Luk Alloo: ‘Brice De Ruyver was een van die proffen die zijn passie op zijn studenten wist over te brengen’

© Lies Willaert
Ann Peuteman

In 2014 haalden Luk Alloo en Annemie Serlippens, twee oud-studenten van Brice De Ruyver, in Knack samen met hun bekende prof herinneringen op. ‘Van Brice miste ik geen enkele les. En daar moest je iets voor overhebben, want die waren altijd heel vroeg op de dag.’

In 2014 haalde Knack samen met een bekende prof herinneringen op met twee oud-studenten.

Zoals Koen Geens met Wim De Vilder en Bert Kruismans voor Leuven. Of voor Gent: Brice De Ruyver met Luk Alloo en Annemie Serlippens. In Antwerpen waren dat Herman Van Goethem met Ari Epstein en Lien Van de Kelder.

Onderstaand verscheen in oktober 2014 in Knack

In de loop der jaren kregen duizenden studenten les van veiligheidsexpert Brice De Ruyver. ‘Hij is een van die proffen die zijn passie op zijn studenten weet over te brengen’, zeggen parketmagistraat Annemie Serlippens en reportagemaker Luk Alloo. Een triogesprek over misdaad en veiligheid, over justitie en het gevangeniswezen. ‘De politiehervorming kwam er maar niet. Tot Marc Dutroux ontsnapte.’

‘Ik kom hier altijd graag terug’, lacht Annemie Serlippens, de persmagistraat van de Gentse afdeling van het parket Oost-Vlaanderen, als ze een stoel bijtrekt in een vergaderzaal op de campus aan de Gentse Universiteitsstraat. ‘Op de universiteit ligt voor mij de basis van alles. Ik heb hier rechten gestudeerd en daarna heb ik nog drie jaar als assistente bij de vakgroep criminologie gewerkt.’ In die tijd, begin jaren 1990, was dat departement nog klein en bescheiden. Pas nadat de zaak-Dutroux veiligheid en justitie nadrukkelijk op de politieke en maatschappelijke agenda zette, zouden studenten massaal voor de richting criminologie kiezen. ‘Voor ons is die evolutie natuurlijk heel positief’, zegt professor Brice De Ruyver, die aan de Universiteit Gent strafrecht, strafrechtelijk beleid en drugsbeleid doceert. ‘Maar tussen de vierhonderd studenten die zich nu voor het eerste jaar criminologie inschrijven, zitten ook veel jongeren die niet goed weten waaraan ze beginnen.’

Tegenwoordig is er ook veel meer werk voor mensen met een criminologiediploma dan pakweg vijftien jaar geleden. ‘Sindsdien hebben we een enorme explosie gezien van wat ik de veiligheidsindustrie noem: het gevangeniswezen, politie, justitie maar ook de private veiligheidsindustrie. Veel van onze studenten komen daar terecht. Anderen vinden dan weer werk bij overheidsdiensten, bijvoorbeeld als preventie- of veiligheidsambtenaar.’

Ondertussen is ook de tweede oud-student van De Ruyver gearriveerd: televisiemaker Luk Alloo. Een beetje te laat door de wegwerkzaamheden die Gent nu al wekenlang lamleggen, maar enthousiast voor een gesprek met de prof die hem naar eigen zeggen het meest heeft geïnspireerd. ‘Ik ging destijds zelden naar de les’, legt Alloo uit. ‘De eerste week ging ik naar alle professoren luisteren en op basis daarvan maakte ik een selectie. De rest van het jaar volgde ik alleen de lessen van professoren met begeestering. Zoals Brice. De andere vakken konden me niets schelen.’ Ook Annemie Serlippens broste vaak de lessen van docenten die klakkeloos uit hun syllabus voorlazen. ‘Het had geen enkele zin om die bij te wonen’, zegt ze. ‘Maar van Brice miste ik geen enkele les. En daar moest je iets voor overhebben, want die waren altijd heel vroeg op de dag.’

Vleit dat u, professor?

Brice De Ruyver: Wat kan ik zeggen? Ik was toen nog jong en onstuimig. (lacht) Ik denk dat het vooral met de aard van het beestje te maken heeft. Alles wat ik doe, doe ik met passie. Anders stop ik er liever mee. Al moet ik zeggen dat de huidige generatie studenten moeilijker voor iets warm te maken valt.

Luk Alloo: Dat verbaast me niets.

