Guido Moons

‘Meer dan 100 jaar later hangt de trieste schaduw van de executiepelotons over onze geschiedenis van WO I’

Guido Moons Ere-voorzitter van de Vlaamse Volksbeweging

Meer dan 100 jaar na de Eerste Wereldoorlog heeft België nog steeds geen gebaar gesteld over de executies ‘als voorbeeld’. Guido Moons van de Vlaamse Volksbeweging pleit voor het doorbreken van het ‘schuldig stilzwijgen’.

‘Meer dan 100 jaar later hangt de trieste schaduw van de executiepelotons over onze geschiedenis van WO I’

Zondag 17 mei a. s. herdenken de Vlaamse Volksbeweging (VVB) en het Verbond VOS tijdens een serene en sobere herdenking op een weide aan de Oostvleterse Boterweg dat het dag op dag 100 jaar geleden is dat de 22-jarige fabrieksarbeider Henri Reyns daar werd terechtgesteld. Henry Reyns was de laatste van negen soldaten die door de kogels van een vuurpeloton van het eigen leger stierven na veroordeeld te zijn wegens desertie.

Het tragische verhaal van Reyns en zijn acht lotgenoten krijgt blijkbaar weinig- of helemaal geen- ruimte toebedeeld in deze periode dat de honderdste verjaardag van WO I via tal van plechtigheden wordt herdacht. Het heeft er alle schijn van dat het hier om een “bewust” vergeten verhaal gaat.

De moordende beschietingen hebben bij Henri Reyns een psychisch trauma veroorzaakt

Het past helemaal niet in een bepaalde context van heroïek en heldendom, die vandaag in vele gevallen nog steeds rond het oorlogsgebeuren van honderd jaar geleden hangt. Nochtans is het na 100 jaar méér dan de hoogste tijd dat België op een humane manier een streep trekt onder een stuk belast en omstreden verleden.

Want “belast” en “omstreden” zijn inderdaad terechte termen waarmee men de rechtspraak aan het front tijdens de eerste wereldoorlog kan omschrijven. Neem nu het geval van Reyns. Bij het uitbreken van de oorlog is hij gelegerd in de forten van Luik, een zogenaamde onneembare vesting. Binnen de kortste keren schiet de Duitse artillerie die reputatie aan flarden. Honderden soldaten worden gewond of sneuvelen. Ook Reyns is gewond, niet enkel fysiek maar ook psychisch. De moordende beschietingen hebben bij hem een psychisch trauma veroorzaakt.

Gedurende een maand wordt hij verzorgd in een militair hospitaal en nadien werkt hij nog vijf maand in een legerdepot achter het front in de buurt van Calais. Pas dan wordt hij opnieuw goedgekeurd om naar het front te gaan!

Ondertussen is het reeds begin april 1915 wanneer hij in de streek van Pollinkhove-Oostvleteren bij zijn regiment aankomt. Enkele dagen later trekt hij met zijn eenheid, het eerste regiment karabiniers, naar de voorste frontlijn. Daar worden Reyns en zijn makkers geconfronteerd met een hevige Duitse aanval. Tot viermaal toe kunnen ze de Duitse aanvallen breken. Het is een verschrikkelijke en onmenselijke strijd: met de bajonet op het geweer.

Vele karabiniers laten het leven. Reyns overleeft maar mentaal is hij nu wel een wrak. Het vervolg kan men raden: wanneer zijn eenheid de volgende dagen en weken opnieuw de vuurlinie in moet, weigert hij. Tegenover zijn oversten zoekt hij geen uitvluchten, hij geeft open en eerlijk toe dat hij het niet meer kan opbrengen “de tranchee” in te trekken, dat een angstgevoel hem blijvend beknelt. Soms gaat hij dan in de buurt doelloos rondzwerven maar steeds komt hij terug.

In die dagen gold ook in het leger:u003cemu003eet pour les flamands la même choseu003c/emu003e

Viermaal weigert hij mee op te trekken naar de frontlijn. Op 14 mei komt hij voor de krijgsraad en daar wordt noch door de krijgsauditeur noch door de andere leden van de krijgsraad voorgesteld dat Reyns zou onderzocht worden n. a. v. zijn beklemmende en blijvende angst, niettegenstaande zijn advocaat naar die angst verwees.

Tijdens de zitting van de krijgsraad werd Reyns bovendien nog maar eens geconfronteerd met de minachtende houding van hogere militairen tegenover de gewone soldaten. De volledige rechtsgang, in zoverre men hier van een rechtsgang kan spreken, verliep eentalig in het Frans. Nochtans had Reyns bij aanvang van het verhoor gevraagd om in het Nederlands gevonnist te worden.

Hij, zoals vele fabriekarbeiders toen, kon amper lezen en schrijven, laat staan dat hij zich in het Frans zou kunnen uitdrukken. In die dagen gold ook in het leger: et pour les flamands la même chose! Of anders uitgedrukt: zwijg en vecht!

Dit negeren van een elementair recht maakte het hele verhaal enkel nog meer schrijnend. Met één woord samengevat: klassenjustitie.

