‘Ik vraag me af waarom zij moesten sterven en ik niet’

De ingang van station Maalbeek. 'Op straat zaten en lagen overal mensen: in shock, onder het stof, totaal verdwaasd. Het was één chaos.' © Isopix

Twee slachtoffers van de terreuraanslag blikken samen met hun hulpverlener terug.

Deborah François (29) uit Frankrijk heeft juist een postdoctoraat biologie aan de VUB afgerond. Ze zat in de metro bij station Maalbeek op het moment van de aanslag. Ze is nu in therapie voor posttraumatisch stresssyndroom.

Arbeidsgeneesheer Tine Gregoor (32) hielp tientallen gewonden bij station Maalbeek.

Deborah François: Ik was op weg naar de universiteit die dag. Normaal ga ik altijd met de bus, het was de tweede keer dat ik de metro nam in Brussel. Ik zat in het derde metrostel, net achter de wagon waar de bom ontplofte. Plots hoorden we een enorme explosie, we voelden een schok waardoor we van onze stoelen werden gelicht en zagen een lichtflits. Daarna werd het donker. Er ontstond een dikke rook- en stofwolk. Ik zag mensen hun sjaal voor hun mond binden en deed hetzelfde. De verstikkende rook was enorm beangstigend, de deur kon niet open, ik kreeg het heel benauwd. Om me heen hoorde ik mensen kermen en schreeuwen. Ik herinnerde me hoe ik op school had geleerd om zo dicht mogelijk bij de grond te blijven tijdens een brand. Dus ging ik op de vloer van de metro zitten en wachtte af. Het lukte me om kalm te blijven.

Na een paar minuten trapte een man het raam van de deur open en omdat ik er vlak naast zat, stapte ik als een van de eersten door de opening naar buiten. Ik volgde de persoon voor me en klom half op de tast het perron op. Intussen moest ik denken aan de aanslagen in Parijs en ik vroeg me af of er nog andere terroristen in het metrostation waren. Misschien schoten ze iedereen neer die ze tegenkwamen. Ik was doodsbang, maar wist toch de weg naar boven te vinden. Ik wilde kunnen ademen en zo snel mogelijk naar buiten. Op straat zag ik overal gebroken glas. Een politieagent bracht ons naar een kantoor waar gewonden lagen. Daar zag ik vreselijke toestanden. Zwaar verbrande slachtoffers. En bloed. Overal bloed.

Tine Gregoor: Ik ben daar ook geweest. Er lagen elf zwaargewonden op de vloer, onder het bloed. Ik was vlak in de buurt op het moment van de aanslag, ik zat met mijn vriend en dochtertje in de auto en volgde het nieuws over de aanslag in Zaventem. Tot ik een tweet zag over de bom in de metro. We zijn meteen gestopt vlak bij de ingang van station Maalbeek. Op straat zaten en lagen overal mensen: in shock, onder het stof, totaal verdwaasd. Ik begon te helpen waar ik kon. Vroeg mensen hun sjaals af te geven om wonden af te binden. Mijn man ging in een hotel handdoeken halen. Zo redde ik wat er te redden viel. Het was één chaos. Ik heb wonden gezien die ik nooit zal vergeten. Iemand had een zware hoofdwond en toen ik die wilde verzorgen, bleek de hoofdhuid compleet los te zitten. Ik had een scalp vast. Wanneer ik infusen wilde plaatsen, bleek dat in veel gevallen niet mogelijk omdat de armen vol breuken zaten. Ik herinner me iemands arm waarin geen enkel bot meer vast zat, ik kneep in iets dat compleet verbrijzeld was. Iedereen was er heel erg aan toe.

In de opvangruimte waar Deborah was, zag ik fel verbrande slachtoffers. We legden koude kompressen, maar ze hadden zó veel wonden dat de brandwonden niet eens meer opvielen. Ik vergeet ook nooit meer die ene vrouw die er lag. Haar ingewanden hingen uit haar buik. Ze verging van de pijn maar ze huilde niet. Ze was zo sterk, zo rustig. Ik voelde haar kracht, haar wil om te blijven leven. Ik heb haar verzorgd tot ze in de ambulance werd weggebracht. Ze is in het ziekenhuis gestorven. (lange stilte) Ik voel me er nog altijd slecht over. Had ik meer voor haar moeten doen, had ik iets fout gedaan?

François: Ik heb die vrouw ook gezien. Ik droom vaak over haar. Maar ik dacht dat ze nog leefde.

Gregoor: Helaas niet. Dat is de onmacht die ik ervaar.

Tine en Deborah ontmoetten elkaar in het Thonhotel. Dat was ingericht als medische voorpost.

