De journalistieke neus

Media beleven hun hoogtepunt in electorale tijden.

‘Wellicht moeten we vrezen een punt te hebben bereikt waar we elke nieuwe analyse als een gevaar bekijken, elke innovatieve gedachte als een zware last ervaren, elke maatschappelijke vooruitgang als een stap naar revolutie, zodat we uiteindelijk komen tot een algehele weigering om ook maar te bewegen.’ Dit citaat uit het standaardwerk van Alexis de Tocqueville uit 1835 over de Amerikaanse democratie kan treffend worden toegepast op de voorbije verkiezingscampagne.

Verbaal kwam er alvast veel in beweging: oproepen om écht goed te gaan besturen, om verantwoordelijkheid te blijven of te beginnen opnemen, om zaken drastisch te veranderen of grondig aan te pakken…

Het belang daarvan mag niet worden over- of onderschat. Niet onderschat, want het is een grote, relatief zeldzame luxe om die grote diversiteit aan opinies te kunnen uiten. In dit land wordt men er niet voor gearresteerd of neergeschoten. Hopelijk kan dat ook zo blijven – al doet de koelbloedige moord op een vrederechter en haar griffier twijfel rijzen of we nog wel burgers zijn die een maatschappelijk project delen. Niet overschat, om twee redenen.

De eerste is dat de ‘overwinnaar’ die zo’n 20 à 30 procent behaalt in zijn regio er waarschijnlijk zo’n 10 à 15 procent mee verwerft op ‘nationale’ basis, en dat blijft een relatief bescheiden minderheid. De tweede is dat de verkiezing zélf altijd een belangrijk keerpunt oplevert: tussen het tijdperk van het woord – de aankondiging – en het tijdperk van de daad – het beleid.

Met andere woorden: is de electorale retoriek omzetbaar in maatschappelijk beleid? Kan de optelling van Vlaamse en Franstalige minderheden, gelardeerd met een diversiteit aan maatschapijopvattingen, ook leiden tot een toekomstgericht maatschappelijk project waarrond de samenleving, na in de diverse richtingen van de diverse voorgangers te hebben gekeken, zich kan verenigen? Want daaraan hebben we toch behoefte: een motiverend, overtuigend en meeslepend maatschappelijk project dat ons met z’n allen vooruitbrengt, emancipeert, doet groeien om uit het economische en budgettaire dal te klimmen en de samenleving opnieuw op te bouwen? Regelmatig werd tijdens de campagne de vraag gesteld of het ook eens over de échte kern van de zaak mocht gaan. Ook vanuit de media, die (ook) een neus hebben voor al de nevenaspecten.

De mediafocus voor verkiezingsdag lag, wellicht onvermijdelijk, veeleer op verschillen dan op toekomstige samenhang – hoewel verkiezingen toch essentieel gaan over wat er naderhand mee gebeurt, niet over de campagnes.

In een Britse krant las ik de suggestie om in crisistijd te werken met maar twee departementen, een Department for Out of the Box-Thinking, en een Department for Common Sense. Dan zouden de zaken nogal eens vooruitgaan. Dankzij het open electorale debat en de media-aandacht werden doeltreffendheid, doelmatigheid en leiderschap opnieuw populaire categorieën. Houden zo.

Media beleven hun hoogtepunt in electorale tijden. Schitterende bijdragen zijn aangeboden, uitstekende debatten, interviews en bijlagen. Regelmatig nam een kandidaat de maat van zijn of haar opponent, jong talent kon vaak verbluffend goed presteren, ervaring werd soms arrogantie, wanhoop en moed werden getoond, met onrustige en met rustige vastheid, en hier en daar werd ook de afwezigheid van talent pijnlijk duidelijk.

Meestal, aldus George Orwell in In Front of Your Nose uit 1946, zijn politieke voorspellingen verkeerd. In je gezinsbudget, aldus Orwell, word je er snel mee geconfronteerd dat twee plus twee vier is, maar in de politiek kan het deel makkelijk groter zijn dan het geheel. Alle mogelijke tegenstrijdigheden en absurditeiten zijn uiteindelijk immers terug te brengen tot een soort van geheime hypothese dat iemands politieke opvattingen – anders dan zijn gezinsbudget – niet hoeft te kunnen weerstaan aan de ontnuchterende werkelijkheid van elke dag.

Leo Neels

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content