (SP.A) vindt van zichzelf dat ze ‘een mooi loon’ heeft. Maar toch: ‘Voor ik in de Kamer zat, had ik een aardige functie in de farmaceutische sector. Mijn collega’s van toen rijden nu met een Porsche, ik met een klein BMW’tje. Niet dat ik ontevreden ben, maar financieel heb ik zeker ingeboet. En nog los van het feit dat dit mijn eigen keuze was, gaat het politieke leven wel gepaard met onzekerheid en risico’s, ook voor je gezin.’

De meeste politici ergeren zich dan ook aan de regeling waarmee de postcommunistische PVDA-PTB indruk maakt, zeker bij de man in de straat. Alle PVDA-verkozenen staan vrijwillig een deel van hun loon af aan de partij. Voor zichzelf houden ze een loon over dat vergelijkbaar is met dat van een arbeider. Voorman Raoul Hedebouw koketteerde er op De Slimste Mens nog mee dat hij ’tussen de 1700 en de 1800 euro’ overhoudt. ‘Netto, hè. Ik moet nog wat eten ook.’

De verkozenen van de andere partijen – van links tot rechts, van meerderheid tot oppositie – zijn niet geneigd om de logica van de PVDA’ers te volgen. Maya Detiège: ‘Voor de PVDA’ers mag je alleen nog in een tentje aan zee op vakantie gaan of je bent al verdacht. Een PVDA-militant verweet mij eens dat mijn moeder te veel verdiend had in haar leven (Léona Detiège is Vlaams minister geweest en burgemeester van Antwerpen, nvdr). Daar werd ik kwaad van: ik heb mijn moeder in mijn jeugd nooit gezien. Zij werkte keihard. Kunnen we een beetje redelijk blijven? De witte ridders en heilige maagden beduvelen de boel: wie zich heiliger voordoet dan de paus, beschuldigt de rest impliciet van ketterij. Ze schaden het vertrouwen in onze stiel.’

Aan mijn eerste Vlaamse verkiezing heb ik 10.000 euro gespendeerd. Ik was niet verkozen. Mijn vriendin zei: “We hadden het geld beter in onze badkamer gestoken”

Egbert Lachaert (Open VLD)

Egbert Lachaert denkt er hetzelfde over: ‘De PVDA legt de lat te laag. Ik hou van dit werk, maar voor 2000 euro doe ik het niet. Ik ben advocaat, rond mijn 26e was ik al vennoot in mijn kantoor en verdiende ik maandelijks 6000 à 7000 euro bruto. Dat verdien ik nu ook in de Kamer, het is een nuloperatie. Ik ben ook OCMW-voorzitter en schepen in Merelbeke, maar omdat de cumul tussen parlementslid en een lokaal mandaat afgetopt is op anderhalve keer de wedde van een parlementslid, is mijn wedde als OCMW-voorzitter begrensd op 2000 euro netto.’

Lachaert is overigens van oordeel dat lokale bestuurders ‘niet zo heel goed betaald’ worden. ‘De functie van OCMW-voorzitter en schepen brengt erg veel werk met zich mee. We zijn bezig met de inkanteling van het OCMW in de gemeentelijke administratie, ik heb 250 werknemers, we zijn een gebouw aan het bouwen van 23 miljoen euro. Als er een wiel afdraait, ben ik verantwoordelijk. Dat is hetzelfde als een groot bedrijf leiden, voor 2000 euro per maand.’

Mexicaans leger

Niet iedereen is het met Lachaert eens. In alle partijen treden er achter de schermen partijbonzen op die in alle discretie afspraken en regelingen maken. Zij stellen mee de verkiezingslijsten op en zitten mee aan tafel als er over lokale coalities wordt gesproken. Zij bewaren het overzicht over alle mogelijke mandaten in intercommunales, vzw’s en andere instellingen met politiek benoemde bestuurders. En ze hebben een goed zicht op wie wat verdient: ‘Wie een uitvoerend lokaal mandaat combineert met dat van parlementslid, heeft echt wel een aardig inkomen’, zegt een SP.A’er. Want naast die zichtbare combinatie van publieke mandaten zijn er ook minder transparante manieren om een behoorlijk inkomen bij elkaar te sprokkelen. Dan gaat het natuurlijk over de talloze mandaten in intercommunales en het oerwoud van ’tussenstructuren’.

Het is ‘een moeilijk debat’ volgens onze zegsman. Want inderdaad, er valt best mooi geld te rapen in dat bovengemeentelijke labyrint, zeker voor wie zijn weg kent. Tot nu vielen er vooral in de klassieke nutssectoren – elektriciteit, gas, water – veel mandaten te rapen. ‘De financiële belangen waren groot en dus kwam het privépartners als Electrabel goed uit dat er letterlijk honderden politieke bestuurders waren. Het professionele management kreeg tegenover zich een aardig vergoed Mexicaans leger, waarin niemand iets te zeggen had en iedereen tevreden was. Zo is in veel partijen een old boys netwerk ontstaan dat die jobs graag onder elkaar verdeelt. Neem dat je door die cumul aan mandaten 1000 tot 1500 euro extra verdient per maand: dat is easy money. Je gaat er ook naar leven en dus wil je die status niet kwijt.’