De Ruyver: We leven in een tijdperk waarin maatschappelijke verandering de regel is, en we hebben meer informatie voorhanden dan ooit tevoren. Maar toch is er een groeiende groep studenten die zich heel passief opstelt en bij wie ik betrokkenheid mis. Ze zoeken geen meerwaarde meer, ze leggen geen verbanden. Ze lezen alleen wat ze moeten lezen om te slagen en verder niets. ‘Moeten we dat kennen?’ is haast de enige vraag die ze nog stellen. Zelfs als Annemie hier tijdens een gastles komt praten over de interessante projecten waar het Gentse parket mee bezig is, stellen ze haar amper vragen. Echt triestig.

Alloo: Let maar op dat ze je nu geen oude zak vinden. (lacht)

De Ruyver: Voor alle duidelijkheid: niet alle studenten die vandaag aan de universiteit zitten, zijn zo weinig betrokken. Er worden nog altijd heel goede scripties gemaakt, maar wel te weinig. Sterker nog: elk jaar zijn er steeds meer studenten die de eindstreep niet halen omdat ze er niet in slagen een scriptie in te dienen. Zodra ze moeten nadenken en een eigen mening vormen, gaat het mis. Sommigen blijven zo wel zes jaar lang hangen. Ik kan me moeilijk voorstellen dat zij ooit nog zullen afstuderen.

Alloo: Dat zijn duidelijk jongeren die geen plan hebben. Ik had dat destijds wel: ik wilde in de gevangenis werken. In mijn jeugd heb ik jongens gekend die begonnen met een fiets te stelen, in een fout milieu terechtkwamen en steeds dieper in de problemen raakten. Ik wist toen ook al hoe dramatisch de situatie in de Belgische gevangenissen was, en daar wilde ik iets aan doen. Uiteindelijk heb ik mijn scriptie geschreven over de resocialisatie, re-integratie en rehabilitatie van gevangenen. Helaas is er sindsdien niets veranderd.

Annemie Serlippens: Ik had ook een plan toen ik eind jaren 1980 rechten ging studeren: ik wilde journalist worden. Maar het is dus anders gelopen. Zodra ik in contact kwam met strafrecht, een vak dat Brice doceerde, wist ik dat dat mijn ding was.

Alloo: Kort nadat ik was afgestudeerd, heb ik de kans gekregen om adjunct-directeur in een gevangenis te worden. Ik heb dat toen niet gedaan en dat steekt soms nog. Dat ik die toelatingsexamens zo goed heb gedaan, komt waarschijnlijk omdat ik ervan uitging dat ik het toch nooit zou halen. Dus beantwoordde ik de vragen zoals Brice dat zou hebben gedaan.

Hoe dan?

Alloo: Toen ik bijvoorbeeld de vraag kreeg hoe ik een gevangene met een bepaald profiel zou aanpakken, doorstreepte ik die gewoon. ‘Ik wil met die man praten, want anders kan ik dat niet weten’, schreef ik erbij. Dat had ik van Brice geleerd: mensen zijn geen wetsartikels en dus moet je ook je emoties laten meespelen.

De Ruyver: Dat is het verschil tussen strafrecht en criminologie. In het strafrecht is elke zaak zwart of wit: iemand is schuldig of onschuldig. Bij criminologische vraagstukken heeft niemand de waarheid in pacht. Ik wil dus ook niet dat mijn studenten op hun examen alleen maar reproduceren wat ik hen heb verteld. Ze moeten zelf nadenken en een eigen analyse maken. Ik heb er geen enkel probleem mee als die lijnrecht tegenover de mijne staat, zolang hun analyse maar onderbouwd is.

U bent nooit het soort academicus geweest dat zich opsluit binnen de muren van de universiteit. Is dat een bewuste keuze?

De Ruyver: Als je een kans krijgt zoals ik heb gekregen tijdens de regering-Verhofstadt, moet je die grijpen. Als veiligheidsadviseur van de premier kreeg ik toen carte blanche van alle hooggeplaatsten. Daardoor hebben we veel dingen kunnen doen die anders totaal onmogelijk waren geweest. Zelfs in de moeilijke periode na de aanslagen van 11 september 2001. Maar de decennialange stilstand die daaraan was voorafgegaan, kun je natuurlijk niet in één keer tenietdoen. Tot midden jaren 1990, toen de zaak-Dutroux voor een ommekeer zorgde, hadden we niet eens een veiligheidsbeleid.

Serlippens: Ondertussen is er bij Justitie al veel verbeterd. Echt waar.

De Ruyver: Ja, maar ik heb vaak de indruk dat de politieke wereld nu denkt dat al het werk al is gedaan. Terwijl het pas begint!

Alloo: Brice, jij hamert al veertig jaar op de pijnpunten van Justitie en er verandert niets. De politici luisteren gewoon niet naar je. Ik geloof hen niet meer. Hun ego is blijkbaar te groot om rekening te houden met de mening van specialisten.

