‘Er mag nooit een Tuymansmuseum komen’

© JOHAN JACOBS

2016 wordt andermaal het jaar van Luc Tuymans. In het Muhka in Antwerpen loopt nog steeds The Gap, zijn selectie uit de Belgische abstracte kunst van vroeger en nu. Er komen jubileumtentoonstellingen in zijn galeries in Antwerpen en New York. En vanaf volgende week is een zeer speciale selectie van zijn schilderijen te zien in het MAS in Antwerpen.

We staan in zijn atelier voor de schilderijen die straks, na de zomer, te zien zullen zijn in Zeno X, zijn galerie in Antwerpen. Om een samenwerking te vieren die al ruim een kwarteeuw standhoudt, komt daar een jubileumtentoonstelling van haast museale allure. Het feestpakket zal bestaan uit tien nieuwe schilderijen, en tien werken die hij via Zeno X op de wereld heeft losgelaten en die inmiddels evergreens zijn geworden.

Van de tien nieuwe zijn er al zeven af. Ze hangen hier op met spijkers. Tuymans werkt altijd op de muur, niet aan een ezel of een tafel, en de schilderijen worden pas op de spieramen gespannen als heel het ensemble klaar is. Nummertje zeven heeft hij vannacht afgewerkt, hij is zelf benieuwd om het terug te zien.

Een Tuymans in deze staat – voltooid maar nog niet toonbaar – is een beetje zoals een gastronomisch bord dat nog moet worden opgediend, of een acteur die onderweg is naar het podium: het moment van glorie moet nog aanbreken. De beelden staan allesbehalve kaarsrecht op het doek, om niet te zeggen schots en scheef – de finale kadrering moet nog gebeuren. De brede witte randen rond elk werk zitten vol vlekken en vegen – de kleuren die hij mengt op het palet probeert hij onmiddellijk uit vlak naast het beeld dat hij aan het schilderen is. De werken zien er ook heel rudimentair, zelfs wat schetsmatig uit in deze ruimte. Alsof ze met grote haast op het doek zijn gegooid door een kunstenaar die absoluut geen zin had in tierelantijntjes.

Dat is in feite ook zo. Tuymans maakt al zijn schilderijen, zelfs de grote en de meest ingewikkelde, nog steeds in één ononderbroken sessie van maximaal een dag. Hij weet ook altijd perfect wat en hoe hij gaat schilderen, het werk is eigenlijk al gemaakt voor hij eraan begint. En hij streeft nadrukkelijk uitgepuurde beelden na, waaruit alle overtolligheden zijn weggezuiverd: maximaal effect met minimaal decorum, zo naakt mogelijke essentie.

Het pronkstuk van deze serie wordt ongetwijfeld het grote werk dat verwijst naar de Madonna met kanunnik Joris Van der Paele van Jan van Eyck. In die klassieker van de Vlaamse opperprimitief draagt de heilige Donatianus van Reims, de man die links van de Madonna staat, een blauwe mantel met goudbrokaat. Een fragment uit dat lithurgisch kledingstuk heeft Tuymans geïsoleerd en opgeblazen. Het is een beproefd Tuymans-procedé, een blow-up van een close-up, uiteraard geschilderd op de wijze van Tuymans. Met die typische korte penseelstreken en -toetsen die het beeld doen verbrokkelen en vibreren. In die typische onderkoelde, zieke kleuren die zijn werk nooit laten glanzen of pronken met zichzelf, maar het wel doen stralen – in de zin van: straling afgeven. Als je er dichtbij staat, weet je vaak niet wat je ziet. En van veraf soms ook niet, tenzij je de uitleg krijgt. Maar altijd zuigen zijn schilderijen de aandacht naar zich toe, zwaar en zwanger als ze zijn van een diepere betekenis die nog achterhaald moet worden.

