Simon Demeulemeester

‘Met de trein of met de auto, op tijd op het werk raken is stilaan onmogelijk geworden’

‘Hoe zorgen we ervoor dat mensen op tijd op hun werk geraken?’ Het is een boerenvraag, maar krijg ze maar eens beantwoord in dit land van blikken slakken’, schrijft Knack-journalist Simon Demeulemeester.

Zodra het even regent, slibben onze snelwegen dicht. Zodra er wat sneeuw valt, staan de treinen stil. Zodra er twee auto’s tegen elkaar aan botsen, staat er 40 kilometer file. De hardwerkende Vlaming is wat zijn mobiliteit betreft de hardgejoste Vlaming geworden: het is zo goed als onmogelijk geworden om op tijd op het werk te raken.

Wie om 9.00 uur op kantoor in Brussel wil staan, weet al jaren dat dit een naïeve illusie is. Toen ik vijf jaar geleden begon te werken, kreeg ik van collega’s de raad mee om voor 6.30 uur voorbij Aalst te zijn. Vandaag moet je er al om 6.00 uur voorbij zijn, of je verliest anderhalf uur.

Het Vlaams Verkeercentrum trok eerder deze maand aan de alarmbel: onze files waren nooit langer. In 2016 waren ze op een gemiddelde werkdag 141 kilometer lang. Dat is twee keer onze kustlijn, zes kilometer langer dan een jaar ervoor en 15 procent langer dan in 2012. Bovendien is in 2016 de filezwaarte – waarin de duurtijd van de files is meegerekend – ook gestegen, met liefst 40 procent ten opzichte van 2015.

‘Met de trein of met de auto, op tijd op het werk raken is stilaan onmogelijk geworden’

Die cijfers zijn schandalig. De prognoses zijn angstaanjagend: het zal alleen maar erger worden. Het Federaal Planbureau berekende dat in er 2030 zo’n 20 procent meer auto’s, 50 procent meer vrachtwagens en dubbel zoveel bestelwagens over onze snelwegen zullen rijden. Of beter: onze snelwegen in een stoet van blikken slakken zullen veranderen. Waar een automobilist zich vroeger alleen zorgen kon maken over zijn CO2-uitstoot, moet die zich vandaag afvragen hoe schadelijk het slijmspoor is dat hij achterlaat.

Draaglijke offers

Dit probleem hakt er aan twee kanten in bij de mensen. Wie voor dag en dauw thuis vertrekt, doet dat niet zelden met een schuldgevoel omdat je vrouw/man en kind achterlaat zonder ze te zien, te spreken of te kunnen kussen. Vanochtend kreeg ik vanuit een donkere kinderkamer te horen dat ik moest blijven en mee-ontbijten. Mijn zoon zal tot morgenvroeg moeten wachten om mij terug te zien, want maandag is een lange werkdag.

Dat offer zou draaglijker zijn, mocht ik aangekomen zijn op het uur dat mijn gps aangaf toen ik vertrok om 6.02 uur: 7.00 uur. Er schuilt veel ouderwets arbeidsgenoegen in vroeg beginnen.

‘Waar een automobilist zich vroeger alleen zorgen kon maken over zijn CO2-uitstoot, moet die zich vandaag afvragen hoe schadelijk het slijmspoor is dat hij achterlaat.’

Dat pakte even anders uit. Ik kwam aan om 8.23 uur. Dat is 2 uur en 21 minuten rijden. Twee uur en eenentwintig minuten. Over 80 kilometer. Ik ben dus voor niets om 5.15 uur opgestaan, heb voor niets mijn zoon teleurgesteld en mijn vrouw gestoord tijdens de laatste uurtjes dat ze kon slapen. Ik ben niet beloond voor een inspanning. En laat net dat de kern van de drang tot vooruitgang zijn.

Vandaag was het een ongeval dat voor anderhalf uur file zorgde. Je kunt daar mild over zijn: niemand voorziet dat, en de gevolgen zijn vaak zwaar. Maar morgen zal het de regen zijn, overmorgen misschien de sneeuw.

Afstraffing

Idem als ik het vermetele idee zou hebben om met de trein te komen. Is het te warm, dan zetten de sporen uit. Te koud? Dan krimpen ze. Waait het, dan komt er een kabel naar beneden. Alsof je elke dag het Lucky Luke-album De spoorweg door de prairie naspeelt, waarin de cowboy desperado’s, Blauwvoet-indianen en ravijnen moet trotseren.

Als niets van dat alles gebeurt, dan heb je maar 10 minuten vertraging. Maar 10 minuten, maar wel elke dag. Zonder uitzondering, bij elke rit. Ik zou ermee kunnen leven. Mocht dat niet het hele concept van openbaar vervoer onmogelijk maken. Ik mis altijd de aansluiting met mijn bus. Waarom zou ik dan om 6.32 uur de trein nemen, om ook maar om 9.00 uur aan te komen op kantoor? Dat is geen beloning voor een inspanning. Dat is een afstraffing. Je bent een clown. Blijf in je bed liggen, of kom te voet naar Brussel.

Alles laat vermoeden dat het beleid erop gericht is ons met de auto te doen rijden. Bedrijfswagens zijn fiscaal aantrekkelijk, op het openbaar vervoer wordt vooral bespaard. Dat maakt mensen als ik problematisch: ik woon ver van mijn werk en overbrug die afstand met een bedrijfswagen, waarin ik alleen zit. In plaats van die bedrijfswagen fiscaal voordelig te maken, zou de overheid er goed aan doen om het voor bedrijven voordelig te maken om zich in het centrum van een stad te vestigen. In het centrum van Brussel staat nogal wat kantoorruimte leeg, dat zie je meteen wanneer je uit Brussel-Zuid, -Centraal of -Noord komt. Die twee puntjes met elkaar verbinden: dat is toch geen rocket science?

Ik ben het moe gehoord, het gewauwel over zuurstof voor onze economie. Het geklaag over de vakbonden die het land platleggen. Het gedaas over te hoge belastingen. Het getier over luie leefloners en mensen die ‘gewoon niet meer willen werken’. Dé vraag is: hoe zorgen we ervoor dat mensen op tijd op hun werk raken? Het is een boerenvraag. Maar krijg ze maar eens gesteld en beantwoord in dit land van blikken slakken.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content