Gregoor: Deborah huilde en vertelde dat ze pas voor de tweede keer de metro had ge-nomen. En dan gebeurt er zoiets. Ze was niet zwaar gewond, ze had alleen blauwe plekken. Maar ze was in shock, zoals iedereen. Ik heb haar vastgenomen en getroost. Toen ik vertelde dat ik mijn handtas en telefoon niet kon vinden, heeft ze me haar gsm gegeven zodat ik mijn vriend, die ik ook kwijtgeraakt was, een berichtje kon sturen, bellen lukte niet. Ik maakte me ook grote zorgen want op de medische voorpost in het kantoorgebouw hoorde ik foutieve berichten over een derde aanslag. Hoe lang ik bezig ben geweest met de gewonden, wist ik toen niet. Ik was alle gevoel van tijd kwijt. Het ging maar door, de slachtoffers bleven komen.

François: We werden na een tijdje in een bus gezet en naar het ziekenhuis in Anderlecht gebracht. Ik heb Tine niet meer teruggezien. Maar ik had het nummer van haar vriend en zo hebben we contact gehouden, via berichtjes.

Gregoor: In mei was er een herdenking in Brussel. Ik heb Deborah toen gevraagd om te komen. Maar ze was in Frankrijk bij haar familie. We zien elkaar nu voor het eerst terug.

François: De eerste drie maanden na de aanslagen leek het alsof mijn brein elke herinnering had gewist. Alsof het nooit gebeurd was. Tot ik naar een bijeenkomst ging van slacht-offers die zich burgerlijke partij wilden stellen. Ik hoorde dezelfde verhalen die ik had meegemaakt en schrok enorm. Plots besefte ik dat het wel degelijk echt gebeurd was. En dat ik erbij was geweest. Het is een van de symptomen van posttraumatisch stresssyndroom begreep ik later. Ik ben naar een psycholoog gegaan want ik trok het niet meer. Nu volg ik EMDR (Eye Movement Desensitisation and Reprocessing, nvdr), een therapie om te leren omgaan met traumatische ervaringen. Het helpt. Maar het gaat op en af. Sommige dagen voel ik me goed, op andere dagen wil ik het liefst in bed blijven en niemand zien, niets doen.

Ik heb het vooral moeilijk met de doden die in Maalbeek zijn gevallen. Ik vraag me af waarom zij moesten sterven en ik niet. Daar voel ik me schuldig over, al weet ik dat ik er niets aan kon doen. Maar als ik me goed voel, bekruipt me telkens weer dat schuldgevoel. Alsof ik niet meer mag genieten van het leven. Want zij zijn er niet meer. Ik ken die mensen niet, maar ik voel me verbonden met hen. Het is alsof ik familie heb verloren. Het is een rouwproces. Elke dag denk ik aan hen en aan hun familie. Van andere slachtoffers hoor ik hetzelfde, ik ben blijkbaar niet alleen.

Gregoor: Ook ik heb dingen geblokkeerd. De eerste weken schrok ik op van het geluid van ambulances. Het team dat ik hielp, ervoer soortgelijke klachten. De loeiende sirenes waarin we urenlang werkten, herinnerde ik me niet meer. Enkele weken later zocht ik het team op in het Sint-Pietersziekenhuis. Toen heb ik nog een aantal mensen bezocht die ik had geholpen en die nog altijd op Intensieve Zorg lagen. Ik herinnerde me bijna niet meer hoe ze eruitzagen. Iedereen nabij de metro was bedekt met roet, de haren waren allemaal verbrand. Vandaag herkenden Deborah en ikzelf elkaar ook niet meer op het eerste gezicht.

François: Het leven is voorgoed veranderd sinds Maalbeek. Ik kan niet meer begrijpen waarom mensen zich druk maken om onbenullige zaken. Vroeger was ik ook zo. Maar nu kan en wil ik er niet naar luisteren. Dat is de tweede fase van het proces waar je als slachtoffer door moet. In het begin ben je slachtoffer van de gebeurtenis zelf. Later ben je slachtoffer omdat iedereen het vergeet en weer doorgaat met zijn eigen leven. Terwijl jij het niet kúnt vergeten. Dat is een heel eenzame ervaring. Daarnaast heb ik concentratieproblemen, angsten als ik vuurwerk hoor, of sirenes.

Gregoor: Ik voel me redelijk op het moment. Maar ik heb ook slechte dagen. De aanslagen hebben mijn leven zwaar overhoopgegooid. Plots kwamen zaken in een stroomversnelling terecht. Ik ben van baan veranderd, mijn relatie is beëindigd. Plots wist ik veel beter waar mijn prioriteiten lagen. Ik hoor dat andere slachtoffers ook ingrijpende beslissingen hebben genomen na de aanslagen.

François: Mensen als jij, Tine, die zo veel anderen hebben geholpen, hebben het verschil gemaakt voor een hoop slachtoffers die dag. Jouw simpele omhelzing maakte mijn dag, echt waar. Het is een van de weinige goeie herinneringen die ik eraan overhoud. Ik verwacht niet dat ik de aanslag ooit achter me zal kunnen laten, ik hoop wel dat ik ermee kan leren leven.

***

Beatrice Lamah (47) werkt op de luchthaven van Zaventem. Ze stond aan de check-in, vlak bij de plek waar de bommen ontploften. Na twee maanden ging ze weer aan de slag. Ze volgt nu slachtofferhulp en therapie.

