De (s)preekstoel van Knack.be

‘Mag er in een heilig huis gelachen worden of moet alles daar serieus zijn?’

De (s)preekstoel van Knack.be Knack.be maakt ruimte voor religie en levensbeschouwing

‘Als God altijd serieus zou zijn, waarom heeft Hij dan de mens geschapen met zoveel zin voor humor?’ vraagt Ignace Demaerel van de Evangelische Alliantie Vlaanderen (EAV) zich af.

Mag je lachen met God, religie, geloof of Kerk? Of zijn ‘lachen’ en ‘godsdienst’ totaal incompatibel? Hoe heilig zijn heilige huisjes? Mag er in een heilig huis gelachen worden of moet alles ‘doodserieus’ zijn daar? Zou God kunnen lachen, of is Hij per definitie altijd streng en ernstig? De eerste tegenvraag is natuurlijk: Wat bedoel je met ‘lachen’? Gaat het om uitlachen, belachelijk maken en cynisch bespotten, of grapjes maken en op een ludieke manier iets duidelijk maken?

‘Mag er in een heilig huis gelachen worden of moet alles daar serieus zijn?

Er bestaat zeker een hele verzameling van kwetsende, denigrerende moppen en cartoons rond godsdienst, maar je vindt evengoed fijne, gezonde, spitsvondige humor. Waarom zou er geen humor mogen zijn in de kerk? Want als God altijd serieus zou zijn, waarom heeft Hij dan de mens geschapen met zoveel zin voor humor? Of, zoals men soms zegt, waarom heeft Hij dan chimpansees geschapen? Het godsbeeld van een (te) serieuze God is gecreëerd door (te) serieuze mensen. Humor is een teken van innerlijke vrijheid, van ‘zich goed in zijn vel voelen’. Iemand die depressief is, lacht niet meer…

‘Zij die zich goed in hun ‘geloofsvel’ voelen, zullen graag lachen met een mopje over God of zijn dienaren.’

Humor kan enorm bevrijdend zijn: in een gespannen situatie kan het juiste woord op de juiste tijd enorm ontmijnend werken. Een rake kwinkslag doet een lachsalvo losbarsten en brengt alles weer in de juiste proportie. En dat geldt evengoed in de Kerk. Maar kunnen gelovigen wel lachen? Sommigen zeker niet, maar zij die zich goed in hun ‘geloofsvel’ voelen, zullen graag lachen met een mopje over God of zijn dienaren. Iemand kan ook beter tegen een ‘steek’ of kritiek wanneer hij zeker is van zijn identiteit: hij voelt zich niet bedreigd door deze ‘prik’, en kan er smakelijk mee lachen.

Goede predikers kruiden hun preek met humor: de boodschap blijft beter hangen, en er is een goede mix van ernst en luchtigheid. Eén mop per preek zou een minimum moeten zijn. De Amerikaanse pastor Mark Gungor geeft weekends les over het huwelijk, en gemiddeld om de twee minuten ligt de zaal plat van het lachen door zijn hoge cabaretier-gehalte. Veel van zijn shows staan ook op Youtube.

Door die aanpak nemen veel mensen zijn boodschap wel mee naar huis. In evangelisch Nederland is Herman Boon een gelijkaardig begrip. Hij vertelt bijv. dat hij thuis een hele autoritaire opvoeding kreeg, en zijn strenggelovige vader altijd zei: ‘Zoon, ik sla je omdat ik van je houd’. Waarop hij repliceerde: ‘Papa, denk je niet dat je soms tevéél van mij houdt?’

‘Lachen is gezond’, zegt men. Zeker en vast. Waar veel gelachen wordt, heerst een goede, vrije sfeer. Er is veiligheid en vreugde. Het beschermt ons ertegen onszelf té serieus te nemen. Want zelfs mensen die ‘Gods werk’ menen te doen, moeten zich realiseren dat ze ménsen zijn en dus feilbaar. De beste spot is zelfspot. Een voorbeeld hoorde ik van een student katholieke theologie in Leuven: Er was een theologenconferentie op hoog niveau bezig en Jezus wandelde in eigen persoon binnen. Hij ging naar het podium en vroeg aan de hooggeleerde spreker: ‘Wie zegt u dat Ik ben?’ De professor antwoordde: ‘U bent het Zijn van alle zijnden, de ontologische dimensie van onze existentialiteit, de metafysische oersubstantie, de transcendente…’ Jezus onderbrak hem: ‘Euh…, wablieft?’

De tendens is duidelijk: de student lachte met zichzelf en zijn studie, met de hoogdravende woorden die academici zo graag bezigen om zichzelf geleerd voor te doen, en het contrast met de eenvoud van de evangelies zelf.