Executies ‘om een voorbeeld te stellen’

Na drie dagen luidt het oordeel van de krijgsraad: de dood met de kogel omwille van het verlaten van zijn post in het oog van de vijand. Een genadeverzoek aan het adres van koning Albert wordt door de vorst geweigerd. Een verklaring voor die weigering moest niet ver gezocht worden. Bij het genadeverzoek gericht aan Albert zat tevens een tweede brief. Een brief geschreven door de opperbevelhebber van de zesde legerdivisie, generaal-majoor De Ceuninck.

Daarin drukte hij zijn bezorgdheid uit over het groeiende aantal deserties en hij vroeg de vorst de toelating voor enkele executies “om een voorbeeld te stellen” want op die manier zou hij erin slagen “die epidemie compleet de kop in te drukken”. Met andere woorden: Reyns werd als voorbeeld terechtgesteld! Twee weken voor hem, op 4 mei, was in Pollinkhove een andere soldaat uit zijn eenheid geëxecuteerd: Paul Vandenbosch. Zelfde beschuldiging en eveneens als voorbeeld.

Genadeschot

Op 17 mei te 09.00u ’s ochtends stond Henri Reyns oog in oog met het vuurpeloton. Dat was samengesteld uit 12 soldaten van zijn eigen eenheid. Toen de salvo’s weerklonken werd Reyns niet dodelijk geraakt. Sommigen hadden gewoon in de lucht gevuurd, andere schoten hadden hem gewoon gekwetst. Een genadeschot uit het pistool van de officier die het vuurpeloton leidde, maakte een einde aan zijn leven. Zijn frontmakkers waren razend en een tumult dreigde. Blijkbaar brachten zij, de gewone piotten, meer begrip op voor het geestelijk lijden van hun kameraad dan de heren officieren.

De geruchten van die dreigende rebellie bereikten blijkbaar in vrij korte tijd het opperbevel. Toeval of niet, twee dagen later werd een legerorder verspreid waarin vermeld stond dat in de toekomst deserteurs niet langer meer zouden terechtgesteld worden maar naar een strafcompagnie gestuurd. Einde verhaal.

‘Wetsverkrachting’

91 jaar later, in 2006, verschijnt een opmerkelijk artikel in het gespecialiseerde tijdschrift:”Bijdragen tot de Eigentijdse Geschiedenis”. Het is een studie over het krijgsgerecht en het toepassen van de doodstraf tijdens WO I. De man die de pen voerde, was zeker niet de minste: Jacques Maes, emeritus eerste advocaat-generaal bij het militaire gerecht en gewezen docent militair straf- en tuchtrecht aan de koninklijke militaire school. Na grondig studiewerk kwam hij tot de slotsom dat er grove onregelmatigheden waren gebeurd. Hij schuwde daarbij geen termen zoals “aantasting van de rechtsgang”, “misbruiken” en “wetsverkrachting”. Het artikel veroorzaakte wel enige deining maar daar bleef het bij.

u0022Je kan niet oproepen tot herdenking van alles en iedereen, behalve een handvol sukkelaars die door een militair gerecht tot voorbeeld werden gesteldu0022

Twee jaar later was het hek echter van de dam toen de Brugse historicus en uitgever Siegfried Debaeke het boek publiceerde: “De dood met de kogel”. Via een diepgravend onderzoek in de archieven brengt hij in een helder taalgebruik een scherp portret van het tragische einde van Henri Reyns en zijn acht lotgenoten. Debaeke windt er geen doekjes om: Reyns was zeker niet de enige van de acht die met een oorlogstrauma (shellshock) kampten. Daarnaast plaatst hij ook vraagtekens bij de gang van zaken rond het proces en de terechtstelling van twee soldaten die beschuldigd werden van “doodslag op een meerdere”.

In ieder geval was Debaeke’s boek aanleiding tot een open brief die in het najaar van 2013 werd geschreven door twee familieleden van lotgenoten van Reyns (Paul Vandenbosch en Alphonse Gielen). Daarin riepen die de Belgische regering op om aan de vooravond van de honderdste verjaardag van WO I een gebaar van eerherstel, een gebaar van verontschuldiging te stellen. Groot-Britannië, Frankrijk, Canada, Nieuw-Zeeland en Ierland, om die maar te noemen, hebben dat gebaar reeds gesteld, het ene land al wat eerder dan het andere. Maar toch zij zijn met dat verleden, met die tragische terechtstellingen van toen, in het reine gekomen.

Dit land nog steeds niet, meer dan 100 jaar later hangt de trieste schaduw van de executiepelotons over onze geschiedenis van WO I.

Piet Chielens, de curator van het museum “In Flanders Fields” te Ieper schreef enkele jaren terug een mooi artikel over dit onderwerp met als titel “Hoog tijd voor eerherstel” en daarin stelde hij het volgende: “Je kan niet oproepen tot herdenking van alles en iedereen, behalve een handvol sukkelaars die door een militair gerecht tot voorbeeld werden gesteld” en “Honderd jaar lang waren deze geëxecuteerden en hun familie slachtoffers van de militaire hang naar het afdwingen van gezag en het etaleren van macht”.

Piet Chielens slaat nagels met koppen. Op zondag 17 mei te Oostvleteren vullen VVB en het Verbond VOS hem aan: “100 jaar is meer dan genoeg geweest, breek het schuldig stilzwijgen!”

Guido Moons, ere-voorzitter VVB en coördinator van de herdenking “17 mei 1915-17 mei 2015, 100 jaar na de bevolen moord op Henri Reyns”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content