De Ruyver: Het verhaal is complexer dan dat. Justitie is vandaag nog steeds een bedrijf uit het begin van de 19e eeuw, waar men zo nu en dan wat nieuwe machines heeft binnengebracht, maar de productieketen nooit heeft gemoderniseerd. Sinds begin jaren 1970 heeft de politieke wereld niet meer omgekeken naar Justitie. Daardoor aanvaarden sommige generaties binnen Justitie niet dat de politiek zich nog met de zaak bemoeit.

Hoe belangrijk is de persoonlijkheid van de minister van Justitie eigenlijk?

De Ruyver: Om echt iets te kunnen veranderen, moet de context goed zitten en heb je vooral de steun van de hele regering nodig. Anders kun je het wel schudden. Als onder Verhofstadt de criminaliteit in de een of andere gemeente plots toenam, liet hij mij meteen ontbieden. Alsof ik er hoogstpersoonlijk verantwoordelijk voor was. (lacht) Wat ook helpt, is een crisismoment. Zoals destijds met de politiehervorming. Hoewel er een akkoord over was, lukte het ons niet om ze ook te implementeren. Tot Marc Dutroux ontsnapte. De bevolking was verontwaardigd, België was weer eens de risee van de rest van de wereld, en toenmalig premier Jean-Luc Dehaene vond het welletjes. Plots was de hervorming een feit.

Serlippens: Je kunt toch niet ontkennen dat het helpt als de minister van Justitie iemand met passie is?

Alloo: Passie alleen is niet genoeg. Er moet ook visie zijn, en dat mis ik de laatste jaren. Er is geen masterplan. Weet je wat we nodig hebben? Een soort Bono – maar dan wel de Bono uit de jaren 1990 – die Justitie bovenaan op de agenda zet, specialisten samenbrengt en ervoor zorgt dat er iets verandert. Zeker wat de gevangenissen betreft, want een samenleving is maar zo mooi als haar gevangenissysteem. Ondertussen zitten er al 11.000 mensen in onze gevangenissen. Een op de drie komt daar voor het eerst in aanraking met drugs, maar gevangenen met een drugsprobleem worden niet geholpen. Dat staat zelfs zwart op wit in een Vlaams decreet: drugverslaafden worden pas geholpen als ze uit de gevangenis zijn. Daar word je toch wanhopig van?

Serlippens: Daarom proberen we hen ook uit de gevangenis te houden. In Gent werken we met een drugsbehandelingskamer, waar tijdens de zitting hulpverleners aanwezig zijn. Druggebruikers worden niet meteen veroordeeld maar moeten een tijdlang om de twee weken langskomen om te vertellen hoe het met hen gaat en wat ze allemaal doen. Met de hulpverleners stellen ze een behandelingsplan op voor alle domeinen van hun leven waarin ze problemen hebben – en bij druggebruikers zijn dat er meestal heel veel. Maar het probleem is natuurlijk groter dan dat: ons ganse gevangenissysteem is compleet achterhaald. Mensen kunnen zich er niet voorbereiden op het leven na de gevangenis en komen er dan ook niet beter uit.

De Ruyver: De capaciteit van onze drughulpverlening is ook veel te klein. In Gent zijn de experimenten van Annemie met drugverslaafden zo succesvol dat je haast langs Justitie moet passeren om van je drugprobleem af te raken. Dat is natuurlijk ook de bedoeling niet. Laat staan dat we dat zouden kunnen betalen.

De publieke opinie vindt ook niet dat iemand die strafbare feiten pleegt, geholpen moeten worden. Hoe komt dat?

Serlippens: Dat komt vooral doordat mensen tegenwoordig zo bang zijn. Om bestolen of overvallen te worden, bijvoorbeeld. Niet verwonderlijk natuurlijk, als je ziet hoe sommige feiten in de media worden opgeklopt.

De Ruyver: Het subjectieve onveiligheidsgevoel is een heel moeilijk fenomeen en als beleidsmaker kun je daar niet veel aan doen. Het onveiligheidsgevoel heeft meer met levenskwaliteit te maken dan met de kans dat je het slachtoffer wordt van criminaliteit of calamiteiten. Als je het financieel moeilijk hebt, voel je je onzeker en daardoor ook onveiliger. Vandaar dat het onveiligheidsgevoel altijd stijgt in economisch moeilijke tijden. In 2008 heb ik bijvoorbeeld onderzoek gedaan naar de veiligheid in Oostende. In die periode sprak Jean-Marie Dedecker over ‘het Palermo aan de Noordzee’, terwijl de veiligheid er objectief gezien enorm meeviel. Dat de mensen zich onveilig voelden, had vooral te maken met het sociaal weefsel: er wonen veel ouderen en vrouwen, en de kloof tussen arm en rijk is er ook heel groot.