Kristien Schollen (58), werkt bij het Centrum Algemeen Welzijnswerk (CAW) bij de dienst slachtofferhulp. Ze begeleidt Beatrice Lamah.

Beatrice Lamah: Ik werk voor ICTS Belgium, een veiligheidsbedrijf. We staan onder andere in voor de security van American Airlines. Na de aanslagen is de maatschappij vertrokken uit Zaventem. Maar toen waren ze er dus nog. Ik stond dikwijls aan de check-in, om de passagiers te ondervragen voor ze hun instapkaart krijgen. Op 22 maart stond ik bij rij 8, balie 4, toen het gebeurde. Ik hoorde een enorme knal. Voor ik besefte wat er aan de hand was, volgde een tweede dreun. Het was heel dichtbij, door de druk werd mijn hoofd tegen de balie geslagen. Het licht ging uit, alles stopte. Het enige wat ik hoorde, waren huilende en kermende mensen. Ik rook een scherpe brandgeur, zag overal rook. Uit angst ben ik onder de balie gekropen, totaal gedesoriënteerd. Tot de militairen verschenen. Ze riepen dat we allemaal zo snel mogelijk naar buiten moesten. Ik struikelde tussen de mensen de vertrekhal uit. Onderweg zag ik overal gewonden. Bloedend, schreeuwend. Sommigen bewogen niet meer. Bij onze balie lag een collega op de grond. Op zijn rug lagen stukken huid van andere slachtoffers. Ik begreep dat er een aanslag was geweest, heel dicht bij de plek waar ik had gezeten.

We werden naar het Sheraton aan de overkant gestuurd. Daar zag ik mijn supervisor. Van daaruit gingen we te voet naar ons kantoor, een kwartier lopen. Onderweg kwam ik drie jongens tegen, ze leken van niet-Belgische afkomst. Ze waren hardop aan het lachen. Ik begreep er niets van, was er zwaar door geschokt. Anderen hebben ze ook gezien. Ik vertel dit niet om de boel op te stoken, ik ben niet haatdragend. Ik vertel het omdat ik er nog altijd door geschokt ben. Hoe konden ze in godsnaam lachen na zo’n afgrijselijk drama?

Daarna hebben we een tijdlang op ons kantoor gezeten. Ik hoorde over collega’s die er heel slecht aan toe waren. Een been af. Zware brandwonden. We zijn lang bij elkaar gebleven die dag. We troostten elkaar, huilden, praatten, deelden koekjes uit, thee. Het saamhorigheidsgevoel was groot. Daar denk ik nog altijd aan terug. Het helpt bij de verwerking. Het besef dat er ook goeie mensen zijn.

Kristien Schollen: Diezelfde middag belde de politie thuis aan bij Beatrice. Omdat ze zo dicht bij de aanslagen was geweest, wilden ze haar ondervragen. Nu is ze getuige in het onderzoek. Van de politie vernam ze dat een derde bom was gevonden. Op drie meter van de balie waar ze die ochtend werkte.

Lamah: Toen ik dat hoorde, schrok ik enorm. Opeens drong het besef door dat ik dood had kunnen zijn. Dat ik ongelooflijk veel geluk heb gehad dat die bom niet was afgegaan. Vanaf dat moment wist ik: ik moet leven. Alles eruit halen. Dat besef ik nog altijd even intens. Ik moet leven. Ik probeer een beter mens te zijn. Minder zelfzuchtig. Maar ik heb ook last van angsten. Ik durf anderen niet meer te vertrouwen. Mijn gehoor is nog altijd beschadigd. Lawaai kan ik niet goed verdragen. Ik volg therapie via mijn dokter en ga ook nog steeds bij Kristien op gesprek.

Schollen: Een maand na de aanslagen stond Beatrice voor de deur. Doorverwezen via de politiepsycholoog. Al gauw ontstond een vertrouwensband, daar had ze veel behoefte aan. In het begin kwam ze wekelijks, nu maandelijks. De ene keer is ze opgewekt, de andere keer vecht ze tegen de angsten en negatieve gedachten. We geven bij het CAW geen therapie, we luisteren en verwijzen door als het nodig is. Maar ik ben er zeker van dat Beatrice er wel zal komen.

Lamah: Het leven zal nooit meer hetzelfde zijn. Maar het besef dat ik er nog ben, houdt me op de been. Ik heb besloten volgend jaar opnieuw te gaan studeren. Psychologie of iets in de zorg. Ik wil geen tijd meer verspillen.

Tekst Joanie de Rijke

‘Iedereen gaat door met zijn eigen leven, terwijl jij het niet kúnt vergeten. Dat is een heel eenzame ervaring.’ Deborah

‘Onderweg kwam ik drie jongens tegen, ze leken van niet-Belgische afkomst. Ze waren hardop aan het lachen.’ Beatrice

‘Eén vrouw vergeet ik nooit meer. Ik voel me er nog altijd slecht over. Had ik meer voor haar moeten doen? Had ik iets fout gedaan?’ Tine

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content