‘Ik heb lang geprobeerd om vooral geen eigen stijl te hebben’, grijnst Tuymans. ‘Maar na 660 schilderijen wordt het natuurlijk steeds moeilijker om de samenhang níét te zien. Het is nu bijna conceptueel impressionisme geworden. De toets is door de jaren heen alleen maar nerveuzer geworden en heeft zich nog verkort. Ik sta mezelf ook steeds meer virtuositeit toe. Vroeger vond ik dat not done: stijl werd uitgebannen en afgevlakt om de aandacht niet af te leiden van de inhoud. Tegenwoordig kan ik het steeds slechter verstoppen dat ik veel plezier beleef aan het schilderen.

‘Nu, mijn techniek is genetisch bepaald, vrees ik, het is een handschrift dat ik heb overgeërfd. Wijlen mijn vader heeft vroeger ook geschilderd. Toen hij met pensioen ging, dreigde hij dat trouwens opnieuw te gaan doen. Ik herinner me een verjaardagsfeestje van een van de kinderen van mijn zus waarop ik te laat arriveerde. Mijn vader had voor de jarige een papieren vliegtuigje in elkaar geknutseld en was bezig camouflagekleuren aan te brengen op de vleugels. Het was een shock voor mij, ik wist niet wat ik zag: zijn techniek, zijn signatuur was exact dezelfde als die van mij. De manier waarop hij de verf aanbracht, hoe hij het penseel liet bewegen, alles.

‘Wat ik heel belangrijk vind, is dat een schilderij… (denkt na) vanzelfsprekend lijkt. Vandaar misschien dat mijn werk soms wat rudimentair overkomt. Ik vind: als het overwerkt is, als het overduidelijk een worsteling is geweest, verdwijnt de frisheid uit een schilderij, en daarmee vaak ook de urgentie, de scherpte, de essentie.’

De verwijzing naar Van Eyck, wat moeten we daar achter zoeken?

LUC TUYMANS: Van Eyck, en met name dat schilderij, fascineert mij al sinds mijn jeugd. Ik heb altijd een probleem gehad met Van Eyck, en dat moest er eens uit.

En het probleem was?

TUYMANS: Dat zijn werk zo extreem goed is, natuurlijk. Wie is de beste schilder aller tijden? Toch niet Leonardo Da Vinci, zeker? Nee, dat is Jan van Eyck.

Wisselen uw smaken en voorkeuren voortdurend, of bent u streng en consequent?

TUYMANS: Het wisselt wel, maar niet spectaculair. Er komen eigenlijk voortdurend mensen bij. Wat de oude meesters betreft, houdt Goya mij de laatste jaren nogal bezig, terwijl ik vroeger Velazquez en El Greco prefereerde. Als overgangsfiguur naar de moderniteit is Goya soms moeilijk te vatten, maar dat maakt hem net interessant voor mij.

Ik doe af en toe ook een poging om kunstenaars die vergeten dreigen te worden opnieuw voor het voetlicht te brengen, zoals Jef Verheyen in The Gap. Hij is al lang dood, maar in de abstracte kunst was hij van historisch belang en van internationale klasse.

In het najaar gaat u James Ensor presenteren in de Royal Academy in Londen. Is dat nog nodig?

TUYMANS: Absoluut. Ensor was een Brit die zich pas laat in zijn leven tot Belg heeft laten naturaliseren, maar de Britten kennen hem niet. Het is ontstellend, maar in de National Gallery is geen enkel belangrijk werk van Ensor te vinden. Dus het wordt hoog tijd dat we daar iets aan doen.

Het centrale werk van die tentoonstelling wordt andermaal een schilderij dat mij al fascineert sinds mijn jeugd: ‘De intrige’, mijn lievelingswerk van Ensor. Kleine kanttekening: ik heb ook Ensors fameuze ‘Intrede van Christus’ nog gezien, en ik vind het een schandaal dat dat werk nu in de collectie van het Getty museum in Los Angeles zit en daar op een gruwelijke manier tentoongesteld wordt. Maar het is dan weer een groot geluk dat de kwalitatief meest hoogstaande Ensorcollectie die van het Museum van Schone Kunsten van Antwerpen is, en dat dat museum gesloten is wegens renovatie, zodat we over die werken kunnen beschikken. Er komt ook nog werk uit Oostende en uit het MSK in Gent, en we hebben twintig supergoeie tekeningen op de kop kunnen tikken, dus dat wordt een toptentoonstelling. Ik ga er mijn schilderij Les Gilles de Binche aan toevoegen, om een verbinding te maken met de maskers van Ensor, plus nog een prachtig werk van Guillaume Bijl.

