Leuven in oorlog: het verhaal van Louis De Clerck

Hoe bewust of onbewust beleeft een jongen de gebeurtenissen die later in de geschiedenisboeken komen onder de grote titel Tweede Wereldoorlog? Dat vroegen we ereambassadeur Louis De Clerck (81).

Stad in oorlog: zeven steden, zeven verhalen

‘Ik heb dat ook meegemaakt.’ Zo begonnen veel e-mailberichten en brieven van mensen die de voorbije maanden een van de Knack-stedenspecials over de Tweede Wereldoorlog hadden gelezen. En dan volgde meestal hun eigen relaas. Over honger en bombardementen, over een naargeestige of avontuurlijke kindertijd, over helden en verraders ook. Na al die jaren zijn ze het nog niet vergeten. Dat kunnen ze niet.

Maar niet alleen overlevenden van WOII blijven geboeid door die periode. Ook jonge mensen, die zijn opgegroeid met de verhalen van hun grootouders. Want ook zij beseffen heel goed dat de gebeurtenissen uit 1940-1945 nog altijd grote invloed hebben op de verhoudingen binnen families, dorpen en steden en zelfs binnen het hele land.

Omdat veel lezers ook lieten weten niet alleen geïnteresseerd te zijn in het wedervaren van hun eigen thuisstad, zijn alle plaatselijke edities nu gebundeld in Stad in oorlog, een magaboek met oorlogsverhalen uit Antwerpen, Gent, Brussel, Kortrijk, Brugge, Hasselt en Leuven. Daarin geven historici hun vaak verrassende visie op de oorlogsjaren en komen ook de getuigen zelf aan het woord.

Zo tekenden we onder meer de herinneringen op van Lode Wils, Andries Van den Abeele en Marcel Storme. Fotografe Lies Willaert zocht het voorbije jaar dan weer plekken op die tijdens de Tweede Wereldoorlog het decor vormden voor historische foto’s. Daar deed ze het werk van haar verre voorgangers nog eens over. Op dezelfde plek, vanuit hetzelfde camerastandpunt maar dan wel met de blik van iemand die pas vele jaren na de oorlog is geboren.

Ann Peuteman

Hoe bewust of onbewust beleeft een jongen de gebeurtenissen die later in de geschiedenisboeken komen onder de grote titel Tweede Wereldoorlog? Dat vroegen we ereambassadeur Louis De Clerck (81).

‘Mijn ouders hebben alles wat ze van hun ouders geërfd hadden moeten aanspreken om hun gezin te voeden tijdens die oorlogsjaren. Moeder had een tante die kloosterzuster was in Brussel. Die ontbood op een dag al haar neven en nichten, en zei dat alle kloosters een brief hadden gekregen van de kardinaal waarin hij erop aandrong dat de zusters die geld hadden hun families moesten helpen. Daarom stond ze haar erfenis af aan haar negen neven en nichten. En moeder kwam terug vanuit Brussel met zevenduizend frank op zak. Dat was een grote som, daar kon je in die tijd een klein huis mee kopen.

Voedsel was streng gerantsoeneerd: brood, boter, melk, aardappelen, vlees. De rantsoenen waren net groot genoeg om geen honger te lijden. Ieder gezin kreeg maandelijks een aantal bonnen om voedsel te kopen, afhankelijk van de samenstelling van het gezin.

Mama had natuurlijk heel wat bonnen met haar groot gezin. Op een dag verloor ze haar portemonnee in de Mechelsestraat. Iemand die hem gevonden had voor de winkel van de kruidenier had die daar afgegeven, en de winkelier heeft die terugbezorgd. Want, zei hij: “Zoveel zegels, dat kan alleen van mevrouw De Clerck zijn.”

Moeder had voor de oorlog wel gehamsterd: rijst, koffie, sigaretten, chocolade. Chocolade was voorbehouden voor heel grote gelegenheden, met Sinterklaas bijvoorbeeld. En tegen het einde van de oorlog kreeg papa maar één pakje sigaretten per week.

Het ergste, bij het eten, was dat bruine brood: dat was slecht, plat, vochtig. Een witte boterham met boter en confituur, daar konden we alleen maar van dromen. Af en toe kregen we wel wit brood. Vader was raadgevend ingenieur bij talrijke kleine brouwerijen. Er waren er toen nog honderden in België. Veel van die dorpsbrouwers hadden ook een boerderij. Daar kon hij soms een zak graan of een hesp kopen, die hij dan op zijn fiets naar huis bracht. Op zekere dag had hij een zakje graan meegebracht waarin koren en rogge vermengd waren en ik zie ons nog aan tafel het koren van de rogge scheiden. Een eindeloos werkje, korrel per korrel. Maar dan hadden we eindelijk eens wit brood! Er werd duchtig gesmokkeld, en ik vermoed dat mijn ouders echt noodzakelijke dingen ook soms voor woekerprijzen hebben gekocht. Ik heb ooit, op bezoek bij een tante, één banaan gekregen, lekker dat dat was. Het is de enige banaan die ik tijdens de oorlog heb gegeten.

Eieren werden bewaard in grote stenen potten. Appelen werden maanden lang bewaard op houten latten in de kelder. En hesp droogde op de zolder. Boter was er zelden. En dan de haring. Elke dag kregen we op school van de organisatie Winterhulp een schotel soep en een haring. In tomatensaus of in azijn. Wij waren die haring zó beu.

Echt honger hebben we niet geleden, maar ik leed als puber toch ontbering. Ik herinner me dat een jongere zus ziek was en dus een groter stuk vlees kreeg. Ik zat dan te wachten, want vaak had ze geen eetlust en dan mocht ik dat stuk vlees opeten. Ik denk dat we toch verzwakt geweest moeten zijn, want het minste wondje ontstak en ging zweren.’

Misjoe Verleyen

Stad in oorlog ligt vanaf 20 oktober in de krantenwinkel en kost 7,95 euro. Abonnees betalen 4,95 euro met de voordeelbon in Knack.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content