Alloo: Maar het is toch niet omdat mensen zich niet veilig voelen, dat politici daaraan moeten toegeven? Op het vlak van justitie is het beleid echt heel populistisch geworden: omdat de mensen dat willen, wordt er alsmaar strenger opgetreden en harder gestraft. Net voor de verkiezingen van 25 mei heb ik Bart De Wever daarover nog geïnterviewd. En wat bleek? Die man heeft nog nooit een gevangenis bezocht. Zo werkt de politiek: ze luistert naar de onderbuik van Vlaanderen en bouwt dan maar meer gevangenissen.

Serlippens: Bart De Wever zou zich beter eens een paar dagen in een gevangenis laten opsluiten, zoals ik heb gedaan om de nieuwe gevangenis van Beveren te testen.

Alloo: In elk geval hebben we nood aan een politicus die tegen de publieke opinie in durft te gaan en openlijk zegt dat het huidige systeem niet werkt. Soms mis ik de droge regeringsmededelingen uit de tijd van Gaston Eyskens: ‘Goedenavond dames en heren, momenteel hebben we 70 procent recidive en verlaten de gedetineerden de gevangenis met enkel een plastic zak. Tenzij we nu monsterlijk veel investeren, zullen zij opnieuw misdaden plegen.’

Serlippens: Het is inderdaad van het grootste belang dat we de problemen en de gevoeligheden van Justitie goed uitleggen. Ik probeer dat zo veel mogelijk te doen, maar dat is niet altijd makkelijk. Zo kijkt men raar op wanneer ik als parketmagistraat beweer dat het in de huidige omstandigheden vaak totaal zinloos is om iemand op te sluiten in een gevangenis.

Alloo: Dat is nochtans zo.

Serlippens: Ja, en als je maar genoeg uitleg geeft, zien veel mensen dat uiteindelijk ook in. Er zal altijd een groep zijn die we in de gevangenis moeten stoppen om de maatschappij te beschermen, maar we moeten er wel voor zorgen dat de tijd die ze in de gevangenis doorbrengen, zinvol wordt ingevuld. Niemand wordt er beter van als ze de godganse dag in een kleine cel opgesloten zitten. Daarvan worden ze alleen maar gefrustreerder en uiteindelijk staan ze weer op straat zonder dat er iets is veranderd.

Alloo: Mensen zeuren ook vaak dat gevangenen te veel luxe zouden hebben. In de gevangenis van Beveren, bijvoorbeeld. Maar is het niet normaal dat je wat tv mag kijken op je computer als je 22 uur per dag in een cel zit?

Serlippens: Het is nog geen hotel, hè.

Alloo: Natuurlijk niet. (zucht) Ik heb het echt moeilijk met de manier waarop de media over politie, justitie en gevangenissen berichten. Ongehoord is dat.

Serlippens: Daar ben ik het helemaal mee eens. De media hebben het alleen over de dingen die fout lopen. Daardoor hebben veel mensen een heel negatief beeld van justitie. Aan de positieve initiatieven en alle dossiers die wél opgelost raken, wordt haast nooit aandacht besteed. Daarom is het ook ontzettend belangrijk dat politici daar heel goed over communiceren.

De Ruyver: Dat ligt natuurlijk niet altijd makkelijk voor een politicus die nog herverkozen moet worden.

Serlippens: Dat weet ik, maar het is toch noodzakelijk om de publieke opinie mee te krijgen? Als er bijvoorbeeld een nieuwe open gevangenis wordt aangekondigd, zijn de buurtbewoners daar meteen tegen omdat ze vrezen dat er gevaarlijke gevangenen door hun straten zullen dwalen. Dus is het aan de politiek om uit te leggen waarom de maatschappelijke re-integratie van gedetineerden zo belangrijk is. Uiteindelijk zijn de meeste gevangenen ook maar gewone mensen. Als ze gestimuleerd worden om hun leven een nieuwe wending te geven, zullen ze misschien geen misdaden meer plegen.

Klopt het dat iedereen een misdaad kan plegen? Dat het soms een kwestie is van op het verkeerde moment op de verkeerde plek te zijn?

De Ruyver: Wie kruipt er nooit eens dronken achter het stuur? Wie heeft er tijdens een ruzie nooit eens het gevoel dat hij de ander wil wurgen? Die dingen gebeuren en kunnen de meesten van ons overkomen. Al zijn er ook vormen van criminaliteit waarvoor je bewust een paar drempels moet overschrijden. Mensenhandel, bijvoorbeeld. Dat doet niet iedereen.