En ik maak van de gelegenheid gebruik om twee mooie Spilliaerts te tonen, nog zo iemand die ze in Engeland totaal niet kennen.

Hier spreekt een vurig voorvechter van de Belgische kunst. Vindt u die ook echt beter of interessanter dan pakweg de Nederlandse, de Duitse of de Franse?

TUYMANS: Het zal wel zijn! Het staat buiten kijf dat deze regio al sinds mensenheugenis, lang voordat het hier België heette, indrukwekkende kunst en kunstenaars heeft voortgebracht. Over Van Eyck en de Vlaamse Primitieven, de grondleggers van de schilderkunst, hebben we het al gehad. Over Breugel, Rubens, Van Dijck en de grote barokschilders moeten we het zelfs niet hebben. Er zijn Ensor en Spilliaert, maar ook Magritte en Broodthaers. Enfin, ik mag niet te veel namen noemen want dan doe ik nog veel meer anderen onrecht aan. Ook vandaag nog hebben we in dit land een grote weelde aan goeie kunstenaars. We lijken echt niet te beseffen hoe uitzonderlijk dat is: zo’n klein land met zo veel individueel talent en zo veel creativiteit, dat bestaat echt nergens ander ter wereld. En ik ben niet de enige die dat vindt, hè; dat zegt iederéén die een beetje een zicht heeft op de wereld van kunst en cultuur. Dubbel jammer dat het politieke beleid zo mediocre is en dat we er organisatorisch zo weinig van bakken.

Bevalt dat steeds beter: curator zijn, tentoonstellingen maken, voor godfather spelen?

TUYMANS: Ik hengel niet naar die jobs als curator, voor alle duidelijkheid. Het is veeleer de collatoral damage van mijn succes. Men vraagt mij, en als het even kan ga ik daar met plezier op in en probeer ik er met veel inzet iets van te maken.

Ik beschouw het kunstenaarsgilde als een gemeenschap, en als ik die gemeenschap van dienst kan zijn: graag. Ik vind het vooral belangrijk om de volgende generatie kunstenaars een duw in de rug te geven. Want het is vandaag onvergelijkbaar veel moeilijker om aan de bak te komen, laat staan om internationaal gelanceerd te raken, dan toen ik begon. Het marktmechanisme is genadeloos. De grote galeries zijn nagenoeg allemaal corporate gegaan, mijn eigen New Yorkse galerie van David Zwirner voorop. Ik was in de jaren negentig een van de eerste vijf kunstenaars die toetraden tot zijn stal. Hij had toen welgeteld één assistente. Nu werken er tweehonderd mensen voor hem in New York, en nog eens tachtig in Londen. Jonge kunstenaars zijn terecht bang dat ze door zo’n machine eerst gemerkt worden als een product, en bij het groot huisvuil belanden als het niet onmiddellijk rendeert.

Gelukkig zijn er steeds meer interessante initiatieven van de kunstenaars zelf: een pop-upexpo in een appartementje hier, een interventie van een groepje kunstenaars daar. Of kijk naar Vaast Colson en Dennis Tyfus, die in Antwerpen het heft in eigen handen nemen en hun eigen artistieke biotoop organiseren. Dat ontstijgt het lokale niveau, want ze betrekken er ook internationale artiesten bij. En dat functioneert, dat leeft.

Is dat uw boodschap aan jonge kunstenaars: doe het zelf, want van de markt of de overheid zul je het niet meer moeten hebben?

TUYMANS: Wat die kleine, spontane initiatieven van kunstenaars vooral duidelijk maken, is hoe groot het institutionele deficit wel is. Met een Vlaamse overheid die nog maar één ding kent en kan – snoeihard snoeien – en die domweg niet inziet dat kunst niet alleen een kwestie van culturele identiteit en diversiteit is, maar ook dat het zeer winstgevend is om erin te investeren. De mensen zijn er verdomme in geïnteresseerd! Maar de Vlaamse overheid vervult een aantal van haar fundamentele opdrachten niet langer: kennisverwerving door kunst, cultuureducatie, cultuurbeleving. Het conformisme en de mediocriteit van de politici die we vandaag hebben, ik heb er bijna geen woorden voor.

