Stijn Baert

‘Minimumloon drastisch optrekken, is een heel slecht idee’

Stijn Baert Professor arbeidseconomie aan de Universiteit Gent en Universiteit Antwerpen

Op vraag van het ABVV starten de sociale partners gesprekken op rond een ‘serieuze’ verhoging van het minimumloon. Voor professor arbeidseconomie Stijn Baert is een dergelijke verhoging geen optie. Volgens hem komen daardoor net de banen van degenen wiens loon men wil verhogen in gevaar.

Afgelopen week zei de achterban van de socialistische vakbond ABVV ‘nee’ tegen het interprofessioneel akkoord (IPA) dat vertegenwoordigers van de vakbond in de groep van 10 hadden afgesloten. Toen het begon te dagen dat interessante elementen van dat akkoord, zoals de welvaartsenveloppe, dan ook konden sneuvelen, paste de ABVV-top haar communicatie aan. Ze zijn nu bereid het volledige IPA mee uit te voeren, behalve de bepalingen omtrent de verhoging van het minimumloon met 1.1 procent. Die verhoging wordt op hun vraag in de frigo gestoken en een bredere onderhandeling over een ‘serieuze’ stijging van het minimumloon wordt opgestart.

Die positie van het ABVV is hoogst eigenaardig. In het kader van het IPA werd immers vorige maand al formeel afgesproken dat naast de beperkte verhoging van het minimumloon ook een ruimere discussie nog zou volgen. Wat de ABVV-top nu overstag heeft doen gaan, is dus eigenlijk iets wat al afgesproken was. Begrijpe wie kan…

Minimumloon drastisch optrekken, is een heel slecht idee.

Een belangrijker vraag is evenwel of een meer drastische stijging van het minimumloon – het ABVV vraagt een verhoging van het minimumuurloon van ongeveer 10 euro naar 14 euro – realistisch is. Men zou die vraag positief kunnen beantwoorden. Simpelweg omdat in verkiezingstijden alles wat denkbaar is, realistisch wordt. Maar wijs is een drastische stijging zeker niet. Knettergek ligt dichter bij de waarheid.

Datawerk overal ter wereld is immers vrij helder op dit punt: hogere minimumlonen gaan typisch hand in hand met minder tewerkstelling. Dat is ook niet onlogisch. Hogere minimumlonen verhogen de loonkosten van werknemers die op het minimumloon zitten. Wanneer het ABVV zou gevolgd worden, zou dit in sommige gevallen een verhoging van de loonkost met vele procenten kunnen betekenen. Als na een dergelijke verhoging van het minimumloon werkgevers sommige werknemers meer zouden moeten betalen dan wat hun arbeid oplevert aan productie, dan hebben die werkgevers er belang bij naar alternatieven uit te kijken. Activiteiten automatiseren of naar het buitenland verplaatsen, bijvoorbeeld.

Een beetje oneerbiedwaardig gesteld, kun je deze situatie vergelijken met een bezoek aan de supermarkt. Wanneer je favoriete koekjes plots heel veel duurder worden, misschien zelfs duurder dan wat ze je waard zijn, dan zal je geneigd zijn om voor alternatieven te gaan of eventueel in een andere winkel te gaan rondkijken.

Insider/outsider

Wint er dan niemand bij een verhoging van het minimumloon? Toch wel. Werknemers met een (heel) laag loon die hun job kunnen behouden zullen meer comfort krijgen. Daar staat tegenover dat sommige van hun collega’s, voor wie de verhoging van het minimumloon ook bedoeld is, hun baan kunnen verliezen. Om nog maar te zwijgen over laaggeschoolde werklozen, voor wie het nog moeilijker wordt om een baan te vinden. In economische termen: de insiders worden verzorgd, maar de outsiders krijgen het nog moeilijker.

In het bijzonder valt, wanneer men het ABVV zou volgen, te vrezen voor een stijging van de jeugdwerkloosheid. Jongeren die van de schoolbanken komen en door hun beperkte ervaring nog niet heel productief zijn, zullen, in economische termen, dat hogere minimumloon vaak nog niet waard zijn. Zo ontstaat een paradox: enerzijds moet men voldoende ervaring hebben om een productiviteit te kunnen leveren die een hoger minimumloon rechtvaardigt, anderzijds houdt dat hogere minimumloon het opdoen van ervaring tegen.

Nu al worden de hoge loonkosten in ons land gezien als een belangrijke verklaring voor onze hoge jeugdwerkloosheid. De uurloonkost voor een laaggeschoolde jongere is haast nergens zo hoog als in België. Daarbij is niet alleen het wettelijke, nationale minimumloon van tel, maar ook de verhoogde minimumlonen die in vele sectoren gelden. Collega François Rycx (ULB) toonde eerder aan dat het werkelijke gemiddelde minimumloon in ons land daardoor nog eens meer dan 10% hoger ligt.

Betere recepten

Moet we dan helemaal niks doen om de koopkracht van laaggeschoolde werknemers te verhogen? Net wel. In mijn evaluatierapport ‘Jobs, jobs, jobs! Heeft Michel-I de mantra waargemaakt?’ beschrijf ik hoe hoge aantal inactieven, die geen baan hebben maar er ook geen zoeken, hét kernprobleem van onze arbeidsmarkt is. Om hen richting de arbeidsmarkt te verleiden, moet uit werken gaan dringend meer opleveren.

Maar een hoger minimumloon is daartoe dus het verkeerde middel, omdat het de potentiële banen voor onze inactieven onder druk zet. Gelukkig zijn er betere recepten. Zo dient men toekomstige belastingenverlagingen niet uit te smeren over alle werknemers, maar te focussen op de laagste lonen, zodat zij meer netto van hun brutoloon overhouden. Ook een verlaging van de indirecte kosten die uit werken gaan met zich meebrengt, bijvoorbeeld via investeringen in kinderopvang, is een betere piste.

Conclusie?

De koopkracht van laagopgeleiden proberen verhogen door het minimumloon drastisch op te trekken, is een heel slecht idee. Men brengt er immers net hun banen mee in gevaar, zodat ze op het einde van de rit met een lagere koopkracht kunnen achterblijven. Ik hoop dus dat de ‘brede’ discussie omtrent de minimumlonen in de praktijk een ‘nog bredere’ discussie omtrent de koopkracht van laaggeschoolde werknemers mag worden. Nog minder tewerkgestelde Belgen, al is het dan tegen een iets hoger loon, is immers iets wat niemand wenst, toch?

Stijn Baert is professor arbeidseconomie aan de Universiteit Gent en Universiteit Antwerpen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content