Alloo: Maar in een dronken bui een auto stelen, een passionele moord plegen of meedoen aan een bankoverval om een vriend uit de nood te helpen, dat zijn dingen die mensen soms doen voor ze het goed en wel beseffen.

De Ruyver: Dat is net waarom we misdaden zo fascinerend vinden en waarom een studie als criminologie zo populair is. We kunnen ons niet alleen met de slachtoffers identificeren maar – als we eerlijk zijn – ook met de daders.

Alloo: Jammer genoeg krijg je in de media nooit de kans om uitgebreid te praten over de psychologie van de crimineel. Hoogstens eens vijf minuten in Terzake of Reyers Laat.

Is het blootleggen van die psychologie wat u in Alloo in de gevangenis probeert te doen?

Alloo: De bedoeling van die programma’s is in de eerste plaats om wat nuance te brengen. Alloo in de gevangenis is niet belerend. Al kunnen de kijkers uit de woorden van de gevangenen wel afleiden dat de ene pech heeft gehad, terwijl de andere bewust voor het slechte pad heeft gekozen.

Had u hetzelfde soort reportages kunnen maken als u geen criminologie had gestudeerd?

Alloo: Dat denk ik niet. Zonder duiding en kennis maak je zoiets niet met dezelfde bevlogenheid. Had ik geen criminologie gestudeerd, dan waren de reportages misschien gematigder en braver geweest. Wat leer je uiteindelijk in de criminologie? Waarom mensen soms een kapitale fout maken in hun keuze tussen goed en kwaad, en waarom ze flirten met de grijze zone tussen wat mag en wat niet mag. Dat heb ik hier aan de universiteit geleerd. Ik weet dus waarover ik het heb. Als ik met cipiers en gevangenen praat, ken ik de nuances al en kan ik me gemakkelijker in hun leefwereld verplaatsen.

De Ruyver: In Luks reportages voel je echt zijn passie, net als het feit dat hij niet kan leven met wat hij als onrechtvaardig beschouwt. Dat is duidelijk zijn brandstof. Ik ben trouwens altijd een verdediger geweest van het soort journalistiek dat Paul Jambers, bij wie Luk vroeger werkte, heeft geïntroduceerd. Wat hij brengt, is de realiteit des levens. En dat kun je maar doen als je naast professionaliteit ook gedrevenheid en passie hebt. De dag dat je je niet meer aan dingen ergert – wat ik me niet echt kan voorstellen – is je leven wel heel triest.

Serlippens: Ik begrijp wat je bedoelt: je mag nooit blindelings meelopen in een systeem. Dat geldt ook voor justitie. Je moet altijd alert blijven voor de dingen die fout lopen, en je moet daar ook iets aan proberen te veranderen.

Alloo: Jij bent de luis in de pels! (lacht)

Serlippens: Bij het Gentse parket hebben we toch al wat zaken gerealiseerd die nieuw zijn voor België en zelfs voor Europa. Op zich is het natuurlijk de politiek die voor een ommekeer moet zorgen, maar soms kun je ook van onderuit heel veel doen.

Alloo: Dus is de vraag: hoe redden we het land? Wie zou een goede minister van Justitie zijn?

De Ruyver: Dat is niet simpel. (denkt na) Vandaag is de grootste uitdaging voor de minister van Justitie om de hervorming op kruissnelheid te krijgen. Dat betekent onder meer dat er een grote doorbraak moet komen op het vlak van de informatisering.

Alloo: Mij lijkt het een goed idee om Justitie te laten leiden door iemand die geen politicus is. Een technocraat dus.

Serlippens: Dat vind ik ook een goed idee: iemand die de materie door en door kent, en ervoor wil gaan.

Alloo: Ja, en die vier jaar uit de pers blijft en zijn eigen visie uitwerkt. (grijnst) Iets voor jou, Brice?

De Ruyver: Kom jij dan op mijn kabinet zitten? (lacht)

Alloo: Meteen!

De Ruyver: De waarheid is dat ik absoluut ongeschikt ben voor het politieke bedrijf. Het is ongelooflijk wat je daar allemaal over je heen krijgt. Ik heb op dat vlak kansen gekregen en ik heb ze laten voorbijgaan, want ik ben er heel zeker van dat ik in dat milieu echt ongelukkig zou zijn geweest. De kans dat ik wél had kunnen doen waar zovelen niet in zijn geslaagd, is bovendien niet erg groot. Zo realistisch ben ik wel.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content