Is het in België of Vlaanderen erger dan elders?

TUYMANS: Heel Europa is in crisis, dat is duidelijk: de terreuraanslagen, de niet te stuiten migratie, de mogelijke brexit, de Panama Papers. Maar het meest verontrustende van al vind ik de non-reactie van de politieke klasse daarop. Er loopt in heel Europa maar één politica rond die in staat is om boven haar strikt persoonlijke belang uit te stijgen: Angela Merkel. Omdat ze in de DDR is opgegroeid, Russisch spreekt en een beetje kan inschatten waar iemand als Poetin naartoe wil. Voor de rest: geen zweem van Europese solidariteit te bekennen. De manier waarop mensen die een oorlog zijn ontvlucht in Lesbos, in de bakermat van onze cultuur, achter prikkeldraad worden gezet, is een mensonterende schande. En ondertussen maar palaveren over het herformuleren van de Europese waarden. Op zo’n moment is cultuur net van vitaal belang, zou je denken, want die waarden drukken we eerst en vooral uit in onze cultuur. Cultuur is met andere woorden het belangrijkste wat we nog hebben, en dat zetten we nu ook op de helling.

U lijkt vandaag geëngageerder en zelfs militanter dan pakweg tien jaar geleden, ondanks het feit dat u uw schaapjes al lang op het droge hebt.

TUYMANS: Ik ben altijd geëngageerd geweest. De realiteit van vandaag is gewoon niet zo rooskleurig. We krijgen nu pas een goed inzicht in de gevolgen van de globalisering, de maskers vallen af. De drang om daar op de een of andere manier mee om te gaan, ook in mijn werk, is erg groot. Ik ben een kunstenaar die met de wereld en met de werkelijkheid bezig is. Ik ben niet de eerste en de enige, hè? Al eeuwen zijn kunstenaars ook ambassadeurs van de cultuur en wereldburgers, niet gebonden aan enge politieke belangen of landsgrenzen. Dat is de traditie waarin ik sta. Oké, ik ben niet milder of meegaander geworden met de jaren. (grijnst) Ik ga bijvoorbeeld zeker in mijn testament stipuleren dat er nooit een Luc Tuymans-museum mag komen, omdat ik dat de dood van elke kunstenaar vind: opgesloten worden in zichzelf. Kunst heeft een context nodig, kunst moet de wereld en de werkelijkheid bevragen, kunst moet de confrontatie aangaan. Niet enkel in de eigen tijd, maar tot ver na zijn tijd.

De toestand is niet rooskleurig, zegt u. Dat is uw werk ook nooit: rooskleurig. In de catalogus van Birds of a Feather, uw tentoonstelling van vorig jaar in Edinburgh, zei u: ‘I never see the happy things.’

TUYMANS: Klopt. Wanneer ik over straat loop zal ik niet de duif zien die sierlijk opvliegt, maar de duif die net overreden is door een auto. Als ik ergens ben, merk ik eerst de dingen op die niet kloppen. Overal waar ik kom, vraag ik me af: is het veilig? Dat is inderdaad geen bijzonder positieve instelling. Ik denk dat het aangeboren wantrouwen is. Het heeft ook te maken met mijn jeugd en mijn opvoeding. Maar het is datzelfde gevoel van onveiligheid dat de spanning creëert waaruit mijn beelden voortkomen. Wat alleen maar positief en mooi is, wat geen consequenties heeft, dat is niks voor mij. In de zon zitten, bijvoorbeeld: ik weet dat het belangrijk is, zoals ik ook weet dat het belangrijk is om op z’n tijd rust te nemen, maar ik hou dat gewoon niet vol. Naast dat wantrouwen is er ook continu een gevoel van onrust. Al sinds mijn jeugd, al zo lang ik weet eigenlijk, lijd ik aan slapeloosheid. Elke avond opnieuw moet er een afmattend spel gespeeld worden voor ik in slaap raak.