Dezelfde student had er nog een tweede: De grote theologische wereldconferentie over de plaats van de vrouw in de Kerk was net beëindigd, en de hoofdspreker, professor dr. Buchmans, overleed de dag erna. Hij kwam bij Sint-Pieter aan de hemelpoort, en die vroeg: ‘Wie bent u?’ ‘Kent u me dan niet? Ik was net de hoofdspreker op de wereldconferentie gisteren’. Sint-Pieter draaide zich verbaasd om naar de Heilige Geest, en vroeg: ‘Weet U daar iets van?’ Waarop de Heilige Geest antwoordde: ‘Nee, ze hadden Mij daar niet uitgenodigd.‘ Ook hier is de (al iets scherpere) zelfspot merkbaar: theologie is mensenwerk, en het is helaas mogelijk voor mensen om zo gefocust te zijn op hun eigen beperkte denkbeelden dat ze hun werk doen zónder God.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Een variatie op dit thema, maar dan met betrekking tot de hele kerk, vinden we in de volgende mop: ‘Een dakloze kwam op een punt in zijn leven dat hij dieper nadacht over de zin van het bestaan en hij wou eens een kerk binnengaan. Bij de ingang stond de koster die hem streng tegenhield en zei: ‘Hier geen daklozen in de kerk!’ De arme drommel vroeg verbaasd: ‘En waarom dan niet?’ Waarop de koster antwoordde: ‘Zo’n vieze kleren, dat past niet in het huis van God’. De clochard was zeer ontmoedigd in zijn poging om God te zoeken, maar besloot om het de volgende zondag opnieuw te proberen. Hij leende van iemand propere kleren en kwam weer naar de kerk. Weer stond daar de koster die hem tegenhield en zei: ‘Jij mag hier niet binnen!’ Verbaasd vroeg de man: ‘En waarom niet misschien?’ Waarop de koster zei: ‘Zo’n lang vuil haar en ongeschoren, dat past niet in Gods huis’. Diep ontmoedigd in zijn zoektocht droop de man af, maar verbeten besloot hij het volgende zondag opnieuw te proberen. Hij liet zijn haar knippen en wassen, schoor zichzelf en ging ’s zondags terug. Weeral hield de koster hem streng tegen. De man zei verstomd: ‘En wat is het nu weeral?’ Waarop de koster repliceerde: ‘Eenmaal een clochard, altijd een clochard!’. Nu wist de arme man helemaal niet meer van welk hout pijlen maken. Gedeprimeerd ging hij in een park op een bankje zitten, keek wat onwennig naar boven en mompelde: ‘Sorry, God, ik geraak hier niet binnen’. Waarop God hem antwoordde: ‘Ik weet het. Ik probeer het ook al jaren en Ik geraak er ook niet binnen’.

‘Wanneer ménsen Gods huis bouwen en besturen, maken ze het in de regel kleiner dan Hij zelf zou willen.’

Wanneer ménsen Gods huis bouwen en besturen, maken ze het in de regel kleiner dan Hij zelf zou willen: instituten, reglementen en rituelen hebben de neiging ‘eeuwig en onveranderlijk’ te worden, en daar mag eens hartelijk mee gelachen worden. Mensen zijn niet onfeilbaar, begaan blunders, en moeten bereid zijn deze onder ogen te zien. Zelfs menselijke woorden en formuleringen maken God altijd kleiner, riskeren Hem naar beneden te halen of in een hokje te plaatsen.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Moppen over starre structuren, hypocrisie, innerlijke inconsequenties, theologische definities, uitgeholde ceremonies, verouderde tradities…, ze kunnen prikkelend zijn, een ludieke aansporing om iets open te breken en te veranderen. Wanneer ze van een insider komen die het goed met de Kerk voor heeft, zijn ze bedoeld ten léven, niet ten dode, en zouden ze omarmd moeten worden. Erasmus stak al 500 jaar geleden de draak met verstarde toestanden in de Kerk in zijn ‘Lof der zotheid’.

‘Het vermogen tot zelfrelativering is cruciaal, buiten de kerk en binnen de kerk. Farizeeërs en fanatici zijn dit helaas in de loop der jaren ergens kwijtgeraakt.’

Maar hij deed dat niet als cynische buitenstaander, maar als binnenstaander; hij was zelf een priester, natuurlijk. In Engeland heeft Adrian Plass met zijn ‘Gewijde dagboeken’ ook vaak alle ‘vreemde’ gebruiken die hij in zijn eigen (anglikaanse) kerk opmerkte, met zijn typische Britse humor benoemd, en zijn boeken worden door miljoenen mensen -waaronder veel gelovigen- gesmaakt.

Het vermogen tot zelfrelativering is cruciaal, buiten de kerk en binnen de kerk. Farizeeërs en fanatici zijn dit helaas in de loop der jaren ergens kwijtgeraakt: zij verhogen de ‘zuurtegraad’ van de kerk (of van hun geloof). Wie niet met mopjes of plaagjes kan lachen, gaat krampachtig om met zijn geloof, en is misschien veel minder zeker erover dan hij zich voordoet. Als het waar is dat Jezus gekomen is om mensen vrij te maken en geluk te brengen, zou er in de kerk toch juist véél moeten gelachen worden, of niet? Vreugde en genade, feest en gejuich zijn kernwoorden in het christelijke geloof, en dat mag best wel wat meer te horen en te zien zijn.

Een leider die met zichzelf kan lachen, is een veilige leider: hij is open voor kritiek en zelfonderzoek, en dus betrouwbaar. Hij kan een gezonde afstand bewaren t.o.v. zichzelf en zijn werk. Eigenlijk zou oprecht geloof in God dit effect moeten hebben: bescheidenheid en nederigheid, wat voorkomt dat iemands ego teveel opzwelt.

Allee, nog één mop van ’theologen-zelfspot’ om het af te leren: Op een theologische conferentie kwam één van de deelnemers te laat binnen, en vroeg fluisterend aan zijn buurman: ‘Is dr Gottlieb al lang aan het spreken?’ ‘Ja, al meer dan een uur.’ ‘Waarover gaat het?’ ‘Dat weet ik niet, hij heeft het niet gezegd.’

Ignace Demaerel is godsdienstleraar en auteur.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content