Na de graaicultuur: verdienen onze politici te veel?

Het systeem is taai. Want al bereidt Vlaanderen een grote fusieoperatie tussen de intercommunales voor, toch zullen er ook in de toekomst nog heel wat mandaten beschikbaar zijn. ‘Er worden voortdurend nieuwe structuren opgericht om aan nieuwe noden te voldoen’, zegt de SP.A’er. ‘De ecosector boomt, er komen steeds meer intergemeentelijke crematoria, er zijn politiezones en stadsbedrijven bij gekomen. Overal zijn bestuurders nodig. Hoeveel politieke bestuurders moeten er zijn? Hoe goed moet je ze vergoeden? Het blijft een moeilijke vraag, want uiteindelijk blijven de politici verantwoordelijk voor de publieke dienstverlening. Of gaan we dat helemaal overlaten aan het management, dat gemakkelijk 7000 euro netto per maand verdient, en soms ostentatief neerkijkt op de politiek aangestelde bestuurdertjes met hun schamele zitpenning van 200 euro?’

Ook Patrick De Rynck, professor bestuurskunde aan de UGent, ziet dergelijke verschuivingen in de lokale beslissingsmacht: ‘Steden en gemeenten zijn in een nieuwe wereld terechtgekomen. Het zwaartepunt van het lokaal beleid is verschoven van de klassieke administratie naar agentschappen, vzw’s en intercommunales. Daardoor wordt de democratische controle op het beleid veel moeilijker en is ze soms zelfs onbestaande. Terwijl elke gemeenteraad vandaag al perfect kan beslissen dat schepenen en burgemeester elk jaar moeten verantwoorden welke mandaten ze hebben, wat ze daarvoor betaald krijgen en wat ze daar precies voor presteren.’

Niet meer de gemeentelijke administratie, maar die parallelle structuren en verzelfstandigde netwerken zijn vandaag de kern van het lokale bestuur, aldus De Rynck. ‘Dáár wordt aan beleid gedaan, daar vallen de ingrijpende beslissingen met zware budgettaire gevolgen. Ons denken over lokaal beleid moet dus omgekeerd worden: de eigenheid van gemeentelijk beleid zit nu al in die netwerken en agentschappen en nevenstructuren. Vandaar dat we de gemeenteraad een nieuwe rol moeten geven: de gemeenteraad moet de democratische controle uitoefenen op het grotere geheel. Als dat niet gebeurt, wordt de gemeenteraad nog verder gemarginaliseerd en krijg je ook schepenen die in het autonoom gemeentelijk bedrijf dat onder hun bevoegdheid valt, zowat hun zin gaan doen als in een minikoninkrijkje. Dan gebeuren er rare dingen. We hebben ooit voor een schepen berekend hoeveel tijd hij zogezegd stak in al zijn mandaten. Als hij al zijn vergaderingen écht zelf bijwoonde, kon de man één uur per week thuis zijn.’ (lacht)

Is die schepen de grote uitzondering, of eerder de regel? Schuilt er in elke politicus een Geert Versnick – de Gentse kampioen in lokale mandaten die jarenlang onaantastbaar bleef, maar toen zijn positie onhoudbaar werd ‘geheel vrijwillig’ zijn ontslag aanbod? Egbert Lachaert: ‘De jongeren zijn een stuk harder geworden voor mandatarissen die in de fout gaan. Logisch ook: de graaiverhalen zijn echt vernietigend voor onze reputatie. Ik heb de laatste maanden een paar keer gedacht om ermee te stoppen. Echt waar. Al negen maanden lang moeten we ons voortdurend verdedigen tegen de bagger die over ons hoofd uitgekapt wordt, in plaats van in het parlement en in onze gemeenten ons werk te kunnen doen.’

Deseyn: ‘Enkelen zijn het aan het verpesten voor iedereen, en dat beeld blijft hangen. Ik ben ondervoorzitter van de onderzoekscommissie Panama Papers. Ik ben daar koppig blijven hameren op een aantal maatregelen die de staat op termijn miljoenen zullen opleveren. Dus denk ik: mijn carrière is nu al volledig terugbetaald.’ (lacht)

Herman De Croo: ‘Op mijn 79e is politiek nog altijd mijn lang leven. Een paar keer heb ik de vraag gekregen van een journalist om mij een week te volgen. Weet je hoe lang de recordhouder onder hen het volhield? Twee dagen. Daarom verzet ik mij tegen dat kunstmatig schuimpje dat wij politici te veel verdienen.’

Na de graaicultuur: verdienen onze politici te veel?
Na de graaicultuur: verdienen onze politici te veel?

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content