De drie kanaries die u voor die expo in Edinburgh hebt geschilderd zien er allesbehalve lieftallig uit. Dat is ook de Tuymans-touch: van iets banaals iets verontrustends maken. Die vogels zouden radioactief kunnen zijn.

TUYMANS: Je ziet om te beginnen niet of de kanaries nog leven of dat ze opgezet zijn. Ze zijn compleet verstard, daarom heb ik ze ook geschilderd. Bovendien heb ik ze reusachtig groot gemaakt, waardoor ze er nog minder als gezellige huisdiertjes uitzien. Voor de schilder in mij hebben ze de perfecte vormen, maar op zich vind ik vogels merkwaardig. Ik heb ze ook nooit graag aangeraakt: het is zo’n inconsistente materie, je vreest dat je al die botjes breekt als je er te hard in knijpt.

In bijna al uw werk zit een sardonisch element.

TUYMANS: Dat is het woord. Cynisch ben ik niet, maar sardonisch zeker wel. Het heeft opnieuw te maken met dat wantrouwen. Ik ben als kind jarenlang gepest geweest. Sindsdien ben ik niet alleen constant op mijn hoede, er sluimeren ook wel wraakgevoelens in mij.

Er bestaat ook zoiets als sardonisch plezier.

TUYMANS: Vooral het plezier van het schilderen maakt alles goed. Wanneer ik aan een nieuw schilderij begin, zijn de eerste drie uur altijd rampzalig, omdat ik dan zelf nog niet goed zie wat ik aan het doen ben. Gaandeweg valt de puzzel doorgaans in elkaar en komt het beeld letterlijk uit de verf. Toch vind ik een gelukt schilderij elke keer opnieuw een mirakel. Ik begrijp soms zelf niet hoe ik de juiste kleur toch weer gevonden heb, gewoon door op het palet een combinatie te maken die ik nooit eerder had gemaakt of waar ik zelfs nog nooit aan gedàcht had. Op zo’n moment is schilderen voor mij voodoo, magie.

Volgende week gaat uw tentoonstelling Glasses open in het Museum aan de Stroom (MAS) in Antwerpen. Centraal daarin staan uw portretten van figuren die toevallig allemaal een bril dragen: Lumumba, Koning Boudewijn, Ernest Claes, nazileider Heydric. Wie gaat de tentoonstelling openen?

TUYMANS: Weet ik niet. Een paar notabelen van de stad onder aanvoering van schepen van Cultuur Philip Heylen, neem ik aan. Waarom?

Je zou denken dat een historicus daar op zijn plaats is.

TUYMANS: O, maar ik verwacht niet dat de burgemeester zal komen opdagen. Meneer De Wever krijgt mijn naam zelfs niet over zijn lippen. Ter gelegenheid van de donatie van een werk van mij aan het Atheneum van Antwerpen heeft hij mij in een filmpje ‘onze grote stadsschilder’ genoemd. Zelf heb ik op een gegeven moment het idee geopperd om de audiogids voor de tentoonstelling in het MAS te laten inspreken door de burgemeester samen met Hugo Matthysen. Maar ook die illusie heb ik laten varen.

Het programma van Luc Tuymans

– Le Mépris, van 5 mei tot 25 juni in David Zwirner Gallery, New York. davidzwirner.com

Glasses, van 13 mei tot 18 september in het MAS, Antwerpen. mas.be

– 25 years of collaboration, van 7 september tot 22 oktober in Zeno X Gallery, Borgerhout. zeno-x.com

– Intrigue: James Ensor by Luc Tuymans, van 29 oktober tot 29 januari 2017 in de Royal Academy, Londen. royalacademy.org.uk

DOOR DANNY ILEGEMS, FOTO’S JOHAN JACOBS

‘Ik kan het steeds slechter verstoppen dat ik veel plezier beleef aan het schilderen.’

‘Cynisch ben ik niet, maar sardonisch zeker wel.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content